ECLI:NL:RBGEL:2021:4597

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
05.044984.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel en heling

Op 25 augustus 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting, diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel en heling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte was betrokken bij een serie oplichtingen waarbij hij zich voordeed als de zoon of dochter van de slachtoffers en hen om geld vroeg voor spoedbetalingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op verschillende momenten, in nauwe samenwerking met anderen, geldbedragen heeft gepind van rekeningen van slachtoffers, kort nadat deze hen om geld hadden gevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld dat hij opnam, afkomstig was van oplichting. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de geleden schade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar de bewezenverklaring van de overige feiten was voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere strafblad, waaruit blijkt dat hij eerder in aanraking is gekomen met de politie voor vergelijkbare delicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.044984.21
Datum uitspraak : 25 augustus 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave in Grave.
Raadsman: mr. G.N. Weski, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te Nijmegen
een portemonnee (met inhoud) en/of een mobiele telefoon ( [merk mobiel 1] ) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 te Nijmegen,
een mobiele telefoon en/of een portemonnee (met inhoud) althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 te Nijmegen, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse geldbedragen (met een totaal van 9640 euro) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van het pinnen van die geldbedragen met een van tevoren weggenomen pinpas ( [naam bank 2] met nr. [rekeningnummer 1] ) op naam van [aangever 1] en de bijhorende aan [aangever 1] afgegeven pincode voor die pas;
3.
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te Nijmegen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (met een totaal van ongeveer
2318,53 euro), door (telkens) via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en/of
- zich heeft voorgedaan als een de zoon van [benadeelde 1] , te weten [naam 1] en/of vervolgens aan die [benadeelde 1] om hulp te vragen bij een spoedbetaling en vervolgens te verzoeken om (per omgaand) een of meer geldbedragen over te maken (naar rekening: IBAN: [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] );
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen of omstreeks 26 februari 2020 te Nijmegen, althans in Nederland (telkens) heeft weggenomen diverse geldbedragen (met een totaal van ongeveer 2318,53 euro)
in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd pinnen met een van te voren weggenomen pinpas (met nummer [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] ) en bijbehorende (aan [aangever 1] afgegeven) pincode;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 202 tot en met 23 november 2020 te [woonplaats 9] , gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 2336 euro, door (telkens)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en/of
- zich heeft voorgedaan als de stiefzoon van [benadeelde 2] , te weten [naam 2] en/of vervolgens aan die [benadeelde 2] om hulp te vragen bij een spoedbetaling en vervolgens te verzoeken om (per omgaand) een of meer geldbedragen over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer 2] T.N.V. [naam 3] met als omschrijving: [nummer] [naam 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen of omstreeks 22 november 2020 te Deventer en/of Nijmegen, althans in Nederland (telkens) een geldbedrag van totaal ongeveer 2336 euro in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel een valse sleutel door het onbevoegd pinnen met een van te voren weggenomen pinpas (met nummer [rekeningnummer 2] op naam van [naam 3] ) en bijbehorende pincode;
5.
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te [woonplaats 1] , gemeente Maasgouw, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (met een totaal van ongeveer 2318,53 euro), door (telkens) via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en/of
- zich heeft voorgedaan als de dochter van [benadeelde 3] en/of vervolgens aan die [benadeelde 3] om hulp te vragen bij een spoedbetalingen en vervolgens te verzoeken om (per omgaand) een of meer geldbedragen over te maken naar rekening [rekeningnummer 1] , ten name van [aangever 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks 26 februari 2020 te Nijmegen, althans in Nederland
een geldbedrag van totaal 2318,53 euro in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door het pinnen van die/dat geldbedrag(en) met een van tevoren
weggenomen pinpas ( [naam bank 2] met nr. [rekeningnummer 1] ) op naam van [aangever 1] en de bijhorende aan [aangever 1] afgegeven pincode voor die pas;
6.
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te [woonplaats 2] , gemeente Hellendoorn, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een tweetal geldbedragen (7515,01 euro en/of 5004,68 euro), door (telkens)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en/of
- zich heeft voorgedaan als een de zoon van [benadeelde 4] , te weten [naam 4] en/of vervolgens aan die [benadeelde 4] om hulp te vragen bij spoedbetalingen en vervolgens te verzoeken om (per omgaand) een of meer geldbedragen over te maken (naar [aangever 1] op bankrekening nummer: [rekeningnummer 1] );
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Nijmegen, althans in Nederland
een geldbedrag van ongeveer 7515.01 euro in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door het pinnen van die/dat geldbedrag(en) met een van tevoren weggenomen pinpas ( [naam bank 2] met nr. [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] ) en de bijhorende aan [aangever 1] afgegeven pincode voor die pas;
7.
hij op of omstreeks 13 augustus 2020 te [woonplaats 5] , gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee geldbedragen ban ieder 4997,00 euro door (telkens) via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en/of
- zich heeft voorgedaan als een medewerkster van de ING-bank en/of vervolgens aan die [benadeelde 5] om hulp te vragen bij een spoedbetaling ivm een fraude melding en vervolgens te verzoeken om (per omgaand) naar de volgende bankrekening te weten, [rekeningnummer 3] 4997,00 euro moest overmaken op de naam [naam 5] en/of nogmaals 4997,00 over te maken naar bankrekening [rekeningnummer 4] op de naam [naam 5] ;
8.
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te Velhoven, althans in Nederland, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (1987,95 euro en/of 2490,95 euro), door (telkens)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en/of
- zich heeft voorgedaan als een dochter van de vrouw van [benadeelde 6] en/of vervolgens aan die [benadeelde 6] om hulp te vragen bij een spoedbetaling en vervolgens te verzoeken om (per omgaand) een of meer geldbedragen over te maken (naar Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer 5] t.n.v. [naam 6] en/of [rekeningnummer 6] t.n.v. [naam 7] );
9.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2020 tot en met 28 februari 2020 te Deventer en/of Amsterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse geldbedragen in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] en/of andere(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of geldbedragen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door het onbevoegd pinnen met een bankpas met nummer [rekeningnummer 7] op naam van die [benadeelde 7] en daarbij gebruikmakend van de aan [benadeelde 7] afgegeven bijhorende pincode van die pas;
10.
