ECLI:NL:RBGEL:2021:4805

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
05/900256-06 + 05/510648-06
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling wegens niet-naleving van voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in het verleden is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar, was op 21 februari 2020 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder strikte voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere het niet plegen van strafbare feiten en het meewerken aan reclasseringstoezicht. Op 14 juni 2021 heeft de officier van justitie een vordering tot herroeping ingediend, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden hield. Tijdens de zitting op 13 augustus 2021 is de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie betoogde dat de veroordeelde niet meewerkte aan het toezicht en de behandeling, wat het recidiverisico verhoogde. De verdediging stelde dat de veroordeelde slechts één voorwaarde niet had nageleefd en dat dit te wijten was aan zijn psychische gesteldheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks eerdere waarschuwingen, niet openstond voor samenwerking met de reclassering en dat zijn houding de voortgang van zijn re-integratietraject belemmerde. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet voldeed aan de voorwaarde om een open en gemotiveerde houding te tonen ten aanzien van het toezicht en de behandeling. Gezien de ernst van de eerdere veroordelingen en het gewelddadige verleden van de veroordeelde, heeft de rechtbank besloten de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe te wijzen voor een periode van 365 dagen. Deze beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de maatschappij en de noodzaak om de veroordeelde te laten werken aan zijn problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/900256-06 + 05/510648-06
VI-zaaknummer: 99/000640-31
Datum uitspraak: 27 augustus 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer ingevolge artikel 6:2:13 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[veroordeelde] , geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,

hierna veroordeelde,
op dit moment verblijvende en ingeschreven in de BRP bij FPA Transfore aan de Haven Noordzijde 45, 7607 ES in Almelo.
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat in Utrecht.

De procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze de rechtbank van 10 oktober 2006 is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden veroordeeld.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 24 oktober 2007 is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren veroordeeld.
Bij Besluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 21 februari 2020 is veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden. Omdat veroordeelde nog andere openstaande zaken moest uitzitten heeft zijn feitelijke invrijheidsstelling plaatsgevonden op 12 juni 2020.
Aan veroordeelde zijn de volgende bijzondere voorwaarden gesteld:
veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect – contact opnemen of zoeken met [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] ;
veroordeelde dient op nog nader door de reclassering te omschrijven dagen en tijdstippen aanwezig te zijn op het door de reclassering te bepalen verblijfsadres. De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch toezicht;
veroordeelde zal zich niet bevinden in Arnhem en niet in Amsterdam. De naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door middel van elektronisch toezicht;
veroordeelde dient zich op de dag van invrijheidstelling te melden bij Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1, 6511 AB, Nijmegen, telefoonnummer 088-8041405. Het toezicht kan worden overgedragen. Veroordeelde dient zich te melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht. Deze meldplicht heeft tot doel veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden, en om veroordeelde te kunnen begeleiden bij het vinden en behouden van werk, inkomen, huisvesting en dagbesteding;
veroordeelde dient mee te werken aan persoonlijkheidsonderzoek en hij dient zich op te laten nemen in FPA Transfore, althans een soortgelijke intramurale instelling. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven;
veroordeelde dient zich - indien een klinische opname niet geïndiceerd blijkt of indien een ambulante behandeling geïndiceerd blijkt na het afronden van zijn klinische opname - onder behandeling te stellen van een nog nader door de reclassering te bepalen deskundige/zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problematiek. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven. Ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kortdurend klinisch dient veroordeelde zich te laten opnemen voor de duur van maximaal 7 weken;
veroordeelde dient te verblijven in een nog nader door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Deze voorwaarde geldt voor zover veroordeelde NIET klinisch is opgenomen. Veroordeelde dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
veroordeelde dient mee te werken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs, om eventueel middelengebruik inzichtelijk te maken. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Indien geïndiceerd door het gesignaleerde gebruik dan dient veroordeelde mee te werken aan een behandelprogramma/ -traject binnen de verslavingszorg. Dit ter beoordeling aan de reclassering;
veroordeelde dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie.
Het strafrestant bedroeg op het moment van de voorwaardelijke invrijheidstelling 2.494 dagen.
Op 14 juni 2021 heeft de officier van justitie de onderhavige vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Die vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen.

