ECLI:NL:RBGEL:2021:4553

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
21-3684
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens misbruik van recht en gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die in een geschil verwikkeld is met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. Verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, dat op 8 juni 2021 ongegrond was verklaard. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld, geregistreerd onder nummer 21/3100, en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder nummer 21/3684.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen op zitting verschijnen, indien het verzoek kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Dit was het vijfde, vrijwel identieke verzoek van verzoeker, wat de voorzieningenrechter deed concluderen dat er sprake was van misbruik van recht. De voorzieningenrechter heeft verzoeker erop gewezen dat bij een volgend vergelijkbaar verzoek het verzoek om ontheffing van het griffierecht niet meer zal worden toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft verder aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat verzoeker de normale behandeling van de bodemprocedure kan afwachten. Verzoeker had de rechtbank Gelderland aansprakelijk gesteld voor eerdere uitspraken, maar de bestuursrechter is onbevoegd om hierover te oordelen. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, in tegenwoordigheid van griffier H. de Groot, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3684

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epete Epe, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2021 heeft verweerder een plan van aanpak naar verzoeker toegestuurd met verzoek deze te ondertekenen en te retourneren. Bij besluit van 8 juni 2021 is verzoekers bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer 21/3100. Daarnaast is door verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer 21/3684.
Voor de gedingstukken is namens verweerder bij email van 9 augustus 2021 verwezen naar de eerder tussen partijen gevoerde procedures onder registratienummers 21/924, 21/1564 , 21/1814 en 21/3182.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen - onder meer - indien het verzoek kennelijk ongegrond is.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
Verzoeker heeft een voorlopige voorziening ingesteld omdat hij het (opnieuw) niet eens is met de uitkomsten van de (vier) eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter tussen partijen.
Ook in dit verzoek om voorlopige voorziening is er geen aanleiding een ordemaatregel te treffen. Er is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen enkel aanknopingspunt waarom verzoeker de normale behandeling van de bodemprocedure niet (langer) kan afwachten.
Verzoeker stelt in zijn verzoek de rechtbank Gelderland (civielrechtelijke) aansprakelijk voor de eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter. De bestuursrechter is evenwel onbevoegd om een oordeel te geven over deze aansprakelijkheidstelling.
3. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
4. De voorzieningenrechter wijst verzoeker erop dat dit het vijfde, vrijwel identieke, verzoek om een voorlopige voorziening is. De voorzieningenrechter zal bij een volgend vergelijkbaar verzoek om een voorlopige voorziening het verzoek om ontheffing van het griffierecht niet meer toewijzen wegens misbruik van recht van de zijde van verzoeker door telkens vergelijkbare verzoeken in te dienen, waarvan hem bekend is dat deze kansloos zijn.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van H. de Groot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.