ECLI:NL:RBGEL:2021:4826

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
C/05/376955 / HA ZA 20-547
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid na faillissement van een vennootschap met betrekking tot aandeelhouders en bestuurders

In deze zaak vordert eiseres, een aandeelhouder van de vennootschap DMGN, schadevergoeding van de andere aandeelhouders en de bestuurder na het faillissement van de vennootschap. Eiseres stelt dat de bestuurder onbevoegd heeft gehandeld bij het aangaan van een geldlening en het vestigen van een pandrecht op de handelsvoorraad, wat heeft geleid tot de waardevermindering van haar aandelen. De rechtbank oordeelt dat de schade in de eerste plaats is te wijten aan het nalaten van een medebestuurder en dat de schade door de vennootschap zelf is geleden, niet door eiseres persoonlijk. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af, omdat zij niet heeft aangetoond dat er een specifieke zorgvuldigheidsnorm is geschonden die jegens haar als aandeelhouder geldt. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar zijn, omdat de schade die zij stelt te hebben geleden, in wezen de schade van de vennootschap zelf betreft. De rechtbank wijst ook de vorderingen in reconventie af, omdat de eisers in reconventie niet hebben aangetoond dat zij recht en belang hebben bij de opheffing van de beslagen. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/376955 / HA ZA 20-547
Vonnis van 1 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. P.C.M. Ouwens te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DISQ MOBILE GYM INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DISQ MOBILE GYM HOLDING B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JACH HOLDING B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
4.
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHUBOEK B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
6.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. V.H.B. Kruit te Utrecht.
Partijen zullen hierna enerzijds [eiseres] en anderzijds gezamenlijk gedaagden en afzonderlijk International, Holding, Jach, [gedaagde 1] , Schuboek en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 februari 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 juli 2021 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] (hierna: [eiseres] ) is middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres] .
2.2.
[gedaagde 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van Jach. Jach is bestuurder van Holding. Holding is de moedervennootschap van International. International wordt eveneens bestuurd door [gedaagde 1] .
2.3.
De bestuurder en enig aandeelhouder van Schuboek is [gedaagde 2] , de vader van [gedaagde 1] .
2.4.
De DISQ is een handzaam fitnessapparaat waarmee thuis en onderweg sportoefeningen kunnen worden uitgevoerd. Op enig moment hebben [gedaagde 1] en [eiseres] besloten om hun krachten te bundelen en samen te werken om de DISQ op de markt te brengen en een online gezondheidsplatform te ontwikkelen rondom de DISQ.
2.5.
Op 6 september 2018 hebben Holding en [eiseres] een aandeelhoudersovereenkomst getekend betreffende DISQ Mobile Gym Nederland B.V. (hierna: DMGN), toen nog in oprichting.
2.6.
Vervolgens is op 13 september 2018 DMGN opgericht. Uit de statuten van DMGN blijkt het volgende doel:
(…)
a. het initiëren en (doen) exploiteren van een online gezondheidsplatform en online personal training en coaching concept, mede op basis van de DISQ-apparatuur, het inkomen, verkopen en vermarkten van de DISQ-apparatuur en het publiceren van gezondheids- en voedingsboeken en aanverwante (online) content;
(…)
2.7.
[eiseres] en Holding houden ieder 50% van de aandelen in DMGN en zijn ieder gezamenlijk bevoegd bestuurder blijkens artikel 12 van de statuten:
(…)
Vertegenwoordiging
Artikel 12.
1. Het Bestuur vertegenwoordigt de Vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan:
a. elke afzonderlijke bestuurder met de titel van algemeen directeur;
b. twee gezamenlijk handelende bestuurders.
(…)
2.8.
Op 21 september 2018 is door Holding en [eiseres] een schriftelijke volmacht verleend aan [gedaagde 1] om, onder verlening van de titel “CEO”, DMGN zelfstandig te vertegenwoordigen. In de schriftelijke volmacht staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
(…)
[gedaagde 1] behoeft de voorafgaande goedkeuring van DMGH [Holding, toevoeging rechtbank] en WM [ [eiseres] , toevoeging rechtbank] voor (rechts) handelingen of besluiten strekkende tot het:
(…)
d. aangaan en verstrekken van geldleningen en kredietovereenkomsten ten laste van de vennootschap en het door de vennootschap en het aangaan van borgtochten en overeenkomsten met soortgelijke strekking;
(…)
2.9.
