ECLI:NL:RBGEL:2021:4421

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
C/05/390443 / KG RK 21-510
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak

Op 9 augustus 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking van mr. J.M.W. van de Sande afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een belastingzaak, had zijn wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een zitting die gepland stond op 13 juli 2021. Verzoeker had voorafgaand aan deze zitting aangegeven de rechter te willen wraken, maar zijn argumenten waren niet specifiek gericht op de rechter zelf, maar op de gehele rechtspraak. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 augustus 2021 was verzoeker niet verschenen, terwijl de rechter had laten weten niet te zullen verschijnen.

De wrakingskamer oordeelde dat wraking alleen mogelijk is op basis van concrete feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De stellingen van verzoeker waren te algemeen en niet onderbouwd met specifieke feiten die duiden op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de verwachtingen van verzoeker over de uitkomst van de zaak en de agendering van de zitting geen aanwijzingen gaven voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat de agendering van zaken afhankelijk is van verschillende factoren en dat de rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/390443 / KG RK 21-510
Beschikking van 9 augustus 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.M.W. van de Sande,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Op 28 en 29 juni 2021 is door een medewerker van de rechtbank Gelderland per emailberichten met verzoeker gecommuniceerd over de zitting bij de belastingrechter van 13 juli 2021 om 10:45 uur over het verzet in de zaak met procedurenummer ARN 20/503 tegen de Belastingdienst. Hierop is door verzoeker bij emailbericht van 29 juni 2021 gereageerd dat hij de rechter bij aanvang van de zitting van 13 juli 2021 zal wraken. Door de medewerker van de rechtbank is bij emailbericht van 30 juni 2021 aan verzoeker meegedeeld dat bij een wrakingsverzoek de zitting van 13 juli 2021 direct zal worden beëindigd en dat verzoeker ook voor de zitting direct al schriftelijk zijn wrakingsverzoek kan indienen, zodat hierop voorafgaand aan de zitting kan worden beslist. Bij emailbericht van 1 juli 2021 heeft verzoeker daarop gereageerd dat ten aanzien van de wraking de grondslagen in het dossier kunnen worden gevonden.
1.2.
De rechter heeft op 22 juli 2021 schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 2 augustus 2021 is verzoeker niet verschenen. De rechter heeft vooraf laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer ARN 20/503.
2.2.
De rechtbank begrijpt dat verzoeker blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag legt. Verzoeker verwijst voor de grondslagen van zijn wrakingsverzoek naar het dossier. Er is sprake van vooringenomenheid en verdraaien van het recht, aldus verzoeker. Verzoeker stelt dat de Belastingdienst artikel 5 van de Grondwet miskent. De rechtspraak zou zich hierover moeten uitlaten. Volgens verzoeker is het bestuursrecht niet toepasselijk maar het strafrecht. Het zou verzoeker niet verbazen als de Belastingdienst weer eens het gelijk aan zijn zijde zal krijgen. Daarnaast is aan verzoeker eerder meegedeeld dat zittingen om 9.00 uur beginnen. Het vertrouwen in de rechtspraak neemt niet toe als niet de waarheid wordt voorgespiegeld. Een rechtspraak die mensen ‘opzettelijk voor de mal houdt’ vraagt om recht, aldus verzoeker. Ten slotte stelt verzoeker onder verwijzing naar het emailbericht van de rechtbank van 29 juni 2021:
“De term ‘niet inhoudelijk’ op individuele zaken ingaan zonder zitting is een ware omissie. Feit is dat u driemaal met de ‘verkeerde rechter’ komt aanzetten, vervolgens niet bij machte bent om het tij - tijdig- te keren en het over de rug van een burger gaat afwentelen.”
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Uit het verweer komt onder meer naar voren dat de zaak van verzoeker op een zogenoemde AZ-zitting was gepland. De rechter had enkel naar de zaak gekeken om te zien of deze zich voor een AZ-zitting leende en had de zaak verder nog niet inhoudelijk bestudeerd. De rechter wijst erop dat in het emailbericht van 29 juni 2021 van verzoeker geen concrete redenen worden genoemd waarom hij van mening is dat de rechter bij hem de schijn heeft gewekt vooringenomen te zijn, anders dan dat zij onderdeel uitmaakt van de rechtspraak.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
Uit zowel de aangevoerde gronden als het dossier volgen geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de wrakingskamer vooringenomenheid van de rechter kan afleiden of zwaarwegende aanwijzingen voor de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De stellingen van verzoeker hebben betrekking op de gehele rechtspraak en zijn niet specifiek gericht op de rechter. Ook zijn verwachting dat de Belastingdienst weer het recht aan zijn zijde zal krijgen, is niet gebaseerd op een concreet feit of concrete omstandigheid die met de rechter te maken heeft.
3.3.
Ten aanzien van het geplande tijdstip merkt de wrakingskamer nog op dat, zoals ook al uit eerdere emailberichten van de medewerkster van de rechtbank naar voren is gekomen, de betreffende zittingen normaal gesproken beginnen om 9:00 uur en om 13:30 uur en dat er op die ochtend- en middagzittingen meerdere zaken zijn geagendeerd. De agendering van de zaken is afhankelijk van verschillende factoren. Aan verzoeker is uitgelegd dat om die reden zijn zaak niet om 9:00 uur maar om 10:45 uur is geagendeerd. Ook daaruit blijkt geen vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker.
3.4.
Op grond van het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. S.J. Peerdeman, A.F. Germs-de Goede en
M.J.M. Verhoeven, in tegenwoordigheid van de griffier […] en in openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.