Uitspraak
1.De procedure
- de verwijsbeschikking van 23 februari 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Midden – Nederland;
- de akte van dupliek van 3 mei 2021;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder, gedaan door de gevolmachtigden van de onder bewindgestelde. De verzoekers, [gevolmachtigde 1], [gevolmachtigde 2] en [gevolmachtigde 3], stelden dat er gewichtige redenen waren om de testamentair bewindvoerder, [verwerende partij], te ontslaan. De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van de verzoekers beoordeeld en vastgesteld dat zij op grond van het levenstestament van de onder bewindgestelde rechtsgeldig konden procederen.
De kantonrechter heeft vervolgens het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 4:164 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de bewindvoerder kan worden ontslagen indien er sprake is van gewichtige redenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die na de eerdere beschikking van 12 september 2019 zijn ontstaan, die het ontslag van de bewindvoerder zouden rechtvaardigen. De verwijten die aan de bewindvoerder zijn gemaakt, zoals belangenverstrengeling en wantrouwen in haar functioneren, zijn niet voldoende onderbouwd en zijn niet nieuw.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de bewindvoerder in ernstige mate tekort is geschoten in haar verplichtingen. De verzoekers zijn veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op nihil. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.