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 22 april 2020 te Amsterdam, althans
in Nederland
een geldbedrag van 2000 euro en/of een geldbedrag van 1500 euro in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door het onbevoegd pinnen met een bankpas op naam van die [benadeelde 8] en daarbij gebruikmakend van de aan [benadeelde 8] afgegeven bijhorende pincode van die pas.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit;
  • het onder 2 ten laste gelegde feit;
  • de onder 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten;
  • het onder 6 primair ten laste gelegde feit, met uitzondering van het geldbedrag
  • het onder 8 ten laste gelegde feit, met uitzondering van het geldbedrag € 1.987,95 (op rekening van [naam 6] );
  • het onder 10 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 7 en 9 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 7 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het dossier de aangifte van [benadeelde 5] bevat en de uitwerking van een gesprek tussen de ex-partner van verdachte, [naam 8] , en [naam 9] , waaraan verdachte mogelijk gelinkt zou kunnen worden. De officier van justitie heeft gesteld dat voornoemde onvoldoende is om verdachte voor dit feit te kunnen veroordelen.
Ten aanzien van feit 10 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het dossier de aangifte van [benadeelde 8] bevat, een herkenning van verdachte op de printscreens van de camerabeelden door een verbalisant en het aantreffen van die betreffende beelden op de telefoon van de ex-vriendin van verdachte. De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 10 ten laste gelegde feit daarmee wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1, heeft verdachte verklaard dat aangever [aangever 1] bewust en tegen een vergoeding zijn pinpas ter beschikking heeft gesteld. Deze verklaring vindt steun in het dossier. Zo heeft [aangever 1] verklaard dat hij op 26 februari 2020 merkte dat zijn telefoon weg was en hij in de ochtend van 27 februari 2020 merkte dat zijn portemonnee weg was. [aangever 1] heeft hiervan pas op 28 februari 2020 aangifte gedaan. De bank heeft op 27 februari 2020 op eigen initiatief de pas van aangever geblokkeerd, niet op initiatief van aangever. Het geld dat op 26 en 27 februari 2020 is gepind, is van de pas afgehaald met een pincode. Verder is het onwaarschijnlijk dat degene die duizenden euro’s afhandig maakte van mensen, dit geld liet storten op een rekening van een persoon die er niets vanaf weet.
Voor wat betreft feit 2, zijn de geldopnames geschied met toestemming van [aangever 1] , waardoor geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening. Bovendien behoorde het geldbedrag niet toe aan [aangever 1] .
Ten aanzien van de feiten 3 tot en met 6 heeft verdachte bekend dat hij, op verzoek van een tussenpersoon en tegen een kleine vergoeding, pintransacties heeft verricht, met uitzondering van het geldbedrag dat op de rekening van [benadeelde 7] was overgemaakt (feit 6). Verdachte had geen wetenschap van en was niet betrokken bij de voorafgaande (telefonische) oplichtingshandelingen. De korte tijdspanne tussen de stortingen op de rekening en het pinnen door verdachte, kan niet de gevolgtrekking dragen dat verdachte wetenschap had van dan wel betrokken was bij de oplichtingshandelingen. Indien de rechtbank anders oordeelt, kan het handelen van verdachte slechts als medeplichtigheid gekwalificeerd worden. Dit is niet ten laste gelegd. De telkens subsidiair ten laste gelegde diefstal kan evenmin bewezen worden verklaard. Het geld was al afhandig gemaakt van de aangevers en zij kunnen niet zowel opgelicht als bestolen zijn.
Ten aanzien van feit 7, is sprake van een andere modus operandi dan bij de feiten 3 tot en met 6. Niet kan worden vastgesteld dat de persoon die de feiten onder 3 tot en met 6 heeft gepleegd ook het onder 7 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
Voor wat betreft feit 8, heeft verdachte erkend dat hij een bericht heeft gestuurd naar zijn ex-partner [naam 8] met de tekst: ‘heb verdiend’ en daarbij een foto van een telefoon, in een hand, met daarop een rekeningoverzicht in een bankierenapp. De hand betreft een blanke hand en is daarmee niet van verdachte en het dossier bevat geen camerabeelden van de pintransactie. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor het medeplegen van dit feit door verdachte.
Ten aanzien van feit 10, heeft verdachte betrokkenheid ontkend. Dat verdachte is herkend door een verbalisant, kan niet kloppen nu verdachte geen oorbel heeft zoals de persoon op de beelden wel droeg en geen gaatjes in zijn oren heeft.
De ex-partner van verdachte heeft bij de politie een belastende verklaring afgelegd, kort nadat zij ruzie had gehad met verdachte. Gelet op het ontegenzeggelijk wraakzuchtige karakter van de verklaring en aantoonbare onwaarheden, heeft de raadsman verzocht geen acht te slaan op deze verklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
De rechtbank komt – kort gezegd – tot een bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair, 2, 3 tot en met 5 primair, 6 primair (met uitzondering van het geldbedrag van € 7.515,01 naar de rekening op naam van [benadeelde 7] ), 7 (met uitzondering van het geldbedrag van € 4.997,- naar rekening [rekeningnummer 3] ) en 8 (met uitzondering van het geldbedrag van € 1.987,95 naar de rekening op naam van [naam 6] ). De rechtbank komt tot een vrijspraak van de onder 9 en 10 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank gaat eerst over tot bespreking van de bewijsmiddelen en komt vervolgens tot haar overwegingen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 t/m 3, 5 en 6
