ECLI:NL:RBGEL:2021:4426

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
C/05/388171 / HA ZA 21-257
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot afgifte van bescheiden in civiele procedure tussen zorgaanbieder en franchisegever

In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Gelderland, is op 18 augustus 2021 een vonnis gewezen in een incident. De eiseressen, Stichting Driestroom en Ondernemersgroep De Driestroom B.V., vorderden inzage in bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiseressen stelden dat zij deze bescheiden nodig hadden om hun procespositie te bepalen in een hoofdzaak waarin zij schadevergoeding vorderden van de gedaagden, die betrokken waren bij een franchiseovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gevorderde bescheiden onvoldoende bepaald waren en dat er niet was aangetoond dat de gedaagden rechtmatig belang hadden bij de gevraagde inzage. De rechtbank wees de vordering tot afgifte van de bescheiden af, met uitzondering van de geluidsopnames van gesprekken die met bepaalde personen waren gevoerd. De rechtbank stelde dat de geheimhoudingsplicht van de eiseressen in de weg stond aan de verstrekking van de overige gevraagde bescheiden. De rechtbank legde een termijn op voor de verstrekking van de geluidsopnames en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/388171 / HA ZA 21-257 592 / 1496
Vonnis in incident van 18 augustus 2021
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING DRIESTROOM,
gevestigd te Overbetuwe,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONDERNEMERSGROEP DE DRIESTROOM B.V.,
gevestigd te Overbetuwe,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. dr. L.A.P. Arends te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.hfdz./eis.inc.1],
gevestigd te [plaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.hfdz./eis.inc.2],
gevestigd te [plaats] ,
3.
[ged.hfdz./eis.inc.3],
wonende te [plaats] ,
4.
[ged.hfdz./eis.inc.4],
wonende te [plaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. drs. P.A. Visser te Rotterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Driestroom c.s. worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedn.hfdz./eis.inc.] worden genoemd en afzonderlijk [ged.hfdz./eis.inc.1] , [ged.hfdz./eis.inc.2] , [ged.hfdz./eis.inc.3] en [ged.hfdz./eis.inc.4] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 april 2021 met producties 1 tot en met 48,
  • de incidentele conclusie/vordering tot afgifte, althans inzage ex artikel 843a Rv,
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert Driestroom c.s. - kort gezegd - onder meer een schadevergoeding van € 1.222.983,08 en een boete van € 775.500,00 van [gedn.hfdz./eis.inc.] op grond van toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de franchiseovereenkomst en onrechtmatig handelen (bestuurders-aansprakelijkheid). Aan die vorderingen legt Driestroom c.s. onder meer het volgende ten grondslag. Driestroom c.s. biedt aan diverse gemeenten in de regio Utrecht kleinschalige gezinszorg aan voor kinderen en jongeren die in die gemeenten woonachtig zijn. Zij werkt in dat kader samen met een gezinshuis, dat geëxploiteerd wordt door één of meer professionele gezinshuisouders, door wie de daadwerkelijke zorg wordt geleverd. Driestroom c.s. sluit daartoe met hen een franchiseovereenkomst. Driestroom c.s. blijft jegens haar opdrachtgevers verantwoordelijk voor de kwaliteit