ECLI:NL:RBGEL:2021:4419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
05/880377-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met schuldwitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in 2021 was veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren voor schuldwitwassen. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat door de officier aanvankelijk werd geschat op € 22.527,07, maar later werd bijgesteld naar € 14.852,07. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in totaal een bedrag van € 22.527,07 op de bankrekeningen van de veroordeelde is overgemaakt, waarvan een deel is teruggestort door de ABN AMRO-bank. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde een bedrag van € 1.422,57 als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald, na aftrek van de teruggestorte bedragen en de aankopen van bitcoins. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde niet daadwerkelijk over de bitcoins kon beschikken, waardoor dit bedrag niet als voordeel kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.422,57, met de mogelijkheid van gijzeling indien deze verplichting niet wordt nagekomen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880377-19 (ontneming)
Datum uitspraak : 29 juli 2021
Tegenspraak
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde](hierna: veroordeelde),
geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 22.527,07.

2.De procedure

De zaak is op 15 juli 2021 op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn vordering bijgesteld tot een bedrag van € 14.852,07. Hij stelt dat dit het wederrechtelijk verkregen voordeel is dat veroordeelde heeft verkregen en dat de betalingsverplichting op hetzelfde bedrag moet worden vastgesteld. Volgens de officier van justitie is er een bedrag van € 22.527,07 op de rekening van veroordeelde gestort en heeft dat bedrag zich daarmee in het vermogen van veroordeelde bevonden. Zij had het bedrag in haar macht en had de mogelijkheid het bedrag terug te storten. Om te komen tot het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting trekt de officier van justitie het bedrag dat de ABN AMRO-bank heeft teruggestort ad € 2.000,- en het bedrag dat veroordeelde volgens de officier van justitie moet betalen aan de benadeelde partijen ad € 5.675,- vervolgens af van het totaalbedrag dat op de rekening van veroordeelde is binnengekomen.
De veroordeelde stelt dat zij 10% van het bedrag dat op haar rekening werd gestort mocht houden.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het heden tegen veroordeelde gewezen vonnis (hierna: het vonnis) waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren ter zake schuldwitwassen.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank baseert zich bij het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde op de volgende bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank heeft in het vonnis van heden vastgesteld dat naar de bankrekeningen op naam van veroordeelde bij de BUNQ-bank, ABN AMRO-bank en Money You in totaal een bedrag van € 22.527,07 is overgemaakt, welke bedragen geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. Voor de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen genoemd in het vonnis, dat bij deze uitspraak zal worden gevoegd.
De ABN AMRO-bank heeft een bedrag van in totaal € 2.000,- teruggeboekt. [2]
Veroordeelde heeft verklaard dat zij 10% van het bedrag dat op haar rekening is gestort mocht houden als verdienste voor de omzetting van het geldbedrag in bitcoins. [3]
In de periode 6 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 zijn er voor een bedrag van in totaal € 19.104,50 aankopen gedaan van bitcoins vanaf de bankrekeningen op naam van veroordeelde bij de BUNQ-bank, ABN AMRO-bank, Rabobank en Money You. [4]
De rechtbank overweegt dat het voorgaande betekent dat een bedrag van € 1.422,57 (€ 22.527,07 -/- € 2.000,- -/- € 19.104,50) vrijelijk ter beschikking is gekomen aan veroordeelde en daarom het voordeel is dat zij daadwerkelijk heeft behaald als vergoeding voor haar witwashandelingen.
De rechtbank oordeelt in reactie op het standpunt van de officier van justitie dat het bedrag dat naar de rekeningen van veroordeelde is overgemaakt en waarmee zij vervolgens bitcoins heeft aangeschaft, weliswaar een korte periode onder haar beschikkingsmacht heeft gestaan, maar dat dit nog niet tot daadwerkelijk voordeel voor veroordeelde leidt. Daarvoor is vereist dat veroordeelde het bedrag ook voor zichzelf of een ander kon aanwenden. Daarvan is niet gebleken. Uit het dossier blijkt bovendien niet dat veroordeelde na het aankopen van de bitcoins ook daadwerkelijke toegang had tot die bitcoins.
De rechtbank heeft in het vonnis bepaald dat veroordeelde een bedrag van € 5.675,- moet betalen aan de benadeelde partijen ter voldoening van de aan hen in rechte toegekende vorderingen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag afgetrokken moet worden van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank overweegt dat in artikel 36e, lid 9, van het Wetboek van strafrecht staat dat bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen, voor zover voldaan, in mindering worden gebracht. Veroordeelde heeft de toegekende vorderingen nog niet voldaan en de rechtbank zal deze daarom niet in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank zal het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde gelet op het voorgaande vaststellen op een bedrag van € 1.422,57.

4.De betalingsverplichting

De rechtbank zal veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 1.422,57.
De rechtbank zal verder bepalen dat veroordeelde kan worden gegijzeld gedurende een periode van maximaal 24 dagen indien zij haar betalingsverplichting niet nakomt.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
 stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 1.422,57.
 legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 1.422,57.
 bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 24 dagen.
Aldus gegeven door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. R. Raat en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-201924906, gesloten op 1 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62.
3.Proces-verbaal van verhoor veroordeelde, p. 398.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117.