Aangiftes
Aangifte [aangever 1] (feiten 1 en 2)
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn mobiele telefoon en van zijn portemonnee met inhoud, waaronder een bankpas van [naam bank 2] (IBAN: [rekeningnummer 1] ). Op 26 februari 2020 merkte [aangever 1] dat zijn telefoon weg was en in de ochtend van 27 februari 2020 merkte hij dat zijn portemonnee weg was. Bij de bank zag [aangever 1] dat er verschillende transacties waren geweest via zijn bankrekening. Er waren diverse bedragen bijgeschreven en er waren diverse bedragen afgeschreven middels pintransacties bij een geldautomaat op de [adres 1] . In totaal is een bedrag van € 9.640,- gepind vanaf de bankrekening van aangever. [aangever 1] heeft verklaard dat hij dit bedrag op 26 februari 2020 niet op zijn rekening had. [2]
Aangifte [benadeelde 1] (feit 3)
[benadeelde 1] werd op 26 februari 2020 omstreeks 15.43 uur via WhatsApp benaderd door een persoon die zich voordeed als haar zoon. Deze persoon zei dat hij een nieuw telefoonnummer had omdat zijn vorige telefoon in de wasmachine was beland. Deze persoon vroeg haar om enkele rekeningen te betalen. Dat lukte hem zelf niet en ze moesten met spoed betaald worden. [benadeelde 1] heeft omstreeks 17.51 uur diverse geldbedragen (€ 843,19, € 771,89 en € 703,45) met een totaalbedrag van € 2.318,53 overgemaakt naar de tegenrekening [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] . Op 26 februari 2020 omstreeks 18:45 uur kwam [benadeelde 1] erachter dat iemand zich had voorgedaan als haar zoon. Haar zoon had geen nieuw telefoonnummer en haar ook niet gevraagd om rekeningen te betalen. [3]
Aangifte [benadeelde 3] (feit 5)
Aangeefster [benadeelde 3] , wonende in [woonplaats 1] , werd op 26 februari 2020 omstreeks 15.45 uur via WhatsApp benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon zei dat haar telefoon in de wasmachine was gevallen en dat [benadeelde 3] dit nummer kon opslaan. Deze persoon vroeg of [benadeelde 3] geld kon overmaken, nu deze persoon niet meer bij de gegevens op de oude telefoon kon. [benadeelde 3] heeft diverse geldbedragen (€ 843,19, € 771,89 en € 703,45) met een totaalbedrag van € 2.318,53 overgemaakt naar de tegenrekening [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] . Deze bedragen heeft ze overgemaakt van haar rekeningen [rekeningnummer 8] en [rekeningnummer 9] . [benadeelde 3] kreeg daarna nog twee verzoeken, maar ze had geen geld meer. [4] [benadeelde 3] heeft de bedragen overgeboekt om 18.12 uur, 18.16 uur en 18.17 uur. Hierna bleek dat ze was opgelicht. [5]
Aangifte [benadeelde 4] (feit 6)
Aangeefster [benadeelde 4] , wonende in [woonplaats 2] , werd op 27 februari 2020 omstreeks 16.30 uur via WhatsApp benaderd door een persoon die zich voordeed als haar zoon. Deze persoon zei dat zijn andere toestel per ongeluk in de wasmachine was beland en dat [benadeelde 4] het nieuwe nummer kon opslaan. Deze persoon vroeg of [benadeelde 4] voor 17.00 uur geld wilde overmaken, anders kreeg hij moeilijkheden met de incasso. [benadeelde 4] heeft diverse geldbedragen (€ 2.321,69 en € 2.682,99) met een totaalbedrag van € 5.004,68 overgemaakt naar de tegenrekening [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] . [6] [benadeelde 4] heeft de bedragen overgeboekt om 18.59 uur en 19.02 uur. [7] Haar echtgenoot heeft vervolgens met zijn telefoon het mobiele telefoonnummer van hun zoon gebeld. Toen hij opnam, besefte [benadeelde 4] dat zij was opgelicht. [8] Verder heeft [benadeelde 4] diverse geldbedragen met een totaalbedrag van € 7.515,01 overgemaakt naar een tegenrekening op naam van [benadeelde 7] .
Transacties
Ten aanzien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] hebben in de periode van 26 tot en met 27 februari 2020 onderstaande bij- en afschrijvingen plaatsgevonden.
Bijschrijvingen 26 februari 2020:
  • € 703,45 door een tegenrekening op naam van [benadeelde 1] ;
  • € 771,89 door een tegenrekening op naam van [benadeelde 1] ;
  • € 843,19 door een tegenrekening op naam van [benadeelde 1] ;
  • € 843,19 door een tegenrekening op naam van [naam 10] ( [rekeningnummer 9] );
  • € 771,89 door een tegenrekening op naam van [naam 11] / [benadeelde 3] ( [rekeningnummer 8] );
  • € 703,45 door een tegenrekening op naam van [naam 11] / [benadeelde 3] ( [rekeningnummer 8] ).
Bijschrijvingen 27 februari 2020:
  • € 2.321,69 door een tegenrekening op naam van [benadeelde 4] ;
  • € 2.682,99 door een tegenrekening op naam van [benadeelde 4] .
Totaalbedrag bijschrijvingen: € 9.641,74.
Afschrijvingen 26 februari 2020:
  • € 2.000,- om 17.55 uur bij geldautomaat [adres 1] ;
  • € 300,- om 17.56 uur bij geldautomaat [adres 1] ;
  • € 2.000,- om 18.19 uur bij geldautomaat [adres 1] ;
  • € 340,- om 18.21 uur bij geldautomaat [adres 1] .
Afschrijvingen 27 februari 2020:
  • € 2.000,- om 19.02 uur bij geldautomaat [adres 1] ;
  • € 2.000,- om 19.03 uur bij geldautomaat [adres 1] ;
  • € 1.000,- om 19.07 uur bij geldautomaat [adres 1] .
Totaalbedrag afschrijvingen: € 9.640,-. [9]
Camerabeelden en herkenning van verdachte
Een verbalisant heeft de camerabeelden uitgekeken van de geldautomaat op de [adres 1] . De verbalisant heeft waargenomen dat op de hierna genoemde data en tijdstippen telkens dezelfde verdachte bij de geldautomaat kwam, de pinpas in de automaat stak, de pincode in toetste en vervolgens de pinpas en het geld uit de automaat haalde. Het gaat om de volgende data:
  • 26 februari 2020 om 17.55 uur, 17.56 uur, 18.19 uur en 18.21 uur;
  • 27 februari 2020 om 19.02 uur en 19.06 uur.