en rechtmatigheid van de geleverde zorg. Op 11 augustus 2014 heeft Driestroom c.s. met [ged.hfdz./eis.inc.4] en [ged.hfdz./eis.inc.3] een dergelijke franchiseovereenkomst gesloten. Die franchise-overeenkomst is vanaf 6 december 2016 voortgezet door [ged.hfdz./eis.inc.1] . Op basis van die franchiseovereenkomst werd door [ged.hfdz./eis.inc.1] ‘ [naam gezinshuis] ’ geëxploiteerd. Driestroom c.s. stelt dat zij in maart 2020 ernstige signalen van mistanden heeft ontvangen in [naam gezinshuis] . Naar aanleiding daarvan heeft een door Driestroom c.s. samengestelde onderzoekscommissie onderzoek gedaan. De onderzoekscommissie komt in haar rapport van 6 november 2020 volgens Driestroom c.s. tot de volgende conclusies:
  • [ged.hfdz./eis.inc.3] heeft zich onterecht als orthopedagoog voorgedaan;
  • [ged.hfdz./eis.inc.3] heeft onbevoegd EMDR-therapie uitgevoerd en heeft speltherapie door een stagiaire in opleiding onder supervisie van een docent op afstand gefaciliteerd;
  • er was geen balans in het team van medewerkers van [naam gezinshuis] , gelet op ervaring, opleiding en inzet van de hoeveelheid van stagiaires;
  • in de periode van januari 2018 tot maart 2020 hebben zich (ernstige) incidenten voorgedaan, waaronder fysieke incidenten, waarbij deze incidenten onvoldoende werden geëvalueerd en risicoanalyses ontbraken, waardoor de kwaliteitsverbetering niet werd bewerkstelligd;
  • er werden onbevoegd (fysieke) maatregelen bij cliënten toegepast;
  • er is in strijd gehandeld met privacywetgeving;
  • [ged.hfdz./eis.inc.4] heeft onvoldoende ingegrepen en heeft het onveilige pedagogisch leefklimaat laten voortbestaan en hij beschikt niet over de noodzakelijke opleiding;
  • de samenwerkingspartners van [naam gezinshuis] zijn op het verkeerde been gezet door de vermeende expertise van [ged.hfdz./eis.inc.3] ;
  • er is twijfel of de door [naam gezinshuis] geleverde zorg rechtmatig is verleend, nu er minimale zorg is geleverd voor cliënten met zware indicaties.
Uit het onderzoeksrapport blijkt volgens Driestroom c.s. tevens dat door [naam gezinshuis] meer zorg is gedeclareerd dan dat er is verleend en dat de kwaliteit van de verleende zorg ondermaats was. Daarom heeft Driestroom c.s. de franchiseovereenkomst bij brief van 22 december 2020 beëindigd. Driestroom c.s. stelt dat de geleden schade bestaat uit het bedrag waartoe zij door haar opdrachtgevers is en zal worden aangesproken. [ged.hfdz./eis.inc.4] en [ged.hfdz./eis.inc.3] staan als bestuurders aan het hoofd van [naam gezinshuis] en zij voeren gezamenlijk de leiding over de vennootschappen [ged.hfdz./eis.inc.1] en [ged.hfdz./eis.inc.2] . Driestroom c.s. stelt dat hen een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt nu zij feitelijk leiding hebben gegeven aan de gedragingen die [ged.hfdz./eis.inc.1] worden verweten, waarvan zij bovendien financieel hebben geprofiteerd middels uitkeringen van dividend, zodat zij met [ged.hfdz./eis.inc.1] aansprakelijk zijn voor de door Driestroom c.s. ten gevolge daarvan geleden schade. Dit geldt volgens Driestroom c.s. eveneens voor [ged.hfdz./eis.inc.2] , nu [ged.hfdz./eis.inc.4] en [ged.hfdz./eis.inc.3] hun bestuursfunctie via deze vennootschap hebben uitgeoefend en dividend van [ged.hfdz./eis.inc.1] eerst aan deze vennootschap is uitgekeerd. Driestroom c.s. beroept zich subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair op onverschuldigde betaling.
2.2.
