ECLI:NL:RBGEL:2021:4847

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
05/309535-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het treffen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet met betrekking tot de productie van metamfetamine

Op 7 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van metamfetamine, een verboden stof volgens de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1971 en wonende in de Piet Roordakliniek in Zutphen, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn schuur ter beschikking heeft gesteld voor de productie van synthetische drugs, ondanks dat hij wist dat er grondstoffen voor drugs zouden worden geproduceerd. De rechtbank heeft op basis van het bewijs, waaronder verklaringen van de verdachte en de aangetroffen materialen in de schuur, geoordeeld dat de verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft voor het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 358 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor verslavingszorg. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 200 uren opgelegd. De uitspraak is gedaan in het kader van de strijd tegen drugshandel en de schadelijke gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/309535-20
Datum uitspraak : 7 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
verblijvende in de Piet Roordakliniek in Zutphen.
Raadsman: mr. R.P. van der Graaf, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 maart 2021, 15 juni 2021 en 24 augustus 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 3.400 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020, althans op 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, te weten:
- één of meer jerrycans en/of zakken en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin chemicaliën en/of (andere) stoffen betrekking hebbend op en/of verband houdend met de productie van metamfetamine, waaronder wijnsteenzuur en/of natriumhydroxide
en/of aceton en/of tolueen en/of caustic soda;
- laboratoriummaterialen, waaronder een ventilatieopstelling, (kook)pannen, maatbekers, klemdekselvaten, maskers, (rubberen) handschoenen, weegschalen, PH-meter, waterslangen en/of
- gelden en/of andere betaalmiddelen
waarvan verdachte en/of verdachte’s mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het
plegen van dat/die feit(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of (een) andere medeverdachte(n) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020, althans op 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, te weten
- één of meer jerrycans en/of zakken en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin chemicaliën en/of (andere) stoffen betrekking hebbend op en/of verband houdend met de productie van metamfetamine, waaronder wijnsteenzuur en/of natriumhydroxide en/of en/of aceton en/of tolueen en/of caustic soda;
- laboratoriummaterialen, waaronder een ventilatieopstelling, (kook)pannen, maatbekers, klemdekselvaten, maskers, (rubberen) handschoenen, weegschalen, PH-meter, waterslangen en/of
- gelden en/of andere betaalmiddelen
waarvan verdachte en/of verdachte’s mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), tot en/of bij het plegen van voornoemd misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020, althans op 6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een schuur (behorende bij het perceel aan de [adres] ) ter beschikking te stellen en/of elektriciteitsvoorziening(en) beschikbaar te stellen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2 subsidiair. Ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair, heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu niet is gebleken dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het metamfetaminemateriaal. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de rol van verdachte gekwalificeerd moet worden als medeplichtige, nu hij slechts zijn schuur ter beschikking heeft gesteld.
De beoordeling door de rechtbank
De aangetroffen situatie
Op 6 december 2020 is door de groep Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) onderzoek ingesteld op het perceel aan de [adres] in Baak. De LFO constateerde dat in een grote schuur, die direct verbonden was met de woning, bouwwerkzaamheden plaatsvonden en dat er verschillende ruimtes waren gemaakt. De ruimtes waren voorzien van een professioneel aangelegde luchtaanvoer- en afzuiging, waarbij de afgevoerde lucht gefilterd en gewassen werd. De watertoevoer en elektriciteit waren afkomstig uit de woning. Door de LFO is in de verschillende ruimtes onder meer het volgende aangetroffen:
  • in ruimte A: 2 klemdekselvaten, 9 maatbekers, 1 fles ethanol, 1 zak wijnsteenzuur en 3,4 kilo materiaal bevattende metamfetamine;
  • in ruimte B: 79 zakken wijnsteenzuur, 4 zakken caustic soda, 110 jerrycans aceton, 16 jerrycans tolueen, 4 flessen ethanol, 4 maatbekers, waterslangen, stoffen, vinyl en rubberen handschoenen, 2 halfgelaatsmaskers, weegschaal, 2 pannen (inhoud 36 en 40 liter), pH-meter en een ventilatieopstelling.
Volgens de LFO zijn de aangetroffen chemicaliën, de diverse goederen en de ruimtes met ventilatievoorziening typisch voor de grootschalige bewerking van metamfetamine. [2]
Op basis van de aangetroffen en geanalyseerde materialen is de rechtbank van oordeel dat op voormeld perceel goederen zijn aangetroffen die bestemd waren voor de vervaardiging van metamfetamine en dat in de schuur een drugslaboratorium in aanbouw was.
De betrokkenheid van verdachte
De vragen waarvoor de rechtbank zich vervolgens ziet gesteld, is of verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen en of verdachte wist of ernstig had moeten vermoeden dat die goederen bestemd waren voor de vervaardiging van metamfetamine.