Voornoemde verbalisant heeft een tweetal printscreens van voornoemde camerabeelden verspreid onder zijn collega’s met een verzoek tot herkenning van de persoon op de beelden. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkenden de persoon met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als de hen ambtshalve bekende [verdachte] . [11]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij met de pinpas op naam van [aangever 1] en bijbehorende pincode in totaal € 9.640,- heeft gepind op de [adres 1] . In eerste instantie werd hem door een tussenpersoon waarvan hij de naam weigert te noemen, gevraagd zijn eigen pas af te staan, maar dat wilde hij niet. Verdachte wilde voorkomen dat zijn eigen pas geblokkeerd werd. Hij wilde niet als katvanger fungeren. Daarna werd hem gevraagd of hij pintransacties wilde verrichten in ruil voor geld. Verdachte wist dat het geen zuivere koffie was. Hij heeft zich laten verleiden door het geld. [12]
Verder heeft verdachte aangevoerd dat (aangever) [aangever 1] betrokken was en vrijwillig zijn pinpas en pincode heeft afgestaan. Zodoende wist verdachte de pincode van de pinpas en kon de pinlimiet van de studentenrekening worden verhoogd. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij niets weet van het pinnen met een pinpas op naam van [benadeelde 7] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
Aangifte [benadeelde 2]
Aangeefster [benadeelde 2] , wonende in [woonplaats 9] , werd op 22 november 2020 via WhatsApp benaderd door een persoon die zich voordeed als haar pleegzoon. Deze persoon zei dat zijn toestel kapot was. De volgende dag vroeg deze persoon of [benadeelde 2] een rekening wilde betalen omdat zijn nieuwe telefoon nog niet actief was. [benadeelde 2] heeft omstreeks 18.12 uur in totaal € 2.336,- overgemaakt naar de tegenrekening [rekeningnummer 2] op naam van [naam 3] (omschrijving: [nummer] [naam 2] ). Na het versturen van het bedrag vroeg de persoon een afschrift van de SNS-rekening. Na de eerste transactie vroeg de persoon of [benadeelde 2] nog een bedrag van € 2.000,- wilde overmaken. [benadeelde 2] twijfelde en heeft haar pleegzoon gebeld, waarna ze er achter kwam dat haar pleegzoon niet degene was die haar de berichten had gestuurd. [13]
Camerabeelden en herkenning van verdachte
Een verbalisant heeft de camerabeelden uitgekeken van geldautomaat [adres 2] . Het betreffen beelden van een pintransactie van rekeningnummer [rekeningnummer 2] op 23 november 2020 in de periode van 18.14 uur tot 18.17 uur. De verbalisant heeft waargenomen dat de verdachte handelingen verrichte met een oranjekleurige pas en iets in de broekzakken deed. Meerdere keren bleek het gekozen bedrag van € 340,- en
€ 350,- te hoog en werd de handeling geannuleerd. De transactie van het opnemen van € 2.000,- lukte wel. [14]
Voornoemde verbalisant heeft printscreens van voornoemde camerabeelden verspreid onder zijn collega’s met een verzoek tot herkenning van de persoon op de beelden. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkenden de persoon met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als de hen ambtshalve bekende [verdachte] . [15]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 november 2020 met de pinpas op naam van [naam 3] een bedrag van € 2.000,- heeft gepind bij de geldautomaat aan de [adres 2] . Verdachte heeft tevens verklaard dat hierbij dezelfde persoon betrokken was als bij de pintransacties in [woonplaats 4] . [16]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 7
Aangifte [benadeelde 5]
De echtgenoot van aangeefster [benadeelde 5] , genaamd de heer [naam 5] , wonende in [woonplaats 5] , ontving meerdere keren een e-mail van de ING-bank met de vraag contactgegevens in te vullen. Dit heeft [naam 5] op 13 augustus 2020 gedaan. Daarbij gaf hij zijn telefoonnummer en e-mailadres door. Op voornoemde datum omstreeks 16.14 uur werd de [naam 5] gebeld. [benadeelde 5] nam de telefoon op en de persoon aan de telefoon deed zich voor als een medewerkster van de alarmlijn van de ING-bank. De persoon zei dat de [naam 5] iets had aangeklikt waardoor geld werd overgemaakt naar Rusland. [benadeelde 5] moest snel handelen, ze moest geld overmaken van de spaarrekening naar de betaalrekening. [benadeelde 5] deed alles via de app van de ING-bank op de telefoon van [naam 5] . [benadeelde 5] heeft een bedrag van € 4.997,- overgemaakt naar de tegenrekening [rekeningnummer 4] . Daarbij heeft ze de naam [naam 5] , gebruikt. [17] heeft dit bedrag om 16.58 uur overgemaakt. [18]
Rekeningnummer
Een verbalisant van de politie heeft de NAW-gegevens gevorderd van de bankrekeningen [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] . Laatstgenoemde bankrekening was gekoppeld aan [naam 9] ( [geboortedatum] , wonend aan de [adres 3] ). [19]
Telefoongegevens
Tijdens het onderzoek is de telefoon van de (inmiddels) ex-partner van verdachte en tevens medeverdachte in het onderzoek, [naam 8] , uitgelezen. Daarbij werd een WhatsApp gesprek aangetroffen op 13 augustus 2020 tussen 14.53 uur en 15.20 uur tussen [naam 12] , de gebruiker van de telefoon, en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit gesprek is door een verbalisant uitgewerkt en deze uitwerking wordt hierna gedeeltelijk weergegeven.
(Opname 1)
“ [naam 12] : Jo hij is nu bezig
(…)
NN1: Okee, hoelang duurt zoiets dan
[naam 12] : Max 3/4 uurtjes maar kan ook sneller
NN1: Oke oke. Hoop dat t nog vnv wordt
[naam 12] : ja sowieso. Is al gelukt. Hij heeft 4990 getrokken
(…)
NN1: Kom je gelijk
[naam 12] : Ik kom zo geld brengen
(…)
[naam 12] verzendt een screenshot (
om 15.19 uur). Hierop is een bankrekeningapp te zien waarop op 13 augustus 2020 een bedrag van 4.997 euro wordt gestort door dhr. [naam 5] en [initialen] (afgebroken). Hierna wordt driemaal geld opgenomen bij een geldmaat [adres 1] (afgebroken). Tweemaal 2000 euro en eenmaal 990 euro.
[naam 12] : Kijk
(…)
[naam 12] : Ja toch alles is al eraf
(…)”
(Opname 2)
“NN1: Oke maar dan laten we het bij die van morgen. Dus nog 1x
(…)
[naam 12] : Ja als lukt [verdachte] zegt ik denk wel
NN1: Heb geen zin in jilla ofzo
[naam 12] : Haha nee maat komt niet pas word alleen geblokt
(…)
NN1: Jij hebt mij ook gezegt [voornaam 1] ga uit van 30 procent van 1500 dat heb ik gedaan. En wou je vriend sws bedanken met een stuk assi want ik weet die 5k is eigenlijk hoofdpijn
(…)” [20]
De tijdsaanduiding zoals te zien in de screenshots van de gesprekken staat op utc+0. In Nederland bevinden we ons in de zomertijd op utc+2, waardoor er bij de appberichten sprake is van 2 uur tijdsverschil. [21]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waarmee [naam 8] op 13 augustus 2020 contact had, bleek op naam te staan van [naam 9] ( [geboortedatum] ). [22]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een relatie had met [naam 8] en dat de relatie vanaf augustus 2020 minder goed ging. Verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is die het bedrag heeft gepind.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 8
Aangifte [benadeelde 6]
Op 2 augustus 2020 omstreeks 16.40 uur werd de partner van aangever [benadeelde 6] , wonende in [woonplaats 6] , gebeld door een persoon die zich voordeed als haar dochter. De telefoon zou stuk zijn en de dochter had snel geld nodig voor de aanschaf van iets. De vrouw van [benadeelde 6] heeft omstreeks 17.31 uur een bedrag van € 2.490,95 overgemaakt naar de tegenrekening [rekeningnummer 6] op naam van [naam 7] . [23] Ook heeft de vrouw van [benadeelde 6] een bedrag van € 1.987,95 overgemaakt naar de tegenrekening [rekeningnummer 5] op naam van [naam 6] .