International heeft DISQ’s aan DMGN geleverd. Deze zijn niet (volledig) betaald door DMGN.
2.10.
Medio 2019 is de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde 1] verslechterd. [eiseres] is gestopt met het promoten van de DISQ via haar Instagram account en heeft geen promotiefilms meer opgenomen ten behoeve van de DISQ.
2.11.
Bij de stukken bevindt zich een onderhandse akte met de titel ‘Overeenkomst van geldlening’, gedateerd op 19 april 2019, met als partijen International als geldgever en DMGN als geldnemer. [gedaagde 1] heeft deze overeenkomst ondertekend namens zowel DMGN als International. In de akte is, voor zover hiervan belang, het volgende bepaald:
(…)
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
a) Geldgever aan Geldnemer heeft verstrekt, gelijk Geldnemer van Geldgever heeft ontvangen, een bedrag van € 411.931,83 (zegge: tweehonderdéénentachtigduizend en tachtig euro en vijfentachtig eurocent);
b) Partijen de voorwaarden van de door Geldgever aan geldnemer verstrekte geldlening in deze overeenkomst (hierna: de
Overeenkomst) wensen vast te leggen, waarbij tot zekerheid van de nakoming van de Overeenkomst tevens ten gunste van Geldgever een pandrecht zal worden verstrekt door Geldnemer ter zake diens roerende zaken;
c) De Overeenkomst en de pandakte komen tussen Partijen tot stand met het doel om de activiteiten van Geldnemer te kunnen bekostigen.
Verklaren als volgt te zijn overeengekomen
Artikel 1: Geldlening
1.1
Geldgever heeft per 11 juni 2019 aan Geldnemer geleend een bedrag van € 411,931,83 (zegge: tweehonderdéénentachtigduizend en tachtig euro en vijfentachtig eurocent), hierna te noemen de “
Hoofdsom”. Deze lening is verstrekt tot maximaal 31 december 2019.
(…)
Artikel 7 Zekerheid
7.1
De Geldnemer verplicht zich jegens Geldgever om op eerste verzoek van Geldgever, alsmede op ondertekeningsdatum van de Overeenkomst tevens een pandrecht op roerende zaken (waaronder voorraad en inventaris) en vorderingen in de zin van boek 3 BW, beiden van zo hoog mogelijke rang, te verstrekken aan Geldgever tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen Geldnemer op grond van de Overeenkomst alsdan aan Geldgever schuldig is, vermeerderd met rente over drie jaren en kosten, welke renten en kosten zullen worden begroot op twintig procent van de hoofdsom, op de aan de Geldnemer in eigendom toekomende roerende zaken en vorderingen.
(…)
2.12.
Bij de stukken bevindt zich een onderhandse akte met de titel ‘Akte tot verpanding van roerende zaken’, gedateerd op 19 april 2019 met als partijen International als pandhouder en DMGN als pandgever. [gedaagde 1] heeft ook deze akte ondertekend namens zowel DMGN als International. In deze akte is, voor zover hiervan belang, het volgende bepaald:
(…)
Artikel 1: - Verpanding voorraad en inventaris
1.1
In aansluiting op de tussen Partijen aangegane Geldleningsovereenkomst op grond waarvan Pandgever jegens Pandhouder verplicht is na te melden zekerheden aan Pandhouder te verschaffen, verpandt Pandgever bij deze aan Pandhouder, gelijk Pandhouder bij deze als pand aanvaardt van Pandgever:
a. de gehele bedrijfsinventaris behorende tot de onderneming van Pandgever, zoals deze thans aanwezig is in de tot de onderneming te rekenen bedrijfsgebouwen en bedrijfsterreinen, waaronder onder meer begrepen de als volgt gespecificeerde zaken
b. alle onder sub a bedoelde zaken, welke in de toekomst tot de bedrijfsinventaris van de onderneming van Pandgever zullen gaan behoren;
(…)
e. De gehele voorraad (waaronder grondstoffen, halffabricaten, in bewerking zijnde materialen en voor bedrijfsmatige exploitatie gereed zijnde zaken) behorende tot de onderneming van Pandgever, zoals deze thans aanwezig is in of op de tot de onderneming te rekenen bedrijfsgebouwen en bedrijfsterreinen elders;
(…)
2.13.