[gedn.hfdz./eis.inc.] vordert in dit incident dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Driestroom c.s. veroordeelt om uiterlijk 48 uur na betekening van dit vonnis:
I. haar toegang tot de volgende bescheiden te verstrekken en te blijven verstrekken voor de duur van de procedure:
a. Mextra
b. ONS
c. plaatsingsadviezen
d. individuele behandelplannen
e. zorgplannen
f. evaluaties van zorgplannen
g. agogische overleggen
h. vragenlijst alledaags geluk
i. risico-inventarisaties
j. melding aanvang zorg
k. melding einde zorg;
l. Triasweb
m. Intranet,
op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of dagdeel tot een maximum van € 2.000.000,00, dat Driestroom c.s. daarmee in gebreke blijft;
II. aan haar te verstrekken geluidsopnames en transcripties van gesprekken gehouden voor het onderzoek van twintig met name genoemde personen, waaronder ex-medewerkers en ex-stagiaires van [naam gezinshuis] , een gezinshuisouder, een regiobestuurder, voogden, een ex-cliënt, een logeeropvang en een loketmedewerkster van Stichting Driestroom,
op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of dagdeel tot een maximum van € 2.000.000,00, dat Driestroom c.s. daarmee in gebreke blijft;
III. aan haar te verstrekken de reactie, zoals die door Stichting Driestroom is verzonden aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid naar aanleiding van de vragen zoals door deze instanties gesteld op 7 december 2020 aan Stichting Driestroom,
op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of dagdeel tot een maximum van € 2.000.000,00, dat Driestroom c.s. daarmee in gebreke blijft,
met hoofdelijke veroordeling van Driestroom c.s. in de kosten van het incident.
2.3.
[gedn.hfdz./eis.inc.] stelt dat zij door de beëindiging van de franchiseovereenkomst niet meer kan beschikken over de elektronische cliëntendossiers in Mextra en ONS, het incident meldsysteem Triasweb en de beleidsdocumenten van Driestroom c.s. op Intranet. Zij wenst herstel van de gebruikersnamen en wachtwoorden voor deze systemen, zodat zij (weer) toegang heeft tot de administratieve bescheiden. Mextra is door Driestroom c.s. gebruikt tot medio 2020 en is daarna vervangen door ONS. Deze systemen bevatten alle cliëntadministratie van [gedn.hfdz./eis.inc.] , waaronder dagrapportages en documenten. De individuele behandelplannen (IBP’s) tot en met 2019 bevinden zich in Mextra en de zorgplannen (zoals de IBP’s later werden genoemd) vanaf 2020 bevinden zich in ONS. De risico-inventarisaties, die voor elk kind werden gemaakt, staan in Mextra en in ONS. De notulen van de agogische overleggen en de vragenlijst alledaags geluk staan in ONS. Met al deze stukken kan [gedn.hfdz./eis.inc.] de geleverde kwaliteit aantonen, dan wel aantonen dat aan de kwaliteitseisen is voldaan. Dit geldt ook voor de evaluaties van de zorgplannen, de meldingen aanvang en einde zorg en de meldingen van incidenten in Triasweb. In de plaatsingsadviezen voor nieuwe cliënten is vermeld of de hoofdbehandelaar de plaatsing al dan niet goedkeurt. De hoofdbehandelaar is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en moet toestemming geven voor de plaatsing. De hoofdbehandelaar is dus op de hoogte van de omvang van het gezinshuis, aldus [gedn.hfdz./eis.inc.] Volgens het handboek en de franchiseovereenkomst moeten de beleidsdocumenten van Driestroom c.s. worden betrokken van Intranet. [gedn.hfdz./eis.inc.] kan niet meer beschikken over deze documenten en kan daarom niet aan de hand van deze documenten aantonen dat aan de kwaliteitseisen is voldaan. Daarnaast vordert [gedn.hfdz./eis.inc.] afgifte van de geluidsopnamen en transcripties van een aantal van de gesprekken die zijn gehouden tijdens het onderzoek dat heeft plaatsgevonden in mei en juli 2020, nu zij vermoedt dat de inhoud van de gesprekken niet correct is weergegeven en de inhoud daarvan door Driestroom c.s. selectief wordt gebruikt om haar vorderingen te onderbouwen. Verder heeft [gedn.hfdz./eis.inc.] er belang bij om de reactie van Driestroom c.s. te ontvangen op de brief van de inspecties, nu die ziet op de positie van [gedn.hfdz./eis.inc.] jegens enerzijds de Inspectie en anderzijds jegens Driestroom c.s.