Telefoongegevens
In de onderzochte telefoon van de ex-partner van verdachte, [naam 8] , is een WhatsApp gesprek aangetroffen tussen [naam 12] , de gebruiker van de telefoon, en iemand genaamd [verdachte] (telefoonnummer [telefoonnummer 2] ) op 2 augustus 2020 om 15.49 uur. Dit gesprek is door een verbalisant uitgewerkt en deze uitwerking wordt hierna gedeeltelijk weergegeven.
(Opname 6)
“ [verdachte] : heb verdiend
[naam 12] : Okee dan
[verdachte] stuurt een foto van een telefoon waarop een bankierenapp is te zien. Hierop is een [naam bank 1] rekening te zien waarop “vandaag” 2.490,95 euro is gestort. Hierna worden twee geldopnames gedaan van 2000 en 490 euro. De storting is afkomstig van [benadeelde 6] en [naam 13] (afgebroken). De geldopnames zijn gedaan in [naam 14] (afgebroken).
[verdachte] stuurt een tweede foto van een bankierenapp. Dit betreft een ING app waarop te zien is dat er een overschrijving heeft plaatsgevonden van 2.490,95 euro naar een rekening op naam van [naam 7] met IBAN [rekeningnummer 6] op 2 augustus 2020 om 17.31 uur. [24]
In de bijgevoegde appberichten staan voornoemde berichten op 2 augustus om 15.49 uur (utc+0). Dit betreft dus 17.49 uur huidige tijdzone. [25]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is die in het gesprek met [naam 8] het bericht en de twee screenshots heeft gestuurd. [26] Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gefraudeerd en niet degene is geweest die het geld heeft gepind. Verdachte wilde opscheppen tegenover zijn vriendin en hij had de screenshots gevonden op Telegram.
Overige bewijsmiddelen
Verklaring [naam 8]
De (inmiddels) ex-partner van verdachte heeft op 3 december 2020 een verklaring afgelegd tegenover een wijkagent. De aanleiding daartoe was dat [naam 8] eerder die week aan de bel had getrokken bij de politie in [woonplaats 7] , nadat zij erachter was gekomen dat verdachte haar gehele bankrekening had leeggehaald. [naam 8] verklaarde over de criminele activiteiten die verdachte uitvoerde. Verdachte stond samen met zijn maatje [naam 15] aan het hoofd van een groep die zich dagelijks bezighoudt met spoofing. Ze kochten voor 1.500,- euro een spoofing mobiele telefoon, waarmee ze mensen tussen de 5.000- en 50.000,- euro per dag afhandig maakten. [naam 15] plaatste advertenties om callcenter medewerkers in te huren en kantoorruimtes of vakantiehuisjes. Volgens [naam 8] was verdachte hier mee bezig sinds hij uit de gevangenis was. Voorheen lagen er diverse pinpassen in haar woning, maar deze had ze begin van het jaar weggegooid toen ze een conflict had met verdachte. In de begintijd ging verdachte drie tot zes keer per dag naar de pinautomaat op de [adres 1] of bij de ING pinautomaat op de [adres 4] . De vriend van haar zusje, [voornaam 2] , had ook een keer geld nodig. Hij had aan haar gevraagd of verdachte dit niet kon regelen voor hem. Daarop had verdachte zijn bankpas meegenomen. Verdachte heeft deze bankpas enkele dagen in bezit gehad en heeft deze pas uiteindelijk teruggeven aan [voornaam 2] . [voornaam 2] bleek uiteindelijk nog 5.000,- euro op de rekening te hebben staan. [27]
Overwegingen door de rechtbank
Algemeen
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de aangevers van de onder 3 tot en met 6 en 8 ten laste gelegde feiten allen zijn benaderd door iemand die zich voordeed als zijnde hun zoon of dochter. In alle gevallen werd tegen aangevers gezegd dat de oude telefoon stuk was, dat de persoon (die zich voordeed als zoon/dochter) dringend geld nodig had en werden de aangevers gevraagd of zij geldbedragen wilden overmaken. Op deze manier zijn aangevers bewogen tot afgifte van één of meerdere geldbedragen. De aangever van het onder 7 ten laste gelegde feit is benaderd door iemand die zich voordeed als medewerkster van de alarmlijn van de ING-bank. Deze persoon vertelde dat aangever dringend geld moest overmaken van de spaarrekening naar de betaalrekening omdat op dat moment geld naar Rusland zou worden overgemaakt. Op die manier is aangever bewogen tot afgifte van een geldbedrag.
In alle gevallen werden, kort na de stortingen, geldbedragen (vergelijkbaar met de bedragen van de stortingen) opgenomen bij een geldautomaat.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte als medepleger betrokken is geweest bij deze oplichtingszaken.
Ten aanzien van de feiten 3, 4, 5 en 6
Verdachte heeft verklaard dat hij met een pinpas op naam van [aangever 1] (feiten 3, 5 en gedeeltelijk 6) en met een pinpas op naam van [naam 3] (feit 4) geldbedragen heeft gepind bij geldautomaten in [woonplaats 4] respectievelijk [woonplaats 7] Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de tijdspanne tussen het overboeken van de bedragen door aangevers en het opnemen van de geldbedragen bij de geldautomaat 2 tot maximaal 6 minuten bedroeg. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte, op de momenten dat aangevers werden benaderd, klaar heeft gestaan om direct na de overboekingen het geld op te nemen bij de geldautomaat. Dat verdachte niets zou weten van de oplichtingspraktijken, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het geld, dat op de rekeningen stond waarvan hij moest pinnen, geen zuivere koffie was. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn eigen pinpas niet wilde afstaan, omdat hij niet als katvanger wilde fungeren. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden vindt de rechtbank dat verdachte heeft meewerkt aan de vermogensdelicten oplichting en diefstal en daarop opzet had.