Bij brief van 25 oktober 2019 hebben Holding, Jach, International en [gedaagde 1] onder andere [eiseres] aansprakelijk gesteld wegens het feitelijk terugtrekken uit de samenwerking, het frustreren van het uitoefenen van bestuur binnen DMGN, het weigeren van financiering aan DMGN en het concurrentie aandoen aan DMGN. In deze brief staat, voor zover relevant:
(…)
Hoewel de samenwerking aanvankelijk een vlucht nam en de heer [gedaagde 1] en mevrouw [eiseres] gezamenlijk ideeën creëerden binnen de Vennootschap [DMGN, toevoeging rechtbank] (…) blijkt de samenwerking op dit moment geheel tot stilstand te zijn gekomen als gevolg van het verbreken van ieder contact aan de zijde van mevrouw [eiseres] met de heer [gedaagde 1] . Hoewel hier persoonlijke overwegingen aan ten grondslag liggen wensen cliënten (anders dan mevrouw [eiseres] ) wel door te gaan met de DISQ-formule (…). Het feit dat mevrouw [eiseres] zonder reden haar afspraak afzegde bij het Alexander Monro ziekenhuis teneinde met cliënten de actie tegen borstkanker te promoten én stelselmatig afwezig is tijdens de aandeelhoudersvergaderingen, geeft er dan ook blijk van dat mevrouw [eiseres] geen heil ziet in een verdere samenwerking. Daarnaast stellen cliënten vast dat mevrouw Huffmeijer evenmin verschijnt bij de aandeelhoudersvergaderingen, heeft zij aangegeven dat zij niets meer zullen investeren in de samenwerking met cliënten en daarnaast alle betalingen binnen de Vennootschap blokkeren.
(…)
2.14.
Op 24 februari 2020 heeft International, na daartoe op 21 februari 2020 verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van rechtbank Gelderland, pandhoudersbeslag gelegd op de voorraad DISQ’s van DMGN.
2.15.
Op 30 maart 2020 zijn de in pandhoudersbeslag genomen DISQ’s via een openbare veiling voor een bedrag van € 40.000,00 verkocht aan Schuboek.
2.16.
Op 22 april 2020 zijn Holding, International, Jach en [gedaagde 1] door [eiseres] aansprakelijk gesteld en gesommeerd de DISQ’s terug te (doen) brengen in het vermogen van DMGN.
2.17.
Op 6 mei 2020 heeft de Voorzieningenrechter van rechtbank Amsterdam een vonnis in kort geding gewezen tussen International als eisende partij en DMGN als gedaagde partij, waarin DMGN bij verstek is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 379.248,94 aan International. In dit verstekvonnis is, zover hier van belang, het navolgende overwogen:
(…)
2.2.
Op 24 april 2020 is gevraagd of er van uitgegaan mocht worden dat gedaagde de dagvaarding had ontvangen. Hierop is in de e-mail van 1 mei 2020 geantwoord dat Disq Mobile Gym Nederland B.V. in de persoon van de heer R. [gedaagde 1] , een van haar bestuurders, de dagvaarding heeft ontvangen en daarvan melding heeft gedaan aan Mike [eiseres] , de bestuurder van [eiseres] [ [eiseres] , toevoeging rechtbank], zijnde, naast Disq Mobile Gym Holding B.V., de andere 50% aandeelhouder van Disq Mobile Gym Nederland B.V. Daarnaast is medegedeeld dat Disq Mobile Gym Nederland B.V. en [gedaagde 1] geen verweer wensen te voeren tegen de vordering.