[gedn.hfdz./eis.inc.] stelt dat zij de gevorderde bescheiden nodig heeft om over een correct dossier te beschikken op grond waarvan zij haar procespositie nauwkeurig kan vaststellen, zowel voor het voeren van (bevrijdend) verweer, waaronder begrepen het eventueel instellen van een reconventionele vordering, als voor eventuele schikkingsonderhandelingen. Zij heeft de bescheiden tevens nodig om zich naar behoren te kunnen verweren in een procedure, waarin de gemeente Wijk bij Duurstede haar bij dagvaarding van 14 juni 2021 heeft gedagvaard.
2.4.
Driestroom c.s. voert verweer. Zij betwist dat het [gedn.hfdz./eis.inc.] niet was toegestaan een eigen administratie voeren. Dat zij dat niet heeft gedaan dient voor haar eigen rekening te komen. Verder is art. 843a Rv niet bedoeld om stukken te verkrijgen om de procespositie te kunnen vaststellen. Driestroom c.s. betwist dat [gedn.hfdz./eis.inc.] een rechtmatig belang heeft bij de gevorderde bescheiden. Voor het krijgen van ongeclausuleerde toegang tot elektronische systemen biedt art. 843a Rv geen basis. In die systemen is alle informatie van cliënten van Driestroom c.s. opgeslagen, dus ook van cliënten die niet in [naam gezinshuis] hebben verbleven of informatie die betrekking heeft op cliënten in de periode nadat de samenwerking met [naam gezinshuis] was verbroken. Ook licht [gedn.hfdz./eis.inc.] niet toe hoe zij met haar ongerichte vordering inzichtelijk kan maken dat zij de vereiste kwaliteit heeft geleverd en welke verweren zij wil onderbouwen met de te verkrijgen informatie. Bovendien kan [gedn.hfdz./eis.inc.] met de informatie uit de computersystemen niet weerleggen wat in het onderzoeksrapport staat, aldus Driestroom c.s. [gedn.hfdz./eis.inc.] duidt volgens Driestroom c.s. niet aan om welke bescheiden het gaat. Zij stelt slechts dat de bescheiden voldoende bepaalbaar zijn, maar licht dat niet toe. Mextra, ONS, Triasweb en Intranet zijn geen gegevensdragers als bedoeld in art. 843a Rv. Tevens is niet toegelicht of de bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij [gedn.hfdz./eis.inc.] partij is. Daarnaast doet Driestroom c.s. een beroep op art. 843a lid 3 Rv en stelt zij dat de gevorderde bescheiden vallen onder haar geheimhoudingsplicht op grond van het medisch beroepsgeheim (art. 7:457 BW en art. 7.3.11 Jeugdwet). Mextra en ONS bevatten cliëntinformatie die onder deze geheimhoudingsplicht valt. Ook de ongeclausuleerde toegang tot deze systemen voor de duur van de procedure voert te ver, aldus Driestroom c.s. Informatie uit Triasweb kan op grond van art. 9 lid 6 Wkkgz bovendien niet worden gebruikt als bewijs in civiele zaken. De bescheiden zoals gevorderd onder I c tot en met k zijn ook onvoldoende bepaald. Het betreft documenten die in de dossier van cliënten van Driestroom c.s. zijn opgenomen en die eveneens vallen onder haar geheimhoudingsplicht. Voorts heeft [gedn.hfdz./eis.inc.] niet gespecificeerd welke beleidsdocumenten van Intranet zij verlangt. Driestroom c.s. wijst erop dat zij als productie 5 bij dagvaarding al de ‘Kwaliteitscriteria Gezinshuizen (2019)’ heeft overgelegd, dat is gehanteerd bij de beoordeling door de onderzoekscommissie. Van de personen die onder II zijn genoemd staat niet vast dat door de onderzoekscommissie met hen is gesproken. Ook zijn niet alle interviews opgenomen en zijn niet van alle interviews verslagen gemaakt. Van degenen die toestemming hebben gegeven voor het gebruik van het gespreksverslag in deze procedure, is het verslag reeds overgelegd, van degenen die daartoe geen toestemming hebben gegeven niet. De verslagen van de gesprekken met [ged.hfdz./eis.inc.4] en [ged.hfdz./eis.inc.3] worden als producties 52 tot en met 58 overgelegd door Driestroom c.s. Voorts is ook dit deel van de vordering volgens Driestroom c.s. te onbepaald. Met betrekking tot het onder III gevorderde is door [gedn.hfdz./eis.inc.] niet toegelicht waarom het stuk relevant is in deze procedure. Driestroom c.s. maakt voorts bezwaar tegen de gevorderde dwangsommen, als zijnde buitensporig en onredelijk hoog.