Deze wijze van oplichting, waarbij aangevers via WhatsApp werden benaderd om geld over te maken, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat verdachte heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taak had, namelijk het pinnen van de geldbedragen, hetgeen cruciaal was voor het voltooien van de oplichting. Onder andere de korte tijd tussen het overmaken van het geld en pinnen van de geldbedragen wijst erop dat verdachte in nauw contact stond met zijn mededaders en nauw met hen samenwerkte om het oplichtingstraject succesvol uit te voeren. Er was derhalve sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Daar komt nog bij dat [naam 8] heeft verklaard dat verdachte samen met iemand anders aan het hoofd van een groep stond die zich dagelijks bezighoudt met spoofing. Voor zover de verdediging heeft verzocht deze verklaring uit te sluiten van het bewijs, geldt dat het enkele feit dat [naam 8] ten tijde van het afleggen van die verklaring mogelijk een conflict had met verdachte, nog niet maakt dat de verklaring onbetrouwbaar is. De rechtbank zal deze verklaring dan ook gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank acht de onder 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 6, overweegt de rechtbank dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte het geldbedrag heeft gepind dat aangever [benadeelde 4] heeft overgemaakt naar de rekening op naam van [benadeelde 7] . Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 7 en 8
Verdachte heeft betrokkenheid ontkend bij de feiten 7 en 8. Ten aanzien van feit 7, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat aangeefster [benadeelde 5] op 13 augustus 2020 om 16.14 uur telefonisch is benaderd en om 16.58 uur een geldbedrag van € 4.997,- heeft overgemaakt naar een rekening die op naam bleek te staan van [naam 9] . Laatstgenoemde voerde op voornoemde datum tussen 16.53 uur en 17.20 uur via WhatsApp een gesprek met [naam 8] , op dat moment de partner van verdachte. [naam 8] zei dat
“hij op dat moment bezig was”en dat
“hij 4.990,- had getrokken”. Daarbij stuurde ze een screenshot van een bankierenapp waarop op 13 augustus 2020 een bedrag van € 4.997,- was gestort door [naam 5] (de partner van aangeefster [benadeelde 5] ). Vervolgens werden geldbedragen opgenomen bij een geldautomaat. Verderop in het gesprek zei [naam 9] dat hij “
haar vriend wilde bedanken, want ik weet die 5k is eigenlijk hoofdpijn”.
Dat [naam 9] met de aanduiding ‘
haar vriend’verdachte bedoelt en niet een willekeurige ander, leidt de rechtbank af uit de eerder aangehaalde verklaring van [naam 8] , waarin zij verklaart dat verdachte een keer de bankpas van [naam 9] had meegenomen omdat deze geld nodig had en haar had gevraagd of verdachte dit niet voor hem kon regelen.
Dat de [voornaam 2] uit de verklaring van [naam 8] en de [naam 9] die het WhatsAppgesprek voerde met [naam 8] een en dezelfde persoon is, blijkt volgens de rechtbank voldoende uit voornoemde bewijsmiddelen. Verder blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen volgens de rechtbank voldoende dat verdachte de persoon is geweest die betrokken is geweest bij de oplichting van aangeefster [benadeelde 5] . Voor wat betreft de overwegingen ten aanzien van het opzet op de oplichting en het medeplegen daarvan, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover heeft overwogen onder de feiten 3 tot en met 6. De rechtbank acht het onder 7 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte ook het geldbedrag heeft gepind dat aangeefster [benadeelde 5] heeft overgemaakt naar de rekening [rekeningnummer 3] , zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 8, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de vrouw van aangever [benadeelde 6] op 2 augustus 2020 omstreeks 16.40 uur telefonisch is benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter en om 17.31 uur een geldbedrag van € 2.490,95 heeft overgemaakt naar tegenrekening [rekeningnummer 6] op naam van [naam 7] . Verder leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 2 augustus 2020 omstreeks 17.49 uur een bericht stuurde naar [naam 8] met de tekst
“heb verdiend”en daarbij twee screenshots, waarop een storting van € 2.490,95 door [benadeelde 6] is te zien, twee geldopnames van € 2.000,- en € 490,- en een overschrijving van € 2.490,95 naar rekening [rekeningnummer 6] op naam van [naam 7] . Dat verdachte deze screenshots van Telegram heeft gehaald en slechts wilde opscheppen tegenover zijn vriendin, vindt de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij weegt de rechtbank de korte tijdspanne mee tussen de storting en het moment van opname, net zoals onder de feiten 3 tot en met 6, de vergelijkbare modus operandi en dat verdachte zich bezighield met dergelijke oplichtingspraktijken in die periode. Voor de overwegingen ten aanzien van het opzet op de oplichting en het medeplegen daarvan, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover heeft overwogen ten aanzien van de feiten 3 tot en met 6. De rechtbank acht het onder 8 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte ook het geldbedrag heeft gepind dat aangever [benadeelde 6] heeft overgemaakt naar de rekening op naam van [naam 6] , zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor diefstal van de telefoon en portemonnee met inhoud door verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen kan worden verklaard. Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat onder meer de bankpas van [aangever 1] is gestolen. Verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas van [aangever 1] voorhanden heeft gehad en daarmee heeft gepind. Dat [aangever 1] betrokken zou zijn geweest bij de oplichtingszaken en vrijwillig zijn pinpas heeft afgestaan, zoals verdachte heeft verklaard, is niet aannemelijk geworden en vindt geen steun in het dossier. Nu verdachte een pas van een ander voorhanden heeft gehad en daarmee grote geldbedragen heeft gepind en heeft verklaard dat hij wel wist dat het geld op die rekening niet zuiver was, acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde heling van de bankpas wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat, nu zij niet de verklaring volgt van verdachte dat [aangever 1] betrokken is geweest bij de oplichtingspraktijken, de ten laste gelegde diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het geldbedrag niet toebehoorde aan [aangever 1] . Dat neemt niet weg dat het geldbedrag evenmin toebehoorde aan verdachte en zijn mededader(s) en dat zij het geldbedrag zichzelf hebben toegeëigend. Het onder 2 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Vrijspraak van de feiten 9 en 10
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor betrokkenheid van verdachte bij het medeplegen van diefstal van geldbedragen, toebehorende aan [benadeelde 7] , door middel van een valse sleutel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 9 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 10, heeft aangever [benadeelde 8] op 22 april 2020 aangifte gedaan. Op 20 april 2020 kreeg aangever omstreeks 21.00 uur een Sms-bericht, dat afkomstig leek van de [naam bank 1] . Aangever vulde zijn gegevens in en daarna kreeg hij een e-mail dat een nieuwe pas was aangevraagd. Deze pas ontving aangever niet. Op 22 april 2020 zag aangever dat zijn pas niet meer werkte, dat zijn limiet was verhoogd en dat een bedrag van € 3.500,- was afgeschreven van zijn rekening. Om 15.06 uur was een bedrag van € 2.000,- gepind bij een geldautomaat in [woonplaats 8] en om 15.07 uur een geldbedrag van € 1.500,-.
