Op 3 september 2021 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Doesburg. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. J.M.W. van de Sande, rechter in een andere procedure tussen verzoeker en de Belastingdienst. Verzoeker had vier gronden aangevoerd voor zijn wrakingsverzoek, waaronder de manier waarop de rechter omging met mandaatbesluiten en de aantekeningen van de griffier. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien verzoeker al op 13 juli 2021 op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het verzoek, maar pas op 19 juli 2021 het verzoek indiende. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die de late indiening rechtvaardigden. Hierdoor werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.