2.5.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 843a Rv voorziet erin dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden, waaronder begrepen op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn voorganger partij is. Hierbij gaat het om gevallen waarin de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is maar deze dat stuk niet in haar bezit heeft, terwijl zij het desbetreffende stuk bijvoorbeeld in een procedure zou willen overleggen. Artikel 843a lid 1 Rv verbindt vier cumulatieve voorwaarden aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van (afschriften van) stukken: (1) degene die de vordering instelt, dient daarbij op het moment dat hij dat doet een rechtmatig belang te hebben, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is, waarbij (4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd deze te zijner beschikking of onder zijn berusting moet hebben. Door deze beperkingen kan een zogenoemde 'fishing expedition' worden voorkomen. Als aan deze criteria is voldaan hoeft de wederpartij toch niet aan de vordering tot afgifte van de gevorderde bescheiden te voldoen als hij uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn (lid 3) of indien daarvoor gewichtige redenen aanwezig zijn, alsmede indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (lid 4).
2.6.
Driestroom c.s. heeft de stelplicht en draagt de bewijslast van haar stelling dat [gedn.hfdz./eis.inc.] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de overeenkomst tussen haar en [ged.hfdz./eis.inc.1] en van haar stelling dat jegens haar onrechtmatig is gehandeld. Slechts voor zover er sprake is van een bevrijdend verweer van [gedn.hfdz./eis.inc.] rust de bewijslast daarvan op haar. In dat kader stelt zij weliswaar dat zij dergelijke verweren wil voeren, maar zij benoemt deze verweren niet en licht niet toe welke van de door haar gevorderde bescheiden zij kan gebruiken om die verweren te onderbouwen. Daarom is het op voorhand moeilijk vast te stellen of [gedn.hfdz./eis.inc.] de door haar gevorderde bescheiden nodig zal hebben om zich tegen de door Driestroom c.s. ingestelde vorderingen te verweren. In dit licht moet de hierna volgende beoordeling van de vorderingen worden gelezen.
Vordering onder I.
2.7.
De gevorderde toegang tot de informatiesystemen Mextra. ONS en Triasweb is te breed en ongeclausuleerd opgezet en ziet daardoor niet op bepaalde bescheiden als bedoeld in artikel 843 a lid 1 Rv. [gedn.hfdz./eis.inc.] heeft niet toegelicht waarom zij toegang nodig heeft tot die systemen en waarom niet volstaan kan worden met het overleggen van een afschrift van bepaalde benoemde bescheiden die in deze systemen zijn opgeslagen, zoals specifieke informatie over bij naam genoemde cliënten. Daarnaast zou [gedn.hfdz./eis.inc.] met toegang tot deze systemen ook toegang krijgen tot informatie over cliënten die niet in [naam gezinshuis] hebben verbleven of tot informatie van cliënten die in [naam gezinshuis] hebben verbleven die betrekking heeft op de periode nadat zij [naam gezinshuis] hebben verlaten, waarvan niet valt in te zien dat [gedn.hfdz./eis.inc.] die informatie nodig heeft om zich in deze procedure adequaat te kunnen verweren. Gelet op de geheimhoudingsplicht van Driestroom c.s., is het bovendien zeer onwenselijk dat [gedn.hfdz./eis.inc.] informatie over alle cliënten van Driestroom c.s. kan inzien. Voorts is toegang tot het Intranet om beleidsdocumenten te downloaden niet nodig, nu het document “Kwaliteitscriteria Gezinshuizen”, waaraan