De politie heeft de camerabeelden van de [naam bank 1] op de [adres 5] uitgekeken. De verbalisant zag dat op 22 april 2020 om 15.06 uur een man de bank binnenkwam. Hij hield een mobiele telefoon vast. De man droeg een [kleur 1] pet met [kleur 2] logo en een mondkapje. Verder had de man een zilveren oorstekertje in zijn rechteroor. De man pinde bedragen van € 2.000,- en € 1.500,-.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft de beelden en de printscreens daarvan bekeken en herkende de persoon op de screenshots ambtshalve voor 100% als [verdachte] . Verbalisant herkende hem aan de vorm van zijn gezicht, oren en ogen.
Verdachte heeft betrokkenheid ontkend en heeft verklaard dat hij niet de personen is op de beelden.
Hoewel het dossier naast de aangifte een proces-verbaal van herkenning van een verbalisant bevat, hetgeen voldoende wettig bewijs oplevert, ontbreekt in dit geval de overtuiging van de rechtbank om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De printscreens van de camerabeelden zijn onvoldoende duidelijk en de rechtbank is niet overtuigd dat de persoon op deze beelden verdachte betreft. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 10 ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 tot en met 6 primair, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 26 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 te Nijmegen,
een mobiele telefoon en/of een portemonnee (met inhoud) althanseen goed
heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op verschillende tijdstippen in
of omstreeksde periode van 26 februari 2020 tot en met 27 februari 2020 te Nijmegen,
althans in Nederland (telkens
)tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,diverse geldbedragen (met een totaal van 9640 euro)
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [aangever 1]heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdat weg te nemen geld onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van het pinnen van die geldbedragen met een van tevoren weggenomen pinpas ( [naam bank 2] met nr. [rekeningnummer 1] ) op naam van [aangever 1] en de bijhorende aan [aangever 1] afgegeven pincode voor die pas;
3.
hij op
of omstreeks26 februari 2020
te Nijmegen, althansin Nederland,
(telkens
)tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (met een totaal van
ongeveer
2318,53 euro), door
(telkens
)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en
/of
- zich heeft voorgedaan als een de zoon van [benadeelde 1] , te weten [naam 1] en
/ofvervolgens aan die [benadeelde 1] om hulp te vragen bij een spoedbetaling en vervolgens te verzoeken om (per omgaand)
een of meergeldbedragen over te maken (naar rekening: IBAN: [rekeningnummer 1] op naam van [aangever 1] );
4.
hij in
of omstreeksde periode van 22 november 2020 tot en met 23 november 2020
te [woonplaats 9] , gemeente Schouwen-Duiveland, althansin Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 2336 euro, door
(telkens
)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en
/of
- zich heeft voorgedaan als de stiefzoon van [benadeelde 2] , te weten [naam 2] en
/ofvervolgens aan die [benadeelde 2] om hulp te vragen bij een spoedbetaling en vervolgens te verzoeken om
(per omgaand
)een
of meergeldbedrag
enover te maken op rekeningnummer [rekeningnummer 2] T.N.V. [naam 3] met als omschrijving: [nummer] [naam 2] ;
5.
hij op
of omstreeks26 februari 2020
te [woonplaats 1] , gemeente Maasgouw, althansin Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (met een totaal van
ongeveer2318,53 euro), door
(telkens
)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en
/of
- zich heeft voorgedaan als de dochter van [benadeelde 3] en
/ofvervolgens aan die [benadeelde 3] om hulp te vragen bij een spoedbetalingen en vervolgens te verzoeken om
(per omgaand
) een of meergeldbedragen over te maken naar rekening [rekeningnummer 1] , ten name van [aangever 1] ;
6.
hij op
of omstreeks27 februari 2020
te [woonplaats 2] , gemeente Hellendoorn, althansin Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een
tweetalgeldbedrag
en(
7515,01 euro en/of5004,68 euro), door
(telkens
)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en
/of
- zich heeft voorgedaan als een de zoon van [benadeelde 4] , te weten [naam 4] en
/ofvervolgens aan die [benadeelde 4] om hulp te vragen bij spoedbetalingen en vervolgens te verzoeken om
(per omgaand
) een of meergeldbedragen over te maken (naar [aangever 1] op bankrekening nummer: [rekeningnummer 1] );
7.
hij op
of omstreeks13 augustus 2020
te [woonplaats 5] , gemeente Hollands Kroon, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van
enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee geldbedragen van ieder4997,00 euro door
(telkens)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en
/of
- zich heeft voorgedaan als een medewerkster van de ING-bank en
/ofvervolgens aan die [benadeelde 5] om hulp te vragen bij een spoedbetaling ivm een fraude melding en vervolgens te verzoeken om
(per omgaand
)naar de volgende bankrekening te weten,
[rekeningnummer 3] 4997,00 euro moest overmaken op de naam [naam 5] en/of nogmaals4997,00 over te maken naar bankrekening [rekeningnummer 4]
op de naam [naam 5] ;
8.
hij op
of omstreeks2 augustus 2020
te Veldhoven, althansin Nederland,
(telkens)tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van
diverse geldbedragen (1987,95 euro en/of2490,95 euro
), door
(telkens)via whatsappberichten
- zich daarbij te presenteren onder een valse naam en
/of
- zich heeft voorgedaan als een dochter van de vrouw van [benadeelde 6] en
/ofvervolgens aan die [benadeelde 6] om hulp te vragen bij een spoedbetaling en vervolgens te verzoeken om
(per omgaand
)een
of meergeldbedrag
enover te maken (naar Bankrekeningnummer andere partij:
[rekeningnummer 5] t.n.v. [naam 6] en/of[rekeningnummer 6] t.n.v. [naam 7] ).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
opzetheling;
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
feit 3, 5 en 6, telkens:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 4, 7 en 8, telkens:
medeplegen van oplichting;

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair, 2, 3 tot en met 6 primair, 8 en 10 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte de draad wil oppakken als hij uit de gevangenis komt. Verdachte heeft in het verleden gewerkt en wil dit ook weer gaan doen. De raadsman heeft verzocht om in het geval een gevangenisstraf zal worden opgelegd, de duur daarvan gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest. Verder heeft de raadsman verzocht geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen, maar in plaats daarvan een werkstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 25 juni 2021;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 14 april 2021.
