ECLI:NL:RBGEL:2021:4576

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
C/05/383657 / FA RK 21-497
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een minderjarig kind door de meemoeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan over de adoptie van een minderjarig kind door de meemoeder. De verzoekster, hierna te noemen [verzoeker], heeft een verzoek ingediend tot adoptie van [minderjarige], die geboren is uit de relatie van [moeder minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zwangerschap van [minderjarige] tot stand is gekomen door kunstmatige bevruchting met een onbekende donor. De verzoekster wenst juridisch moeder te worden van [minderjarige] en het ouderlijk gezag samen met [moeder minderjarige] uit te oefenen. De rechtbank heeft de procedure zonder mondelinge behandeling doorlopen en alle relevante documenten zijn ingediend, waaronder instemmingsverklaringen van [moeder minderjarige] en de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft de wettelijke kaders van de adoptie beoordeeld, met inachtneming van de artikelen 1:198 en 1:227 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan, aangezien [minderjarige] minderjarig is en de moeder instemt met het verzoek. De rechtbank heeft ook overwogen dat de adoptie in het belang van het kind is, gezien de zorg en opvoeding die [verzoeker] en [moeder minderjarige] gezamenlijk bieden. De adoptie heeft terugwerkende kracht tot het moment van de geboorte van [minderjarige].

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de bestaande familierechtelijke band tussen [minderjarige] en [moeder minderjarige] intact blijft na de adoptie. De verzoeken van [verzoeker] om het gezag en de achternaam van [minderjarige] te regelen zijn in overeenstemming met de wet en zijn goedgekeurd. De rechtbank heeft echter het verzoek om uitvoerbaarheid bij voorraad afgewijzen, omdat de aard van de procedure dit niet toelaat. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter mr. I. de Bruin, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. van Gerwen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/383657 / FA RK 21-497
Datum uitspraak: 18 augustus 2021

beschikking adoptie

in de zaak van

[verzoeker] ,

hierna te noemen: [verzoeker] , wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
-
[moeder minderjarige], hierna te noemen: [moeder minderjarige] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van [verzoeker] , ingekomen bij de griffie op 4 februari 2021;
- het F9-formulier inzake de geslachtsnaam, ingekomen op 2 maart 2021;
- het F9-formulier met als bijlage de geboorteakte van [minderjarige] , ingekomen op 10 juni 2021;
- het F9-formulier met als bijlage een uittreksel uit het gezagsregister, ingekomen op 25 juni 2021;
- het F7-formulier met als bijlagen de referteverklaringen van zowel [verzoeker] als [moeder minderjarige] , ingekomen op 20 juli 2021;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 26 juli 2021.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

De feiten

Verzoekster [verzoeker] en belanghebbende [moeder minderjarige] hebben een affectieve relatie met elkaar. Zij hebben op [datum] een samenlevingsovereenkomst gesloten. Binnen de relatie tussen [verzoeker] en [moeder minderjarige] , is uit [moeder minderjarige] , geboren de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door [moeder minderjarige] .
De zwangerschap van [moeder minderjarige] is tot stand gekomen met behulp van een donor middels kunstmatige bevruchting in de kliniek Nij Geertgen. De identiteit van de donor is onbekend, volgens de verklaring van de Stichting Donorgegevens.

Het verzoek

[verzoeker] verzoekt de rechtbank om, voor zover de wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad:
de adoptie door [verzoeker] van [minderjarige] uit te spreken;
te bepalen en te verklaren dat [verzoeker] het ouderlijk gezag over [minderjarige] samen met haar partner draagt;
te verklaren dat [minderjarige] na de adoptie de achternaam “ [moeder minderjarige] ” behoudt;
te bepalen en te verklaren dat de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en zijn moeder na adoptie van [minderjarige] door [verzoeker] in stand blijft.

De beoordeling

De verzoekenKort gezegd wenst [verzoeker] , net als [moeder minderjarige] , (juridisch) moeder van [minderjarige] te worden. Zij wil [minderjarige] daarom adopteren en het gezag over hem krijgen. Zij wenst verder dat de huidige familierechtelijke band tussen [minderjarige] en zijn moeder ( [moeder minderjarige] ) in stand blijft en dat [minderjarige] de achternaam [moeder minderjarige] blijft dragen. De rechtbank overweegt als volgt.