2.3.
Aangezien op grond van het voorgaande aannemelijk is dat de dagvaarding gedaagde heeft bereikt en overigens de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, kan het gevraagde verstek worden verleend.
2.4
Desgevraagd is verder medegedeeld dat [gedaagde 1] op dit moment enig (middellijk) bestuurder is van Disq Mobile Gym Holding B.V. en Disq Mobile Gym International B.V., alsmede de gezamenlijk bestuurder van Disq Mobile Gym Nederland B.V. Verder is vermeld dat [gedaagde 1] blijkens de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel van 21september 2018 tot en met 18 juni 2019 – in deze periode is de lening tot stand gekomen waarvan thans terugbetaling wordt gevorderd – als CEO (Chief Executive Officer) een volledige volmacht had om Disq Mobile Gym Nederland B.V. te vertegenwoordigen.
(…)
2.18.
Op 5 juni 2020 heeft [eiseres] na daartoe gekregen verlof conservatoir beslag gelegd ten laste van [gedaagde 1] , Jach, Holding en International.
2.19.
Op 22 juni 2020 heeft [eiseres] Schuboek en [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld.
2.20.
Op 29 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland in een kort geding tussen onder meer partijen vonnis gewezen. Hierin staat, voor zover relevant:
4.7
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. De vorderingen ten aanzien van de zaken strekken, zoals blijkt uit de dagvaarding en door [eiseres] c.s. is herhaald ter zitting, tot het terugbrengen van de voorraad in DMGN om zo de vermogenspositie van DMGN te herstellen.
Aan deze vorderingen leggen [eiseres] c.s. verschillende onrechtmatige daden ten grondslag.
Voor zover het gaat om de gestelde aansprakelijkheid als (middellijk) bestuurder van DMGN heeft te gelden dat de vorderingen worden ingesteld door zowel een crediteur als een aandeelhouder van DMGN zonder dat daarbij is aangegeven welke specifieke zorgvuldigheidsnorm is geschonden jegens de aandeelhouder en welke jegens de crediteur.
De drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid ligt bovendien hoog. In het geval dat een schuldeiser van een vennootschap wordt benadeeld door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering, geldt als vertrekpunt dat slechts de vennootschap aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. Echter, onder bijzondere omstandigheden kan naast aansprakelijkheid van de vennootschap ook aansprakelijkheid worden aangenomen van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen “alleen dan” worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem ter zake van de benadeling, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 5 september 2014, NJ 2014, 21; HR 18 februari 2000, NJ 2000, 295).
[eiseres] c.s. hebben echter nagelaten om specifiek aan te geven waaruit dat ernstig persoonlijk verwijt bestaat. Zij stellen enkel dat R. [gedaagde 1] zich als crediteur van DMGN heeft bevoordeeld ten opzichte van de andere crediteuren, [eiseres] en Driggem Concepts. Niet is bijvoorbeeld gesteld dat R. [gedaagde 1] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van geldlening wist of kon weten dat DMGN op dat moment niet meer aan haar aflossingsverplichting kon voldoen en geen verhaal zou bieden.
Evenmin hebben [eiseres] c.s. gesteld welke schade de crediteuren hebben geleden door het handelen van de (middellijk) bestuurder en welke schade de aandeelhouder heeft geleden. De schade die zij benoemen, bestaande uit (de waarde van) de onttrokken voorraad, is de schade van de vennootschap zelf en dat is niet per definitie de schade die de crediteuren en de aandeelhouder door het gestelde onrechtmatige handelen van de (middellijk) bestuurder lijden.
4.8.
Voor zover het gaat om onrechtmatig handelen van DMGI en Schubroek heeft verder te gelden dat de vraag of op rechtsgeldige wijze een pandrecht is gevestigd op de voorraad van DMGN en of de eigendom van de voorraad zaken op Schubroek is overgegaan op dit moment niet beantwoord kan worden. Daarbij is van belang dat partijen op bepaalde, essentiële, onderdelen lijnrecht tegenover elkaar staan. Nadere bewijslevering is nodig en daarvoor leent dit kort geding zich niet.