de onderzoekscommissie heeft getoetst, is overgelegd als productie 5 bij dagvaarding door Driestroom c.s. [gedn.hfdz./eis.inc.] heeft niet gespecificeerd welke beleidsdocumenten zij daarnaast nog wenst te ontvangen. Voor de onder c tot en met k gevorderde bescheiden heeft zij ook niet gespecificeerd van welke cliënten zij deze stukken nodig heeft om zich te verweren tegen de vorderingen van Driestroom c.s., zodat ook op dat punt niet kan worden getoetst welke stukken nodig zijn voor de onderbouwing van haar verweren. Verder is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk hoe [gedn.hfdz./eis.inc.] de informatie uit de systemen en de onder c tot en met k benoemde bescheiden, voor zover deze betrekking heeft of hebben op cliënten van Driestroom c.s. die in [naam gezinshuis] hebben verbleven, wil gebruiken om de conclusies uit het onderzoeksrapport, dat aan de vorderingen van Driestroom c.s. ten grondslag ligt, te weerleggen. Bij dit alles geldt bovendien dat Driestroom c.s. aanvoert dat zij uit hoofde van haar geheimhoudingsplicht de onder I gevorderde informatie geheim dient te houden. [gedn.hfdz./eis.inc.] is op dit verweer in het geheel niet ingegaan, terwijl dat wel van haar mocht worden verwacht, omdat te voorzien was dat Driestroom c.s. daar gelet op de aard van de gevorderde bescheiden een beroep op zou doen en Driestroom c.s. in haar brief van 28 mei 2020 aan [gedn.hfdz./eis.inc.] reeds erop heeft gewezen dat haar geheimhoudingsplicht in de weg staat aan het verstrekken van de verzochte gegevens. De vordering onder I zal daarom worden afgewezen.
Vordering onder II.
2.8.
[gedn.hfdz./eis.inc.] heeft onvoldoende onderbouwd wat haar rechtmatig belang is bij het verkrijgen van de geluidsopnames en transcripties van de gesprekken die met derden zijn gevoerd. [gedn.hfdz./eis.inc.] stelt slechts dat in de gespreksverslagen selectief is weergegeven wat in de gesprekken is gezegd, maar licht niet toe waaruit dat blijkt. Daarnaast is niet zeker of, en zo ja welke gesprekken uiteindelijk voor het voeren van een adequaat verweer van belang zullen zijn voor [gedn.hfdz./eis.inc.] Nu de gesprekken vertrouwelijk zijn gevoerd, wil de rechtbank Driestroom c.s. daarom nog niet verplichten tot het overleggen van deze stukken. Bovendien zijn de namen van de geïnterviewden zwart gemaakt in het onderzoeksrapport, zodat niet kan worden vastgesteld of de personen die [gedn.hfdz./eis.inc.] in haar vordering noemt daadwerkelijk zijn geïnterviewd en of de resultaten van die interviews zijn meegenomen in het onderzoeksrapport. Om deze redenen komt deze vordering op dit moment niet voor toewijzing in aanmerking. Voor zover de vordering betrekking heeft op de transcripties en geluidsopnames van de gesprekken die met [ged.hfdz./eis.inc.4] en [ged.hfdz./eis.inc.4] -Streef zijn gevoerd, komt de vordering voor toewijzing in aanmerking, nu Driestroom c.s. zich daartegen niet heeft verzet. De transcripties zijn reeds bij de conclusie van antwoord in dit incident door Driestroom c.s. overgelegd, zodat de vordering zal worden toegewezen voor zover zij ziet op de geluidsopnames van deze gesprekken. Deze vordering is weliswaar niet als zodanig in het petitum van de incidentele conclusie van [gedn.hfdz./eis.inc.] opgenomen, maar uit het gestelde in punt 13 van die conclusie volgt dat het wel de bedoeling van [gedn.hfdz./eis.inc.] is dat ook verstrekking van die geluidsopnames wordt gevorderd en kennelijk heeft Driestroom c.s. dat ook als zodanig begrepen.