Verdachte is eigenaar van bovengenoemd perceel en heeft bij de politie het volgende verklaard. Verdachte had financiële problemen en is in de zomer van 2020 in contact gekomen met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] kende personen die in de schuur van verdachte grondstoffen wilden produceren; dit betrof a-olie. Verdachte wist dat a-olie een grondstof voor drugs was. In ruil voor het beschikbaar stellen van zijn schuur zou verdachte in eerste instantie € 20.000,- per week krijgen, later werd dit bedrag verlaagd naar € 5.000,- per week. Verdachte had van te voren afspraken gemaakt over de gevaren, zo moest er bijvoorbeeld goede afzuiging komen en moest er geen brandgevaar zijn. Nadat op enig moment een kink in de kabel kwam, omdat iemand die eindproducten verkocht was opgepakt, kwam [medeverdachte 2] begin oktober 2020 met een andere persoon die het plan zou overnemen. Snel daarna werd de schuur verbouwd, waarbij vier personen betrokken waren met ieder een eigen rol: één van de personen faciliteerde de bouw, twee personen waren aan het klussen en een vierde persoon had de leiding over hen. Verdachte zag dat er cabines waren gemaakt. Op 3 december 2020 kwamen twee personen op het perceel met de mededeling dat ze zouden beginnen. Eén van die personen was medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] verbleef sindsdien op het perceel. Verdachte heeft een paar keer eten voor de personen gehaald. Het produceren zou in cyclische perioden van tien weken gebeuren, waarbij de personen 12 tot 14 uur per dag aan het werk zouden zijn, vooral ‘s nachts. Verdachte heeft grote vaten zien staan. Verdachte wist dat er chemicaliën zouden komen. Er zou voor ongeveer een half miljoen euro geïnvesteerd zijn in de schuur. In totaal heeft verdachte € 17.000,- ontvangen. [3] Vanaf de start van het productieproces zou verdachte
€ 5.000,- per week ontvangen. [4]
Op basis van de beschreven bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de verhuurder van de schuur was, dat de schuur direct verbonden was met de woning, dat verdachte toegang had tot de schuur en dat verdachte wist dat er grondstoffen voor drugs in de schuur zouden worden geproduceerd. Verdachte is naar eigen zeggen meermaals in de schuur geweest. Verdachte had als eigenaar van het perceel (en de schuur) bij uitstek zeggenschap over wat er op zijn terrein gebeurde en wat daar door anderen werd opgeslagen en uitgevoerd. Hij kon aldus over het metamfetaminemateriaal
(feit 1), de voorwerpen en stoffen
(feit 2)beschikken en was in staat om ten aanzien daarvan in ieder geval in feitelijke zin te bepalen of zij op het terrein aanwezig konden blijven of niet. Als verdachte al geen specifieke wetenschap had over de aanwezigheid van het metamfetaminemateriaal, heeft hij in elk geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit in de schuur aanwezig kon zijn, nu hij wist dat er grondstoffen voor drugs zouden worden geproduceerd. Daarmee staat vast dat verdachte de aangetroffen hoeveelheid van het metamfetaminemateriaal aanwezig heeft gehad en dat hij de voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad.
Wat betreft het onder 1 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat door het zelf aanwezig hebben van het metamfetaminemateriaal, verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht van de in artikel 2 onder C van de Opiumwet strafbaar gestelde gedraging. Verdachte was niet de eigenaar, hij wist dat anderen verantwoordelijk waren en koos ervoor om niet in te grijpen, ondanks dat hij als eigenaar van het perceel bij uitstek degene was die daarover kon beschikken in de zin dat het middel zich in de machtssfeer van verdachte bevond. Aldus heeft hij niet alleen opzet gehad op de aanwezigheid van het metamfetaminemateriaal, maar ook opzet gehad op het tezamen en in vereniging met anderen aanwezig hebben daarvan.