Dat betekent dat nu ook niet kan worden geconcludeerd dat R. [gedaagde 1] als bestuurder van DMGI of J. [gedaagde 1] als bestuurder van Schubroek aansprakelijk is jegens eiseressen, nog daargelaten dat ook op dit punt onvoldoende is gesteld om vast te kunnen stellen dat aan de hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid is voldaan.
2.21.
Bij vonnis van 30 juni 2020 is DMGN in staat van faillissement verklaard. De curator schrijft in zijn faillissementsverslag over de oorzaak van het faillissement het volgende:
Uit de toelichting van beide bestuurder/aandeelhouders alsmede de beschikbare stukken rijst het volgende beeld.
In 2018 is een samenwerking ontstaan tussen [gedaagde 1] (via DMGH) en W. [eiseres] (via [eiseres] ) voor het gezamenlijk op de Nederlandse markt brengen van het mobiele fitness apparaat de DISQ. Dit door middel van een platvorm waarbij de DISQ’s werden verkocht in combinatie met een abonnement dat de leden recht gaf op een dagelijkse digitale workout alsmede enige (digitale) begeleiding (‘[eiseres] DISQ Club’). (…) Het concept leek goed aan te slaan. In 2019 is echter tussen DMGH c.s. en [eiseres] c.s. verschil van inzicht ontstaan over de samenwerking. De onderneming van DMGN bleef operationeel maar DMGH c.s. en [eiseres] c.s. slaagden er niet in de geschilpunten over de (beëindiging van de) samenwerking in overleg op te lossen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
voor recht verklaart dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseres]
gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 1.336.251,83 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 april 2020 over € 1.330.580,50, althans vanaf 8 juli 2020 althans vanaf de dag waarop de dagvaarding is betekend tot de dag waarop de gehele vordering is voldaan,
gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke incassokosten, de beslagkosten, de proceskosten en de nakosten, deels te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] vordert schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad. Volgens [eiseres] hebben Holding, Jach en [gedaagde 1] , in hoedanigheid van (middellijk bestuurder) van DMGN jegens [eiseres] onrechtmatig gehandeld door, kort gezegd,
mee te werken aan het sluiten van de geldleningsovereenkomst en de pandakte in de wetenschap dat Holding en [gedaagde 1] daartoe niet bevoegd waren,
mee te werken aan het uitoefenen van het pandrecht wetende dat dit pandrecht niet rechtsgeldig was gevestigd en [eiseres] hierdoor zou worden benadeeld en International en Schuboek zouden worden verrijkt
de geldleningsovereenkomst en de pandakte te antedateren
misbruik te maken van een tussen hen bestaand identiteitsverschil.
[eiseres] maakt International onder meer de hierboven onder a) en b) genoemde verwijten. [eiseres] maakt Schuboek en [gedaagde 2] het hierboven onder b) genoemde verwijt.
Volgens [eiseres] heeft zij door het onrechtmatig handelen afgeleide schade geleden in de vorm van vermindering van de waarde van de aandelen van [eiseres] in DMGN.
3.3.
Gedaagden betwisten dat [gedaagde 1] niet bevoegd was DMGN te vertegenwoordigen bij het sluiten van de geldleningsovereenkomst en bij de pandakte. Zij menen dat er sprake was van een volmacht waarbij [gedaagde 1] na afstemming met [eiseres] wel degelijk namens DMGN mocht tekenen. Volgens hen zijn de geldleningsovereenkomst en de pandakte dus rechtsgeldig tot stand gekomen. Ook beroepen gedaagden zich op schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dat International een pandrecht eiste, was niet vreemd gelet op de oplopende vordering voor de geleverde DISQ’s. Volgens gedaagden was [eiseres] ook volledig op de hoogte van de geldleningsovereenkomst, het pandrecht en de volledige volmacht. De executie van de in beslag genomen DISQ’s is vervolgens volgens alle wettelijke vereisten en termijnen verlopen en de verkoopopbrengst is in mindering gebracht op de openstaande vordering van International op DMGN. Daarom is er geen sprake van benadeling. Voor wat betreft de bestuurdersaansprakelijkheid doen gedaagden een beroep op eigen schuld. Ook wijzen zij erop dat niet duidelijk is welke specifieke zorgvuldigheidsnormen zijn geschonden. Gedaagden betwisten dat er misbruik is gemaakt van identiteitsverschil. Tot slot betwisten gedaagden dat er sprake is van causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige daad en de gestelde schade, dat er voldaan is aan het relativiteitsvereiste en dat [eiseres] schade heeft geleden. Schuboek en [gedaagde 2] komt een beroep toe op artikel 3:86 lid 1 BW, aldus gedaagden. Schuboek heeft de DISQ’s te goeder trouw via een openbare executoriale veilig gekocht. Gedaagden voeren ook aan dat hetgeen [eiseres] als onrechtmatig aanduidt, allemaal rechtshandelingen zijn die betrekking hebben op DMGN. Zij verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 2 december 1994, Poot/ABP (www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:1994:ZC1563).
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
Eisers in reconventie (International, Holding, Jach en [gedaagde 1] ), vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- onder de voorwaarde dat de vorderingen in conventie worden afgewezen, [eiseres] gebiedt om de gelegde beslagen ten laste van gedaagden op onroerende zaken en onder derden op te heffen onder verbeurte van een dwangsom,
- onder de voorwaarde dat de vorderingen in conventie worden toegewezen, [eiseres] veroordeelt tot betaling van € 150.000,00 aan Holding uit hoofde van artikel 14 lid 3 van de aandeelhoudersovereenkomst en van € 2.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente,
met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de kosten van executie.
3.5.
Eisers in reconventie, voeren hiertoe aan dat [eiseres] met DMGN concurreert en dit onrechtmatig is jegens Holding. [eiseres] ondermijnt hiermee de financiële positie van DMGN. Bovendien schendt [eiseres] met dit handelen de afspraken van de aandeelhoudersovereenkomst en raakt zij contractuele boetes verschuldigd op grond van artikel 14 lid 3 van de aandeelhoudersovereenkomst.
3.6.
[eiseres] betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst. Zij heeft niet in strijd met de aanbiedingsplicht gehandeld, heeft geen inbreuk gemaakt op de IE-rechten, heeft niet het concurrentiebeding overtreden of anderszins in strijd met de aandeelhoudersovereenkomst gehandeld, aldus [eiseres] .
Voor wat betreft de gevorderde opheffing van beslagen voert [eiseres] aan dat eisers in reconventie, niet hebben gesteld dat zij recht en belang hebben bij de opheffing. [eiseres] betwist bovendien dat sprake is van het summierlijk blijken van de ondeugdelijkheid van de vorderingen of onnodig gelegd beslag. Een belangenafweging moet in haar voordeel uitvallen volgens [eiseres] . Tot slot voert zij verweer tegen de dwangsom.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[eiseres] baseert haar vorderingen jegens gedaagden op onrechtmatige daad. De rechtbank laat vooralsnog in het midden of er sprake is van onrechtmatig handelen zijdens gedaagden en ziet aanleiding om eerst het causaal verband en de schade te bespreken.
Causaal verband
4.2.
Wil de vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad toewijsbaar zijn, dan dient [eiseres] schade te hebben geleden die het gevolg is van het gestelde onrechtmatig handelen jegens gedaagden. De schade die [eiseres] stelt te hebben geleden bestaat uit de daling van de waarde van haar aandelen in DMGN doordat de voorraad DISQ’s onrechtmatig aan het vermogen van DMGN is onttrokken. De aandelen van [eiseres] in DMGN zijn inmiddels zelfs waardeloos als gevolg van het faillissement van DMGN, aldus [eiseres] .
4.3.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de verhouding tussen de (natuurlijke personen achter de) aandeelhouders van DMGN - enerzijds Holding in de persoon van [gedaagde 1] en anderzijds [eiseres] in de persoon van [eiseres] - in 2019 is verslechterd. [gedaagde 1] wijt dit aan hun relatiebreuk, [eiseres] laat de oorzaak in het midden. Door de geschillen tussen [gedaagde 1] en [eiseres] ontstond een patstelling ten aanzien van het bestuur van DMGN en dat terwijl de financiële positie van DMGN niet heel rooskleurig was, zoals blijkt uit de jaarstukken over 2018. [eiseres] stopte met haar werkzaamheden voor DMGN: het promoten van de DISQ’s op haar Instagram account en het opnemen van promotiefilmpjes. Niet betwist is dat daardoor de verkopen terugliepen, de inkomensstroom afnam en DMGN moeite kreeg haar lopende verplichtingen, waaronder de lonen van het personeel, te voldoen. Op 25 oktober 2019 schreven gedaagden [eiseres] hierover aan (zie hiervoor onder 2.13) maar [eiseres] als aandeelhouder weigerde kapitaal bij te storten. De rechtbank komt tot de conclusie dat met name het hoogoplopende aandeelhoudersconflict en niet zozeer het verhaal op de voorraad DISQ’s door International de directe oorzaak is van het faillissement en daarmee de waardevermindering van de aandelen. Immers, pas ruim daarna, vanaf februari 2020, ondernam [gedaagde 1] actie door International haar vordering op DMGN te laten incasseren. [eiseres] heeft niet weersproken dat International een vordering had op DMGN voor de levering van de DISQ’s. Pas in september 2019 is door [eiseres] geklaagd over de hoogte van die vordering, maar dit was bij voorbaat een weinig kansrijk protest nu de prijs voor de DISQ’s is vastgelegd in de aandeelhoudersovereenkomst en het aantal geleverde DISQ’s niet is betwist. [eiseres] heeft nog aangevoerd dat de vordering van International achtergesteld was. Dit is echter betwist en onvoldoende onderbouwd. Uit de stukken blijkt enkel dat dit een bespreekpunt is geweest.
4.4.
Dit betekent dat er geen causaal verband is tussen het eventueel onrechtmatige verhaal op de voorraad DISQ’s en de waardevermindering van de aandelen. [eiseres] heeft daartoe gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagden onvoldoende gesteld.
Om waarde te creëren voor aandeelhouders, moet een onderneming draaiende worden gehouden. Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat de executie van de voorraad heeft gemaakt dat er geen nieuwe abonnementen meer konden worden afgesloten, maar deze executie vond pas begin 2020 plaats, als een reactie op het feitelijk stilvallen van de onderneming doordat [eiseres] vanaf medio 2019 stopte met haar werkzaamheden. [eiseres] had als publiek persoon een bepalende rol binnen de onderneming. Zij was vanwege haar landelijke bekendheid in staat met de promotie van het product DISQ een groot publiek te bereiken. Doordat zij haar werkzaamheden voor DMGN staakte, is een kettingreactie in gang gezet met als eindresultaat het faillissement van DMGN.
Schade
4.5.
Hierbij komt dat als er schade zou zijn geleden als gevolg van het gestelde onrechtmatige verhaal op de DISQ’s, deze schade geleden zou zijn door DMGN. Het betrof immers de voorraad van DMGN. De Hoge Raad heeft in het hiervoor onder 3.9 genoemde arrest Poot/ABP geoordeeld dat een aandeelhouder in beginsel geen vergoeding van afgeleide schade toekomt. Enkel als de aandeelhouder stelt dat een specifiek jegens hem geldende zorgvuldigheidsnorm is geschonden en de schade van de aandeelhouder definitief geleden is, kan de aandeelhouder een vordering toekomen.
4.6.