2.9.
De vordering onder III zal worden afgewezen. [gedn.hfdz./eis.inc.] heeft, tegenover het gemotiveerde verweer van Driestroom c.s., niet toegelicht waarom de inhoud van deze brief relevant kan zijn voor het door haar te voeren verweer.
2.10.
[gedn.hfdz./eis.inc.] heeft voorts niet nader toegelicht welke eventuele reconventionele vorderingen zij jegens Driestroom c.s. zou willen instellen en waarop die vorderingen zouden zijn gegrond. Ook heeft zij niet nader toegelicht waarom zij de gevorderde bescheiden nodig heeft in de procedure tegen de gemeente Wijk bij Duurstede. Om die reden gaat de rechtbank aan haar stellingen op dit punt als onvoldoende onderbouwd voorbij.
2.11.
De rechtbank overweegt tot slot nog als volgt. In de hoofdzaak zal aan de orde komen in hoeverre Driestroom c.s. haar stellingen al dan niet voldoende heeft onderbouwd, mede gelet op het verweer van [gedn.hfdz./eis.inc.] Dan zal ook kunnen worden beoordeeld welke stukken eventueel nog in het geding moeten worden gebracht en wie daartoe de aangewezen partij is. Vooralsnog heeft echter te gelden dat de door [gedn.hfdz./eis.inc.] ingestelde vorderingen prematuur zijn, zodat zij ook op deze grond dienen te worden afgewezen. Om dezelfde reden zal de rechtbank het subsidiair gevorderde bevel, dat is gebaseerd op artikel 22 Rv afwijzen.
2.12.
De rechtbank ziet geen reden om een dwangsom te verbinden aan de toegewezen vordering. Niet gebleken is dat [gedn.hfdz./eis.inc.] eerder om de geluidsopnames van de gesprekken met [ged.hfdz./eis.inc.4] en [ged.hfdz./eis.inc.3] heeft verzocht. Uit de door Driestroom c.s. overgelegde correspondentie tussen partijen volgt dat Driestroom c.s. de auditrapporten aan [gedn.hfdz./eis.inc.] heeft verstrekt en dat [gedn.hfdz./eis.inc.] haar alleen heeft verzocht om de transscripties van de gevoerde gesprekken en niet om de geluidsopnames. Van een consequent weigerachtige houding van Driestroom c.s. is dan ook niet gebleken. Ook de overige door [gedn.hfdz./eis.inc.] aangevoerde reden zijn onvoldoende voor het opleggen van een dwangsom. De rechtbank zal in redelijkheid een termijn van één week na betekening van het vonnis bepalen voor het verstrekken van voormelde geluidsopnames.
2.13.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van Driestroom c.s. tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad, nu de vordering alleen wordt toegewezen met betrekking tot de geluidsopnames van de gesprekken met [ged.hfdz./eis.inc.4] en [ged.hfdz./eis.inc.3] , waarvoor de geheimhoudingsplicht van Driestroom c.s. niet geldt.
2.14.
[gedn.hfdz./eis.inc.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld op de hierna te bepalen wijze.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank zal de hoofdzaak op de rol plaatsen van 29 september 2021 voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedn.hfdz./eis.inc.]
3.2.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
veroordeelt Driestroom c.s. om binnen één week na betekening van dit vonnis de geluidsopnames te verstrekken van de gesprekken die in het kader van het onderzoek zijn gevoerd met [ged.hfdz./eis.inc.4] en/of [ged.hfdz./eis.inc.3] op 27 april 2020, 11 mei 2020, 15 mei 2020, 29 mei 2020, 4 juni 2020 en 12 juni 2020,
4.2.
veroordeelt [gedn.hfdz./eis.inc.] in de kosten van het incident, aan de zijde van Driestroom c.s. tot op heden begroot op € 563,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 september 2021voor conclusie van antwoord,
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.