Wettelijk kader
Artikel 1:198 BW
Artikel 1:198 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt wie moeder is van een kind. Op grond van 1:198 BW sub a is de vrouw uit wie het kind is geboren de moeder van een kind. [moeder minderjarige] is daarmee moeder van [minderjarige] en tevens juridisch ouder. [verzoeker] wenst ook moeder te worden van [minderjarige] en zij kan moeder van hem worden als zij hem adopteert op grond van artikel 1:198 sub e BW.
Artikel 1:227 BWAdoptie geschiedt ingevolge artikel 1:227 lid 1 BW door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. [verzoeker] heeft in dit geval alleen het verzoek ingediend.
Artikel 1:227 lid 3 BW bepaalt dat een verzoek alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
In het geval van [verzoeker] geldt daarbij dat op grond van artikel 1:227 lid 4 BW is bepaald dat indien het kind is geboren binnen de relatie van de adoptant ( [verzoeker] ) en de ouder ( [moeder minderjarige] ), en het kind door en tengevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0013642&artikel=1&g=2021-08-02&z=2021-08-02) is verwekt en een door de stichting, bedoeld in die wet (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0013642&g=2021-08-02&z=2021-08-02), ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, wordt het verzoek toegewezen, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is of niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW.
Voorwaarden artikel 1:228 BW
Op grond van artikel 1:228 lid 1 BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. dat het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Verder is artikel 1:228 lid 3 op de situatie van [verzoeker] , [moeder minderjarige] en [minderjarige] van toepassing waarin is bepaald dat de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onder f, niet geldt indien het kind wordt geboren binnen de relatie van de moeder met een levensgezel van gelijk geslacht.
Adoptie
De rechtbank overweegt dat aan de vereisten van artikel 1:227 BW in samenhang met artikel 1:228 BW is voldaan. [minderjarige] is nog minderjarig en [moeder minderjarige] stemt in met het verzoek zo blijkt uit haar instemmingsverklaring. De zwangerschap van [minderjarige] is via donorinseminatie tot stand gekomen. De identiteit van de spermadonor is [moeder minderjarige] onbekend. Verder heeft de Raad verklaard geen meerwaarde te zien in nader onderzoek naar de adoptie, omdat alle betrokken partijen het eens zijn en de donor onbekend is. De gevraagde adoptie wordt in het belang van [minderjarige] geacht, nu [verzoeker] samen met [moeder minderjarige] de zorg draagt voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
Nu [minderjarige] is geboren binnen de relatie van de moeder en [verzoeker] en de adoptie voor de geboorte van [minderjarige] is verzocht, werkt op grond van artikel 1:230 lid 2 BW de adoptie terug tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige] .
De adoptie door verzoekster heeft geen gevolgen voor de reeds bestaande band tussen [moeder minderjarige] als (juridische) moeder en [minderjarige] . Hoewel artikel 1:229 lid 1 BW - kort gezegd - bepaalt dat door adoptie de geadopteerde en zijn adoptiefouder in familierechtelijke betrekking tot elkaar komen te staan en op grond van lid 2 tegelijkertijd de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn oorspronkelijke ouders op houdt te bestaan, bepaalt lid 3 het navolgende. In artikel 1:229 lid 3 is - kort gezegd - opgenomen dat in afwijking van het tweede lid de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde ( [minderjarige] ) en zijn ouder ( [moeder minderjarige] ) en haar bloedverwanten blijft bestaan, indien de levensgezel van die ouder ( [verzoeker] ) het kind adopteert.
Het verzoek van verzoekster onder IV zal worden afgewezen, omdat dit reeds voortvloeit uit de wet, zoals hiervoor vermeld.
GezagOp grond van artikel 1:229 lid 4 oefenen adoptiefouders die niet met elkaar zijn gehuwd of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden door adoptie het gezag over de geadopteerde gezamenlijk uit. Deze bepaling geldt zowel na partneradoptie als na adoptie door de adoptiefouders tezamen. Op grond van dit artikel krijgt [verzoeker] als juridisch ouder van [minderjarige] ook het (gezamenlijk) gezag over hem. Aangezien dit reeds volgt uit de wet, zal het verzoek van [verzoeker] onder II worden afgewezen.
Achternaam
Artikel 1:5 lid 3 BW bepaalt dat indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de levensgezel van een ouder komt te staan, het zijn geslachtsnaam houdt, tenzij de ouder en haar levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de levensgezel, dan wel de geslachtsnaam van die ouder. [verzoeker] en [moeder minderjarige] hebben, bij verklaring als bedoeld in artikel 1:5 lid 3 BW, verklaard dat [minderjarige] de geslachtsnaam [moeder minderjarige] zal blijven dragen. De rechtbank zal aldus verstaan dat de achternaam van [minderjarige] [moeder minderjarige] blijft.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
De beslissing ten aanzien van de adoptie kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De aard van deze procedure verzet zich daartegen.

De beslissing:

De kinderrechter:
- spreekt uit de adoptie van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
door:
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ;
die terugwerkt tot [geboortedatum minderjarige] ;
- verstaat dat de geslachtsnaam van de minderjarige zal zijn: [moeder minderjarige] .
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Bruin, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.