[eiseres] heeft betoogd dat in deze zaak sprake is van een schending van een specifiek jegens haar geldende zorgvuldigheidsnorm. De zorgvuldigheidsnorm die Holding, Jach en [gedaagde 1] hebben geschonden tegenover [eiseres] is volgens [eiseres] de norm vervat in artikel 2:239 lid 5 BW waarin is bepaald dat een bestuurder bij de vervulling van zijn taak zich dient te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Daarnaast wijst [eiseres] op het bepaalde in artikel 2:8 lid 5 BW (bedoeld zal zijn lid 1) waarin is bepaald dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, verplicht zijn zich als zodanig jegens elkaar te gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. [eiseres] stelt dat International een zorgvuldigheidsnorm jegens [eiseres] heeft geschonden door bewust onrechtmatig pandhoudersbeslag te leggen op de voorraad van DMGN, in de wetenschap dat het pandrecht niet rechtsgeldig gevestigd was. [eiseres] verwijt Schuboek en [gedaagde 2] te hebben meegewerkt aan het onrechtmatig uitoefenen van het pandrecht van International door de voorraad te kopen op een veiling. Van dit alles valt gedaagden een persoonlijk ernstig verwijt te maken, aldus [eiseres] . Juist omdat gedaagden niet te goeder trouw hebben gehandeld, maar er op uit waren om [eiseres] te verarmen, is het rechtvaardig dat [eiseres] gedaagden ook persoonlijk kan aanspreken, aldus [eiseres] .
4.7.
Uit het Poot/ABP arrest volgt dat het aan de vennootschap zelf is om, ter bescherming van de belangen van allen die bij het in stand houden van haar vermogen belang hebben, vergoeding van de toegebrachte schade te vorderen van de derde die toerekenbaar is tekortgekomen of (als bestuurder) onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vennootschap. De verwijten die [eiseres] gedaagden maakt vormen in de eerste plaats gesteld onrechtmatig handelen jegens de vennootschap, DMGN. De normen van 2:239 lid 5 en 2:8 lid 1 BW strekken ter bescherming van in de eerste plaats de rechtspersoon / vennootschap, hier DMGN. Ook de andere gestelde normschendingen (zie hiervoor onder 3.2., a tot en met d) schaden in de eerste plaats DMGN. In die situatie is geen sprake van de uitzondering zoals benoemd in het arrest ABP/Poot en kan in dit geval enkel de curator van DMGN de schade vorderen als gevolg van het in deze zaak gestelde onrechtmatig handelen. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
€ 7.998,00(2,0 punten × tarief VIII € 3.999,00)
Totaal € 12.129,00.
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.10.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie voor zover die ziet op de boete op grond van schending van de aandeelhoudersovereenkomst geen beslissing hoeft te worden gegeven.
4.11.
De eis in reconventie tot opheffing van de beslagen is, zo begrijpt de rechtbank, onder de spiegelbeeldige voorwaarde ingesteld, namelijk in het geval de vorderingen in conventie worden afgewezen. Nu die voorwaarde is vervuld, komt de rechtbank wel toe aan beoordeling van die vordering.
4.12.
Eisers in reconventie stellen slechts dat bij afwijzing van de vorderingen in conventie de gelegde beslagen opgeheven moeten worden. In de spreekaantekeningen volstaan zij met de opmerking dat bij afwijzing van de vordering in conventie het beslag van rechtswege zal komen te vervallen. Als dat zo zou zijn, zou de vordering overbodig zijn, maar beslagen vervallen niet reeds van rechtswege bij afwijzing van de vordering waartoe zij tot zekerheid strekken, maar pas nadat deze afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. Het was aan eisers in reconventie om te stellen, en gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiseres] , te onderbouwen niet alleen op grond waarvan zij de opheffing vorderen, maar ook welk belang zij daar bij hebben èn dat dit belang zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] bij handhaving van het beslag. Nu zij dat hebben nagelaten, zal de vordering tot opheffing van de beslagen worden afgewezen.
4.13.
Eisers in reconventie, zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op (2 punten x tarief II € 563,00 x 0,5 =) € 563,00.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 12.129,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
verstaat dat de vordering tot betaling van in hoofdsom € 150.000,00 met nevenvorderingen geen behandeling behoeft,
5.6.
wijst de overige vorderingen af,
5.7.
veroordeelt International, Holding, Jach en [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 563,00,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman, mr. D.T. Boks en mr. G.J. Meijer en op 1 september 2021 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. S. Kropman.