ECLI:NL:RBGEL:2021:4418

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
05/880377-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldwitwassen met betrekking tot een bedrag van € 22.527,07 en toewijzing van vorderingen van benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldwitwassen. De verdachte, geboren in 1973, werd ervan beschuldigd in de periode van 6 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 een bedrag van in totaal € 22.527,07 te hebben verworven, voorhanden gehad en omgezet, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld afkomstig was uit enig misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een oplichtingszaak waarbij meerdere benadeelde partijen geld hadden overgemaakt voor de aankoop van elektronica via Marktplaats, maar de producten nooit geleverd kregen. De verdachte had een aantal bankrekeningen geopend en gebruikte deze voor de transacties in relatie tot de oplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld, maar wel schuldwitwassen had gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en de rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880377-19
Datum uitspraak : 29 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 6 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 te Bruchem, gemeente Zaltbommel, althans in Nederland, een geldbedrag van (in totaal) 22.527,07 euro heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij van misdrijf afkomstige geldbedragen heeft verkregen en voorhanden had en heeft deze gelden vervolgens omgezet in bitcoins. Om te komen tot een bewezenverklaring van witwassen is het volgens de officier van justitie niet nodig dat een betrokkene op het moment dat het geld wordt verkregen wetenschap had van de herkomst van het geld. Die wetenschap mag ook op een later moment ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte stelt dat zij niet wist dat het geld van misdrijf afkomstig was.
Beoordeling door de rechtbank
Aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 11] , [aangever 12] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 15] , [aangever 16] , [aangever 17] , [aangever 18] , [aangever 19] en [aangever 20] hebben aangifte gedaan van oplichting. Aangevers reageerden op een advertentie op Marktplaats en hebben een bedrag overgemaakt voor het kopen van verschillende soorten elektronica. De producten werden vervolgens niet geleverd. [2]
BUNQ-bank
De rekening met nummer [rekeningnummer 1] bij de BUNQ-bank op naam van verdachte is op 20 juli 2018 gekoppeld aan de bitcoin wallet bij [naam] met kenmerk [kenmerk] . [3] Op de rekening van verdachte bij de BUNQ-bank zijn in de periode van 6 augustus 2018 tot en met 14 augustus 2018 dertig bijschrijvingen gedaan. Deze betalingen zijn voorzien van een ordernummer. Het gaat om een totaalbedrag van € 10.126,01. Er is van tien van deze bijschrijvingen aangifte gedaan; dit gaat om een bedrag van € 4.475,-. [4] Vanaf de rekening bij de BUNQ-bank werd in de periode van 6 augustus 2018 tot en met 14 augustus 2018 in totaal € 7.875,- overgemaakt naar een ABN AMRO-rekening op naam van [naam] voor de aankoop van bitcoins. Op 14 augustus 2018 is een bedrag van in totaal € 1.773,39 overgemaakt naar de Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer 2] op naam van verdachte vanwege het sluiten van de rekening. [5]
Rabobank
De Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer 2] op naam van verdachte is op 14 augustus 2018 gekoppeld aan de hiervoor vermelde bitcoin wallet bij [naam] . Op 14 augustus 2018 wordt in totaal € 1.238,50 overgemaakt ABN AMRO-rekening op naam van [naam] voor de aankoop van bitcoins. [6]
ABN AMRO-bank
De rekening met nummer [rekeningnummer 3] bij de ABN AMRO-bank op naam van verdachte is op 22 augustus 2018 gekoppeld aan de hiervoor vermelde bitcoin wallet bij [naam] . [7] Op de rekening bij de ABN AMRO-bank zijn in de periode van 14 september 2018 tot en met 24 september 2018 twintig bijschrijvingen gedaan. