ECLI:NL:RBGEL:2021:4499

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
05/109087-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor het in voorraad hebben van valse bankbiljetten, een vuurwapen en hennep

Op 16 augustus 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen twee mannen uit Duitsland, die op 20 april 2021 bij de grensovergang in Zevenaar zijn aangehouden. De Koninklijke Marechaussee ontdekte in hun auto 149 valse bankbiljetten van 50 euro, een vuurwapen en ongeveer 200,78 gram hennep. De verdachten probeerden te vluchten toen ze door de Marechaussee werden aangehouden, maar werden uiteindelijk gepakt. Tijdens de insluitingsfouillering werd een vals bankbiljet aangetroffen bij een van de verdachten, die ook verklaarde dat het om een vals briefje ging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse bankbiljetten in voorraad had, en dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen. De hennep werd ook als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte bij het drugscircuit aan te tonen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische aandoening en de taalbarrière die hij ondervond in detentie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/109087-21
Datum uitspraak : 16 augustus 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.P.C. van de P.I. Haaglanden.
Raadsman: mr. H.M. Mourik, advocaat in Aalten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 augustus 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Zevenaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 149 bankbiljetten, althans een of meer bankbiljetten, van 50 euro, die hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zelf hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/hen, toen hij deze ontving(en) bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft/hebben gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Zevenaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk [merk] , type [type] , kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Zevenaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 200,78 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Zevenaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 200,78 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 april 2021 was de Koninklijke Marechaussee bezig met een toezichtcontrole toen bij de grens op de A12 te Babberich in de gemeente Zevenaar een Volkswagen Polo voorzien van een Duits kenteken voorbij reed. In de auto zaten twee personen. Verbalisant gaf de auto een volgteken. In eerste instantie volgde de auto naar de controlestrook, maar ging er toen met hoge snelheid vandoor. Verbalisant ging er op een motor achteraan en zag dat de auto een groot stuk op de vluchtstrook reed en verschillende auto’s inhaalde. Via de achterruit had de verbalisant goed zicht op de bijrijder en zag dat hij constant aan het bewegen was. Bij de afrit Duiven raakte de rechterkant van het voertuig de berm. Uiteindelijk kwam het voertuig in (de buurt van) een berm voor de oprit Duiven tot stilstand. Verdachte opende de deur en verbalisant zag dat hij uit de auto sprong. Hij begon te rennen. De chauffeur bleef zitten. Verdachte gaf gehoor toen de politie tegen hem schreeuwde dat hij moest blijven staan. Bij aanhouding lag naast hem een heuptasje met daarin coupures van vijftig euro gebundeld met elastieken. [2]
Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte op 20 april 2021 is een bankbiljet van vijftig euro aangetroffen. Verbalisanten hoorden verdachte zeggen dat het een vals briefje betrof. [3]
De auto is onderzocht. Bij het openen van het achterportier aan de bijrijderskant zag verbalisant twee doorzichtige sealbags liggen met daarin henneptoppen. Bij het openen van de bijrijdersportier zag verbalisant de mat omhoog liggen. Hij tilde de mat op en zag daaronder een zwartkleurig vuurwapen liggen. [4]
In het dashboardkastje aan de bijrijderszijde lagen twee huurcontracten, waarvan één op naam van medeverdachte [medeverdachte] en op de achterbank lag een zwartkleurige jas met daarin de ID-kaart van [medeverdachte] . [5]
De bankbiljetten, het vuurwapen en de henneptoppen zijn onderzocht.
De coupures van vijftig euro zijn geteld en betroffen totaal een bedrag van 7450 euro. Bij onderzoek rees het vermoeden dat de biljetten vals waren, omdat de echtheidskenmerken niet overeenkwamen met echt geld. [6] Een verbalisant constateerde dat de biljetten een ruwe structuur hadden en niet een gladde structuur die reguliere bankbiljetten hebben. De echtheidskenmerken waren duidelijk op het biljet geplakt en lieten deels los. Eén van de biljetten was nat geworden, waardoor de inkt was verlopen. Bij een echt biljet zou dit niet kunnen gebeuren. De randen van de biljetten vertoonden kleine snijsplinters of oneffenheden en meerdere biljetten waren voorzien van hetzelfde ‘unieke’ nummer. Bij het tellen van het geld op de telmachine van de Koninklijke Marechaussee, bleek dat deze de biljetten niet kon verwerken. [7] Uit forensisch technisch onderzoek aan de biljetten bleek vervolgens dat de gebruikte reproductietechniek op de biljetten afweek van het origineel en dat het originele watermerk en de originele veiligheidsraad ontbreken in het papier. Het onderzoek wees dus uit dat de bankbiljetten vals waren. [8]
Verder bleek uit onderzoek dat het vuurwapen een gaspistool betreft van het merk [merk] model [type] , kaliber 9 mm. Het betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. [9]
De henneptoppen waren verdeeld over twee zakken, gewogen op 99,45 en 101,33 gram. Op een henneptop is een indicatieve test uitgevoerd. Hieruit bleek dat het om een opiaat ging. De henneptoppen hadden in totaal een gewicht van 200,78 gram en een straatwaarde van € 800,-. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van in voorraad hebben van de bankbiljetten kan niet worden bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging heeft gedaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dacht dat hij echt geld bij zich had en had daarom geen wetenschap van dat het geld vals was, omdat hij het geld niet heeft geteld toen hij het kreeg. Het gaspistool heeft verdachte pas onderweg in de auto ontdekt en tot die tijd had hij er geen wetenschap van. De hennep is niet van verdachte en daarnaast is niet bewezen dat de drugs al in de auto zaten vóórdat de grens gepasseerd werd. Verdachte dient van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 Valse bankbiljetten
De rechtbank overweegt dat, gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen, vaststaat dat de verdachte op 20 april 2021 opzettelijk minstens 149 valse bankbiljetten in voorraad heeft gehad. De bankbiljetten zijn in zijn heuptasje en in zijn broekzak (één briefje van vijftig euro) aangetroffen. Bij insluitingsfouillering heeft verdachte gezegd dat het briefje van vijftig euro dat hij in zijn broekzak had een vals biljet betrof. De verklaring dat verdachte dat pas op het moment van vluchten heeft ontdekt, acht de rechtbank onaannemelijk. Uit onderzoek naar de biljetten is namelijk onder meer gebleken dat de echtheidskenmerken erop waren geplakt en deels loslieten, iets wat hem direct bij het verkrijgen van het geld had moeten zijn opgevallen. Verder voelden en zagen de biljetten er wezenlijk anders uit dan echt geld.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte het oogmerk had om de bankbiljetten als echt uit te geven of te doen uitgeven. Verdachte heeft de bankbiljetten op enig moment in zijn heuptasje gestopt, is de auto ingestapt en is met de medeverdachte naar de grens gereden, met als doel Amsterdam. Van het stapeltje met valse biljetten heeft verdachte één biljet afgehaald en in zijn broekzak gedaan. [11]
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in onderlinge samenhang bezien niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte het oogmerk had om de valse bankbiljetten op enig moment als echt uit te geven of te doen uitgeven.
Verdachte heeft verder verklaard dat het geld alleen aan hem toebehoorde. [12] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij niets van het valse geld afwist. [13] De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte niet is komen vast te staan. Daarom zal verdachte van dat deel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Voor het overige is het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 Vuurwapen
Voor een bewezenverklaring moet worden vastgesteld dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en daar enige beschikkingsmacht over heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij bij het instappen in de auto al iets onder de mat van de bijrijdersstoel voelde zitten. Hij deed de mat omhoog en zag daaronder een vuurwapen liggen. Dat pakte hij op en toonde dat aan medeverdachte [medeverdachte] . Ze spraken erover, of het een nep of echt vuurwapen zou zijn. Verdachte heeft vervolgengs het magazijn eruit gehaald om te controleren of er munitie in zat. Daarna heeft hij het wapen weer onder de mat geplaatst. [14] Het verweer dat verdachte pas tijdens het rijden erachter is gekomen dat het vuurwapen onder de mat lag en doet vermoeden dat een ander dan verdachte (of medeverdachte) het wapen daar heeft neergelegd, doet niet ter zake, nu verdachte indien dat het geval was geweest redelijkerwijs direct afstand van het vuurwapen had kunnen nemen. Aldus was verdachte, door het zien en het aanraken van het wapen en het verblijven in de directe nabijheid daarvan, zich bewust van de aanwezigheid van de wapen kon daarover beschikken, zodat verdachte dat wapen voorhanden heeft gehad. Dat geldt eveneens voor medeverdachte [medeverdachte] die bij hem in de auto zat.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van het van het merk [merk] , type [type] , kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad.
Feit 3 hennep
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het op 20 april 2021 opzettelijk binnen het grondgebied brengen van ongeveer 200,78 gram hennep. Verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte] vanuit Duitsland onderweg waren naar Amsterdam om een voorraad hennep (kush) te brengen aan een donkere man. [15]
De rechtbank leidt uit het voorgaande en alles in samenhang bezien af, dat sprake was van een gezamenlijk plan dat ook deels is uitgevoerd en dat verdachte een bijdrage heeft geleverd van voldoende gewicht. Ook is vast komen te staan dat verdachten direct na het passeren van de grens zijn aangehouden. Anders dan de raadsman heeft gesteld, moet de hennep dan dus al voor het passeren van de grens in de auto zijn gelegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks20 april 2021 te Zevenaar,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althansalleen, opzettelijk 149 bankbiljetten, althans een of meer bankbiljetten, van 50 euro,
die hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) zelf hebben nagemaakt en/of vervalst en/ofwaarvan de valsheid
en/of vervalsing hem
/hen, toen hij deze ontving
(en)bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en
/ofte doen uitgeven, in voorraad heeft
/hebbengehad;
2.
hij op
of omstreeks20 april 2021 te Zevenaar,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk [merk] , type [type] , kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks20 april 2021 te Zevenaar,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 200,78 gram,
in elk geval een hoeveelheidhennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte nog jong is en niet voldoende heeft nagedacht over de consequenties van zijn handelen. De voorlopige hechtenis is hem tot dusver zwaar gevallen. Hij kan door zijn Duitse achtergrond slechts beperkt communiceren met andere gedetineerden of personen binnen de P.P.C. Haaglanden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een eventueel langere gevangenisstraf op te leggen in voorwaardelijke vorm.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is aangehouden met in totaal 150 valse bankbiljetten, een categorie II vuurwapen en ongeveer 200 gram henneptoppen. Hij was samen met medeverdachte [medeverdachte] op weg naar Amsterdam, om daar hennep af te leveren. Toen de Koninklijke Marechaussee hen staande probeerde te houden zijn verdachten met hoge snelheid op de vlucht geslagen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van vals geld met het oogmerk om dit geld als echt uit te gaan geven. Het in circulatie brengen van vals geld is ontwrichtend voor de economie. Economisch gezien is het immers van groot belang dat erop kan worden vertrouwd dat aan bankbiljetten de daarop vermelde waarde kan worden toegekend. Het in omloop brengen van vals geld brengt niet alleen schade toe aan het vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer, maar dupeert tevens de onwetende ontvanger van dit valse geld. Daarnaast is met het aanwezig hebben van een wapen, door verdachte bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij en een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen veroorzaakt, dat het ongecontroleerde bezit van wapens met zich brengt. Met het binnen het grondgebied van Nederland brengen van softdrugs, heeft verdachte ten slotte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
De rechtbank neemt verder in overweging dat tijdens de terechtzitting gebleken dat verdachte lijdt aan een psychische aandoening, waarvoor hij behandeling krijgt. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de detentie verdachte ook zwaar valt, nu hij de Nederlandse taal niet beheerst.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, is naar oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld zal de rechtbank, gelet op strafoplegging in vergelijkbare gevallen, een gevangenisstraf van kortere duur opleggen. Ook ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, nu verdachte te kennen heeft gegeven dat hij na zijn detentie wenst terug te keren naar Duitsland.
Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van
5 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 209 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet;
- 26 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis op de dag waarop de duur daarvan gelijk zal zijn aan de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Gaastra, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 augustus 2021.
mr. A.S. Gaastra en mr. Doon zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021177358, gesloten op 22 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 12-15 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2021.
3.Proces-verbaal insluitingsfouillering verdachte, p. 22.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
8.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen.
9.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 23-24.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25 en Kennisgeving van inbeslagneming, p. 74.
11.Proces-verbaal van voorgeleiding in verband met aanhouding, p. 57.
12.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2021.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 47 e.v.
14.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2021
15.Proces-verbaal van voorgeleiding in verband me aanhouding p. 57..