Het onderzoek ter zitting

De vordering tot herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling is behandeld ter openbare zitting van 13 augustus 2021. Daarbij zijn gehoord:
- veroordeelde;
- raadsman mr. W.J. Ausma;
- deskundige B.A. Otten van Reclassering Nederland en
- de officier van justitie mr. E.J. Julsing-Nijenhuis.

De standpunten

De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering dient te worden toegewezen. Daaraan is het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. Ondanks het waarschuwingsgesprek dat de advocaat-generaal op 10 november 2020 met veroordeelde heeft gehad, komt veroordeelde niet tot een open en gemotiveerde samenwerking met betrekking tot het toezicht en de behandeling. De reclassering ziet geen mogelijkheden het VI-traject voort te zetten. Zolang veroordeelde niet aan de behandeling meewerkt, is het recidiverisico niet goed in te schatten. Gelet op het bijzonder gewelddadige delict waar veroordeelde voor veroordeeld is in 2007, is dit een zorgelijke situatie.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Hiertoe is, kort samengevat, aangevoerd dat veroordeelde slechts één voorwaarde niet zou hebben nageleefd en dat is goed te verklaren vanuit zijn psychische gesteldheid. Hieruit volgt dat veroordeelde geen groot risico vormt voor de maatschappij en de kans klein is dat hij voorwaarden (verder) zal schenden, zodat er geen noodzaak bestaat de VI te herroepen.
De verdediging heeft subsidiair verzocht de zaak aan te houden om te onderzoeken of veroordeelde een zelfstandige woning en dagbesteding kan krijgen, hij bereid is mee te werken aan klinische behandeling en te onderzoeken of contact kan worden opgenomen met zijn familie.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering gedeeltelijk te herroepen.