Verdachte heeft zich (onder meer) schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van meerdere personen. Daarbij zijn – in de meeste gevallen – de slachtoffers benaderd via WhatsApp door iemand die zich voordeed als zoon of dochter. Door hen vervolgens om hulp te vragen vanwege financiële problemen, werden de slachtoffers overgehaald om grote geldbedragen over te maken naar bepaalde rekeningnummers. De slachtoffers hebben vanuit hun rol als ouder hun kind willen helpen. In een enkel geval werd het slachtoffer benaderd door iemand die zich voordeed als medewerkster van de ING-bank. Ook in dat geval werd het slachtoffer overgehaald om grote geldbedragen over te maken. Ieder slachtoffer heeft een aanzienlijk bedrag overgemaakt. Het geld werd vervolgens contant opgenomen en kwam zo in handen van verdachte en zijn mededader(s). De slachtoffers bleven met lege handen achter. Verdachte heeft enkel gehandeld ten behoeve van zijn eigen financieel gewin en heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de persoonlijke en financiële situatie van de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft ter zitting een summiere verklaring afgelegd en heeft zijn rol daarbij gebagatelliseerd. Door deze proceshouding neemt verdachte niet daadwerkelijk verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, onder meer voor forse vermogens- en geweldsdelicten.
In het advies van Reclassering Nederland is beschreven dat verdachte niet mee wilde werken aan de adviesrapportage. Volgens de Reclassering is er sprake van een patroon, want verdachte weigerde de laatste jaren al het contact met de Reclassering en werkte in 2019 niet mee aan het uitbrengen van een PBC-rapportage. Verdachte is eerder in aanraking geweest met justitie en de Reclassering heeft geconstateerd dat er sprake is van een zorgelijk delictpatroon, met een hoge kans op recidive. De leefgebieden psychosociaal functioneren, financiën en houding zijn criminogene factoren, evenals wellicht het middelengebruik. Vanwege de weigerachtige houding van verdachte om mee te werken aan nader onderzoek, ontbreekt het aan eensluidende diagnostiek. De in het verleden gestelde diagnostiek van een antisociale persoonlijkheidsstoornis is te oud om daaraan conclusies te verbinden. Interventies vanuit de Reclassering zijn tot nu toe een te licht middel gebleken. De Reclassering heeft daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht het recidiverisico te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte enkel een gevangenisstraf rechtvaardigt en niet (daarnaast) een werkstraf, zoals door de raadsman is bepleit. De feiten zijn dusdanig ernstig dat, vanuit oogpunt van normbevestiging, vergelding en preventie, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Om die reden ziet de rechtbank ook reden om af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf. Daarbij zal de rechtbank, als stok achter de deur, ook een voorwaardelijk deel aan gevangenisstraf opleggen. De rechtbank heeft verder gelet op de strafoplegging die doorgaans voor soortgelijke misdrijven wordt opgelegd. Verder weegt de rechtbank de proceshouding van verdachte mee, waaruit blijkt dat hij geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor de door hem gepleegde feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met het onder 3 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.318,53 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [benadeelde 1] als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering is door de verdediging niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en zal de vordering daarom volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, in dit geval 26 februari 2020.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met het onder 4 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.990,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [benadeelde 2] als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering is door de verdediging niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en zal de vordering daarom volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, in dit geval 23 november 2020.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met het onder 5 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.318,53 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [benadeelde 3] als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering is door de verdediging niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en zal de vordering daarom volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, in dit geval 26 februari 2020.
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in verband met het onder 6 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 12.519,69 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 5.004,68, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Gelet op de gevorderde gedeeltelijke vrijspraak moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor het overige
(€ 7.515,01) deel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [benadeelde 4] als gevolg van het onder 6 gedeeltelijk bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Met de officier van justitie is de rechtbank gekomen tot een gedeeltelijke vrijspraak. Bewezen is verklaard dat [benadeelde 4] voor een bedrag van € 5.004,68 mede door verdachte is opgelicht. De vordering is voor dit deel voldoende onderbouw en de rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, in dit geval 27 februari 2020. [benadeelde 4] zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft in verband met het onder 8 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.478,90 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van
€ 2.490,95, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Gelet op de gevorderde gedeeltelijke vrijspraak moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor het overige
(€ 1.987,95) deel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [benadeelde 6] als gevolg van het onder 8 gedeeltelijk bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Met de officier van justitie is de rechtbank gekomen tot een gedeeltelijke vrijspraak. Bewezen is verklaard dat [benadeelde 6] voor een bedrag van € 2.490,95 is opgelicht. De vordering is voor dit deel voldoende onderbouwd en de rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, in dit geval 2 augustus 2020. [benadeelde 6] zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
In alle gevallen ziet de rechtbank, gelet op het vorenstaande, aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve voornoemde benadeelde partijen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 60a, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 9 en 10 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 augustus 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021071433, onderzoek Dille / ON51021001, gesloten op 4 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 10 maart 2020, p. 17-18.
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] d.d. 27 februari 2020, p. 60-61.
4.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] d.d. 27 februari 2020, p. 81-82.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 323.
6.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 4] d.d. 3 maart 2020, p. 85-86.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 323.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 105.
9.ABN-AMRO bij- en afschrijvingen resultaat rekeningnummer 40.47.98.098 met tenaamstelling [aangever 1] , p. 24-26.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43-44.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47 en proces-verbaal van bevindingen, p. 49.
12.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2021 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 juli 2021, p. 3.
13.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] d.d. 26 november 2020, p. 111-113.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117-119.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129 en proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
16.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting op 11 augustus 2021.
17.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] d.d. 20 augustus 2020, p. 272-273.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 279.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 222-224 en de bijlage op p. 227-231.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 282.
23.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 6] d.d. 2 augustus 2020, p. 285-287.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 225 en de bijlage op p. 235-236.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
26.De verklaring van verdachtes zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2021.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57-58.