ECLI:NL:RBGEL:2021:4529

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
9055385 EZ VERZ 21-100
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van testamentair bewindvoerder en beoordeling van gewichtige redenen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder, gedaan door de gevolmachtigden van de onder bewindgestelde. De verzoekers, [gevolmachtigde 1], [gevolmachtigde 2] en [gevolmachtigde 3], stelden dat er gewichtige redenen waren om de testamentair bewindvoerder, [verwerende partij], te ontslaan. De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van de verzoekers beoordeeld en vastgesteld dat zij op grond van het levenstestament van de onder bewindgestelde rechtsgeldig konden procederen.

De kantonrechter heeft vervolgens het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 4:164 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de bewindvoerder kan worden ontslagen indien er sprake is van gewichtige redenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die na de eerdere beschikking van 12 september 2019 zijn ontstaan, die het ontslag van de bewindvoerder zouden rechtvaardigen. De verwijten die aan de bewindvoerder zijn gemaakt, zoals belangenverstrengeling en wantrouwen in haar functioneren, zijn niet voldoende onderbouwd en zijn niet nieuw.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de bewindvoerder in ernstige mate tekort is geschoten in haar verplichtingen. De verzoekers zijn veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op nihil. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 9055385 \ EZ VERZ 21-100 \ MMKJS\ma
uitspraak van 22 juli 2021
beschikking
in de zaak van
[gevolmachtigde 1] , [gevolmachtigde 2] en [gevolmachtigde 3] handelend als gevolmachtigden van
[onder bewindgestelde]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. S.H. van Os
verzoekende partij
tegen
[verwerende partij] q.q. testamentair bewindvoerder
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
procederend in persoon

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verwijsbeschikking van 23 februari 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Midden – Nederland;
  • de akte van dupliek van 3 mei 2021;
- de aantekeningen van de griffier van de gehouden mondelinge behandeling van
17 mei 2021 mede inhoudende de pleitnotitie van de gemachtigde van verzoekende partij.
Heden is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] is te [plaats] overleden [erflaatster] , geboren te [plaats] ) op [geboortedatum] (hierna: erflaatster). Zij woonde laatstelijk te [plaats] .
2.2.
Erflaatster heeft over haar nalatenschap beschikt bij testament van 6 juli 2018.
Daarin heeft zij onder meer aan haar stiefzoon [betrokkene 1] gelegateerd een bedrag in contanten gelijk aan de waarde van het erfdeel indien hij samen met de hierna genoemde erfgenamen mede-erfgenaam in haar nalatenschap zou zijn geweest. Het legaat bedraagt circa € 700.000,00. Erflaatster heeft een levenslang testamentair bewind ingesteld over het legaat, onder de bepaling dat het aan [onder bewindgestelde] nagelatene alleen besteed mag worden aan zijn levensonderhoud, met benoeming van [verwerende partij] tot testamentair bewindvoerder.
2.3.
In het testament heeft erflaatster een tweetrapsmaking opgenomen. Daarin is bepaald dat hetgeen [onder bewindgestelde] van het uit haar nalatenschap aan hem nagelatene bij zijn overlijden onverteerd zal hebben nagelaten, ten deel zal vallen aan haar overige stiefkinderen (erfgenamen).
2.4.
Voorts heeft erflaatster in haar testament bepaald dat de testamentair bewindvoerder jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording dient af te leggen aan de rechthebbende, in dit geval [onder bewindgestelde] . Indien [onder bewindgestelde] niet in staat is tot het opnemen van de rekening, wordt de rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd. Aan het einde van het bewind dient zij rekening en verantwoording mede af te leggen aan degene die haar in het beheer van de goederen opvolgt, in dit geval de overige stiefkinderen.
2.5.
Op 6 oktober 2016 heeft [onder bewindgestelde] door tussenkomst van een notaris een levenstestament laten opstellen, waarin hij zijn echtgenote [gevolmachtigde 1] en zijn dochters [gevolmachtigde 2] en [gevolmachtigde 3] (hierna: de familie) een algemene volmacht heeft verleend om onder meer zijn vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen. Daarnaast heeft [onder bewindgestelde] aan de familie een algemene volmacht verleend om hem te vertegenwoordigen in medische aangelegenheden als hij niet meer in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen.
2.6.
Verzoekers hebben verweerster in haar hoedanigheid van executeur van deze nalatenschap in rechte betrokken en bij dagvaarding de vernietiging dan wel nietig verklaring van het laatste testament van erflaatster gevorderd.
2.7.
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 12 september 2019 is het verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend testamentair bewindvoerder afgewezen. Verder heeft de kantonrechter in voornoemde beschikking bepaald dat de testamentair bewindvoerder jaarlijks rekening en verantwoording dient af te leggen aan de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekers verzoeken de kantonrechter:
1. [verwerende partij] te ontslaan uit haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder over het legaat van [onder bewindgestelde] uit de nalatenschap van [erflaatster] ;
2. als opvolgend bewindvoerder te benoemen: een professionele organisatie voor bewindvoering en daarin de voorkeur volgens van verzoeker, de heer [bewindvoerder] te benoemen en/of zodanige voorziening te treffen die de kantonrechter nuttig en nodig acht in het belang van de rechthebbende;
3. de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Verzoekers hebben hun verzoek schriftelijk onderbouwd en toegelicht tijdens de mondelinge behandeling.
3.3.
Verweerster voert verweer waarop de kantonrechter hierna, voor zover nodig voor de beoordeling van het verzoek, zal ingaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Verweerster betwist dat de familie rechtsgeldig op grond van het levenstestament van [onder bewindgestelde] (hierna: rechthebbende) van 6 oktober 2016 in hoedanigheid van gevolmachtigde van rechthebbende in deze procedure kunnen optreden. Verweerster geeft aan dat het levenstestament niet gaat over het testamentair bewind en zij in haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder hiervoor geen toestemming heeft verleend. Verweerster is van mening dat dit moet leiden tot niet – ontvankelijkheid van verzoeker nu hij geestelijk niet meer in staat is deze procedure zelf te voeren. De kantonrechter is van oordeel dat verzoekers namens rechthebbende mogen procederen op grond van het levenstestament. Dit levenstestament is naar het oordeel van de kantonrechter rechtsgeldig en niet beperkt in omvang. De kantonrechter acht verzoekers in hun hoedanigheid van gevolmachtigden dan ook ontvankelijk met betrekking tot deze procedure.
Juridisch kader
4.2.
Op grond van hetgeen in het testament is bepaald over het testamentair bewind en hetgeen (aanvullend en/of dwingend) is bepaald in Afdeling 7, Titel 5 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en in het bijzonder op grond van artikel 4:164 lid 2 BW, dient de kantonrechter te toetsen of sprake is van gewichtige redenen die moeten leiden tot het ontslag van de testamentair bewindvoerder. Met gewichtige redenen wordt bedoeld de situatie dat de bewindvoerder in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen of dat zij ongeschikt is geworden het bewind te voeren.
4.3.
Bij beschikking van 12 september 2019 heeft de kantonrechter een eerder verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen geen hoger beroep hebben ingesteld tegen de desbetreffende beschikking.
Gelet op het feit dat de termijn voor het instellen van hoger beroep reeds is verstreken, is de beschikking in kracht van gewijsde getreden. Dienaangaande overweegt de kantonrechter dat het aan het strafrecht ontleende ‘ne bis in idem’-beginsel in het civiele recht een belemmering vormt om -anders dan via het instellen van een rechtsmiddel (hoger beroep)- tegenover dezelfde wederpartij een andersluidend oordeel te verkrijgen over een verzoek van (nagenoeg) gelijke inhoud en strekking als een eerder verzoek waarover reeds door een rechter van gelijke rang is beslist. Indien een verzoek in strijd met dit beginsel van een goede procesorde wordt ingesteld, dient zij te worden afgewezen. Hetgeen in dit geval ertoe leidt dat de kantonrechter alleen verwijten die zijn ontstaan na 12 september 2019 zal beoordelen in het kader van het verzochte ontslag.
Gewichtige redenen
4.4.
Het feit dat de kantonrechter bij beschikking heeft bepaald dat de testamentair bewindvoerder jaarlijks rekening en verantwoording aan de kantonrechter dient af te leggen en waar verzoekers thans tegen ageren, kan in deze procedure, gelet op het overwogene onder 4.3. niet worden meegenomen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van gewichtige redenen die moeten leiden tot ontslag van de testamentair bewindvoerder.
De kantonrechter stelt van dat geen gewijzigde feiten en/of omstandigheden zijn aangevoerd die zich na 12 september 2019 hebben voorgedaan waardoor de kantonrechter met betrekking tot het afleggen van de rekening en verantwoording een nieuwe beslissing dient te nemen. Het goedkeuren van de rekening en verantwoording behoort tot de taak en bevoegdheid van de kantonrechter op grond van artikel 4:161 lid 2 BW. Ten overvloede wijst de kantonrechter op lid 2 van artikel 4:161 dat bepaalt dat goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter de rechthebbende of belanghebbende niet belet om na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.
4.5.
De verwijten die aan de verweerster worden gemaakt met betrekking tot de inhoud van de door haar opgestelde rekening en verantwoording zullen niet kunnen leiden tot een inhoudelijke beoordeling door de kantonrechter omdat thans geen procedure aanhangig is tegen de door de testamentair bewindvoerder afgelegde rekening en verantwoording aan de kantonrechter en dit verder geen onderdeel betreft van deze procedure.
4.6.
De testamentair bewindvoerder wordt verder verweten dat sprake is van belangenverstrengeling waardoor zij haar taak niet goed kan uitvoeren omdat zij tevens testamentair executeur van de nalatenschap van erflaatster is. De kantonrechter stelt vast dat verweerster de hoedanigheid van executeur als van testamentair bewindvoerder reeds voor
12 september 2019 bezat, namelijk na overlijden van erflaatster en door aanvaarding van beide taken. Dit was tevens bekend was bij verzoeker. Voorts leidt het enkele feit van het hebben van beide hoedanigheden niet automatisch tot het oordeel dat sprake is van onverenigbaarheid van beide hoedanigheden. De verweten belangenverstrengeling dient nader te worden onderbouwd met gebeurtenissen, feiten en omstandigheden die zich voorgedaan zouden hebben nadat verweerster beide hoedanigheden heeft aanvaard.
4.7.
Het feit dat verzoeker na 2019 een procedure is gestart tegen de executeur waarin de geldigheid van het testament wordt aangevochten en de kosten voor de executeur uit de nalatenschap worden vergoed en de kosten voor verzoeker niet uit het legaat, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het testament is nog steeds rechtsgeldig en de bepalingen betreffende het legaat waarover een testamentair bewind is ingesteld daarmee ook. In de bepaling is een regeling opgenomen waaraan het legaat mag worden besteed. De kantonrechter is van oordeel dat de testamentair bewindvoerder kan beslissen dat de kosten voor het voeren van voornoemde dagvaardingsprocedure geen kosten voor levensonderhoud zijn. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat sprake is van belangenverstrengeling ontstaan na 12 september 2019. De kantonrechter is van oordeel dat dit verwijt niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een gewichtige reden die moet leiden tot het ontslag van de testamentair bewindvoerder.
4.8.
Voorts wordt de testamentair bewindvoerder verweten dat sprake is van een zodanig wantrouwen in haar functioneren dat dit moet leiden tot haar ontslag. Verzoeker verwijt de testamentair bewindvoerder dat haar wijze van communicatie met de familie leidt tot wantrouwen in haar functioneren. De familie stelt dat de testamentair bewindvoerder er alles aan doet om zo min mogelijk van het legaat uit te keren ten nadele van rechthebbende, dat bewijsstukken worden gevraagd van de familie die onmogelijk verstrekt kunnen worden of de privacy van de echtgenote aantasten. De familie geeft aan dat rechthebbende haar niet wil zien. Rechtstreeks contact met rechthebbende zou volgens de familie kunnen leiden tot geweld. Dat is onwenselijk waardoor de familie heeft besloten in overleg met het tehuis waar rechthebbende verblijft, dat de testamentair bewindvoerder geen direct contact met hem mag hebben. De familie en rechthebbende ervaren stress door de wijze van beheer door de testamentair bewindvoerder.
De testamentair bewindvoerder heeft aangevoerd dat voor het uitvoeren van haar taak als testamentair bewindvoerder het niet noodzakelijk is om direct contact met rechthebbende te hebben. Zij is van mening dat alle declaraties ruimhartig worden beoordeeld en uitgekeerd. Zij geeft daarbij aan dat hoe meer informatie zij krijgt over hetgeen rechthebbende nodig heeft om zijn leven zo aangenaam mogelijk te laten zijn, zij hierin vervolgens financieel meer kan betekenen omdat zij dan met deze informatie rekening kan houden bij de beoordeling van de declaraties.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling dat na 12 september 2019 geen sprake is van constructieve communicatie tussen partijen. Het gebrek hieraan was naar het oordeel van de kantonrechter reeds aanwezig voor de uitspraak van de kantonrechter in 2019. Ook toen werd dit verwijt gemaakt aan de testamentair bewindvoerder blijkens de beschikking.
Het wantrouwen dat is ontstaan jegens de testamentair bewindvoerder door de wijze van communicatie tussen partijen vindt haar oorsprong niet uitsluitend in gebeurtenissen, feiten en/of omstandigheden die ontstaan zijn na de uitspraak van de kantonrechter in 2019.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van voortgezet wantrouwen en dat het voortgezette wantrouwen niet bestaat uit nieuwe gebeurtenissen, feiten en omstandigheden, die het ontslag van de testamentair bewindvoerder zouden kunnen rechtvaardigen.
4.10.
De testamentair bewindvoerder heeft de bevoegdheid de uitgaven die (namens) rechthebbende (zullen) plaatsvinden te beoordelen aan de hand van het criterium dat het testament ten aanzien van het legaat heeft bepaald. Hierover verschillen de familie en de testamentair bewindvoerder regelmatig van inzicht. Het wantrouwen dat mede hierdoor is ontstaan in de testamentair bewindvoerder is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van gewichtige redenen die zullen moeten leiden tot ontslag. De communicatie tussen partijen verloopt niet soepel, echter naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet alleen te wijten aan één van partijen, hierdoor kan ook dit verwijt niet zelfstandig maar ook niet als onderdeel van het gestelde wantrouwen, leiden tot ontslag van de testamentair bewindvoerder.
4.11.
De kantonrechter zal het verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder afwijzen omdat gelet op het hiervoor is overwogen niet is komen vast te staan dat de testamentair bewindvoerder in ernstige mate tekort is geschoten of dat zij ongeschikt is geworden om deze taak te kunnen uit te voeren.
4.12.
Nu verzoeker in het ongelijk is gesteld, zal de kantonrechter verzoeker veroordelen in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [gevolmachtigde 1] , [gevolmachtigde 2] en [gevolmachtigde 3] handelend als gevolmachtigden van
[onder bewindgestelde] in de proceskosten, aan de zijde van verweerster tot op heden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.