De beoordeling

De voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
In het kader van de strafzaak met vonnisdatum 24 oktober 2007 is betrokkene onderzocht in het Pieter Baan Centrum (rapport van 5 april 2007). De conclusie hiervan was:
“Betr. is een gemiddeld intelligente man bij wie sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met een duidelijk narcistische component. Betr. voldoet aan de criteria van het huidige psychopathieconcept. Tevens is er bij betr. sprake van cannabismisbruik, mogelijk ook van cannabisafhankelijkheid. Het bovenstaande betekent dat er bij betr. niet alleen sprake is van antisociaal gedrag, de neiging zich te doen gelden en een verhoogde krenkbaarheid, maar tevens van een gebrekkige gewetensfunctie en fundamentele tekorten op het affectieve en interpersoonlijke vlak. Dit laatste komt tot uiting in een gebrek aan gewetensangst, een gebrek aan gevoelens van schuld, berouw en verantwoordelijkheid en een gebrek aan empathie en emotionele diepgang, alsmede in de neiging tot liegen en manipuleren. (…)
De informatie uit de voorgeschiedenis wijst erop dat betr., indien gekrenkt, de neiging heeft om - heftig en vrij direct - zijn boosheid te uiten. Zijn agressieve uitingen kunnen, de voorbeelden uit de voorgeschiedenis volgend, fors zijn. Hierin komen zowel zijn verhoogde krenkbaarheid, zijn gebrekkige agressieregulatie als zijn gebrekkige gewetensfunctie en empathische tekorten naar voren.”
Uit het reclasseringsadvies herroeping VI van 8 juni 2021 en het onderzoek ter terechtzitting is onder meer het volgende gebleken. Sinds de opname van veroordeelde bij FPA Transfore op 12 juni 2020 verlopen het contact en de samenwerking stroef. Veroordeelde verzet zich tegen de gang van zaken en voelt zich onrechtvaardig behandeld met verbittering en een vijandige houding tot gevolg. Hij externaliseert verantwoordelijkheden en ziet zijn eigen aandeel met betrekking tot de stagnatie van zijn traject niet. Op verschillende manieren is getracht tot overeenstemming te komen met veroordeelde, ook met betrekking tot deelname aan het persoonlijkheidsonderzoek. Uiteindelijk is hij na een waarschuwingsgesprek met de advocaat-generaal op 10 november 2020 en met veel mitsen en maren gestart met dit persoonlijkheidsonderzoek. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat sprake is van borderline persoonlijkheidsorganisatie met antisociale persoonlijkheidsstoornis en paranoïde trekken, overdekt door grandioze zelfstructuur (narcistische afweer). Veroordeelde is het niet eens met deze uitkomst en zegt geen behandeling nodig te hebben. De volledige uitslag van het persoonlijkheidsonderzoek mag van hem niet met de reclassering worden gedeeld. Het waarschuwingsgesprek leidt niet tot een wezenlijke verandering van zijn houding.
In een poging uit de ontstane impasse te komen en de resocialisatie toch op gang te krijgen is veroordeelde de mogelijkheid van plaatsing in een Forensische Beschermde Woonplek (FBW) geboden, maar dat heeft hij afgewezen omdat de woonruimte te klein was. Zijn verloven kunnen worden uitgebreid ten behoeve van familiebezoek, maar de reclassering wil eerst een gesprek met hen om zicht te krijgen op het sociale netwerk en de betekenis daarvan in de risicoanalyse (beschermende factor of juist niet). Veroordeelde weigert echter toestemming te geven om contact op te nemen met familieleden.
De reclassering heeft aangegeven onvoldoende zicht te krijgen op veroordeelde en de eventuele risico’s. Er kan volgens de reclassering door de afwerende houding van veroordeelde geen effectieve invulling worden gegeven aan het reclasseringstoezicht en het resocialisatietraject.
In het rapport van het Pieter Baan Centrum wordt geen verband gelegd tussen de narcistische afweer en verhoogde krenkingsgevoeligheid en de moord op [slachtoffer] , omdat betrokkene zijn daderschap heeft ontkend en ook niets heeft willen vertellen over de periode voorafgaande aan het delict. De manier waarop dat is gebeurd (haar vastbinden op een stoel, overgieten met spiritus en daarna in brand steken) getuigt echter van een ijskoude emotieloosheid en gewetenloosheid; het is moeilijk voorstelbaar dat er geen enkel verband is.
De rechtbank constateert een duidelijke overlap in de diagnose van het Pieter Baan Centrum uit 2007 en de bevindingen van het onderzoek van Transfore in 2020; bij betrokkene overheersen nog steeds de door narcistische afweer gedreven impulsen om zelf de gang van zaken te bepalen, de andersluidende meningen (ook van deskundigen) terzijde te schuiven en vooral te reageren vanuit een gekrenktheid door alle onrecht dat hem wordt aangedaan door openbaar ministerie en reclassering. Hij mag dan zelf vinden dat er niets aan de hand is met hem, de rechtbank heeft daar ernstige twijfels over.
Gelet hierop acht de rechtbank het op dit moment niet zinvol de behandeling aan te houden om te onderzoeken of veroordeelde zijn VI-traject mogelijk in een andere vorm voort zou kunnen zetten. Hij heeft meer dan voldoende mogelijkheden gehad daartoe, maar heeft kennelijk welbewust besloten niet mee te werken, het risico van hervatting van de detentie daarbij op de koop toenemend.
Betrokkene heeft op essentiële onderdelen niet willen meewerken aan het op goede gronden noodzakelijk geachte re-integratietraject, zelfs niet nadat hem, buiten het geplande traject, een woonplek buiten de kliniek was aangeboden. Hij kiest er telkens voor zijn eigen gang te gaan en blijft alleen maar hangen in hem aangedaan onrecht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde (een van) de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd, namelijk veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling. De rechtbank zal de vordering van het openbaar ministerie toewijzen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst toede vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 365 dagen.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. J.A.P. Bakker en mr. W. Bruins, als rechters in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2021.
mr. Bruins is buiten staat tot ondertekening.