Wat betreft het onder 2 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat onder het bereik van artikel 10a van de Opiumwet onder meer vallen het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van een strafbaar feit. Hoewel deze gedragingen in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht als ‘medeplichtigheidshandelingen’ worden gezien, worden deze gedragingen op grond van artikel 10a van de Opiumwet gekwalificeerd als het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen. Dit is een op zichzelf staand strafbaar feit waaraan verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig heeft gemaakt door de schuur te verhuren/ter beschikking te stellen en niet in te grijpen terwijl hij wist van de illegale situatie. Voorts heeft verdachte de voorwerpen en stoffen voorhanden gehad terwijl hij wist dat deze bestemd waren voor drugsproductie. Aldus heeft verdachte zelfstandig uitvoeringshandelingen verricht die strafbaar zijn gesteld in artikel 10a van de Opiumwet en in aanmerking genomen dat verdachte ook wist dat anderen betrokken waren bij de situatie in de schuur, heeft verdachte ook het opzet gehad op het tezamen en in vereniging met anderen plegen van die voorbereidingshandelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte dan ook van voldoende gewicht geweest om te spreken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Dat leidt tot de conclusie dat verdachte zich aan de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks6 december 2020 te Baak, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 3.400 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2020 tot en met 6 december 2020
, althans op 6 december 2020te Baak, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en
vervoermiddelen,stoffen,
gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, te weten:
-
één ofmeer jerrycans en
/ofzakken en
/of(andere soorten) verpakkingen met daarin chemicaliën en
/of(andere) stoffen betrekking hebbend op en/of verband houdend met de productie van metamfetamine, waaronder wijnsteenzuur
en/of natriumhydroxide
en
/ofaceton en
/oftolueen en
/ofcaustic soda;
- laboratoriummaterialen, waaronder een ventilatieopstelling, (kook)pannen, maatbekers, klemdekselvaten, maskers, (rubberen) handschoenen, een weegschaal, een PH-meter en waterslangen
en/of
- gelden en/of andere betaalmiddelen
waarvan verdachte en
/ofverdachte’s mededader
(s
)wist
(en
)of ernstige redenen had
(den
)te vermoeden, dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat
/diefeit
(en).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’;
ten aanzien van feit 2:
‘medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door zichzelf en een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarvan 177 dagen onvoorwaardelijk en 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd en met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de eis van de officier van justitie te volgen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft, om zijn financiële problemen op te lossen, een schuur die op zijn perceel stond ter beschikking gesteld aan drugscriminelen die deze ruimte nodig hadden om een laboratorium voor de productie van synthetische drugs op te zetten. In de schuur lag amfetaminemateriaal. Daarnaast lagen in de schuur voorwerpen en grote hoeveelheden chemicaliën die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Hoewel verdachte niet zelf synthetische drugs zou produceren, is zijn gedrag laakbaar. Door de mogelijkheid in het leven te roepen drugs te gaan produceren in zijn schuur, heeft hij drugsproducenten gefaciliteerd in het gaan produceren van stoffen die zeer belastend zijn voor de volksgezondheid en het milieu. Bovendien zou hij meedelen in de winst: hij zou immers aanvankelijk €20.000,- en later € 5.000,- per week ontvangen voor het ter beschikking stellen van de schuur, wat veel meer is dan de legale verhuur van de schuur zou opleveren. Dusdoende zou hij ook een bijdrage gaan leveren aan het door criminelen vergaren van grote bedragen aan geld, hetgeen een corrumperende invloed heeft op onze maatschappij. Het is niet aan verdachte te danken dat het uiteindelijk niet zover is gekomen.
Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen in de Opiumwet en het daarop gestelde wettelijke strafmaximum is tot uiting gebracht dat tegen drugshandel, ook wanneer deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, krachtig dient te worden opgetreden. Synthetische drugs zijn zeer schadelijke stoffen voor de volksgezondheid en het milieu en vormen tevens een bedreiging voor de samenleving in het algemeen vanwege de criminaliteit en de overlast die de handel in en het gebruik van verdovende middelen met zich brengen. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat de pleegperiode relatief kort is geweest en dat verdachte medewerking aan het onderzoek heeft verleend.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 6 juli 2021. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van 2 augustus 2021.
Op de gepleegde strafbare feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een -deels voorwaardelijke- gevangenisstraf. De oplegging van een dergelijke straf is ook noodzakelijk om een voldoende afschrikwekkend effect te bewerkstelligen en recidive te voorkomen. De door de officier van justitie geëiste duur van de gevangenisstraf is daarvoor passend. De rechtbank zal daarnaast ook een taakstraf van 200 uren opleggen omdat zij tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan door de officier van justitie is gevorderd en het totaal van deze straf meer in de lijn ligt van wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd . Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank zal de teruggave van de Samsung tablet aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van 358 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen volgend op de uitspraak telefonisch zal melden bij Tactus Reclassering ( [telefoonnummer] ). Verdachte zal zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte medewerking zal verlenen aan opname en behandeling in FVK Piet Roorda of een soortgelijk zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, doch maximaal 1 jaar. Verdachte zal zich houden aan huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de zorgverlener zullen worden. De inname van medicatie kan onderdeel uit maken van de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang wenselijk vindt, zal verdachte meewerken aan indicatiestelling en plaatsing;
- verdachte zich onder behandeling zal stellen bij Tactus verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven, indien en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte zich, indien de reclassering dit in het kader van middelengebruik noodzakelijk acht, klinisch zal laten opnemen en behandelen ten behoeve van detoxificatie en diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken. Verdachte zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
- verdachte medewerking zal verlenen aan de controle op middelengebruik, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle kan plaatsvinden middels urine- en/of ademonderzoek;
- verdachte inzicht zal geven in zijn financiële situatie en, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, medewerking zal verlenen aan schuldhulpverlening;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 gelast de teruggave van de Samsung tablet aan de rechthebbende;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn, voorzitter, mr. M.F. Gielissen en
mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal met proces-verbaalnummer 202012070830.REL (onderzoeksnummer ON3R020109, onderzoek Bergamot), gesloten op 22 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 52-55 en het NFI-rapport, p. 189-193.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 494-498, 502, 506-507, 523-525 en 534.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2021.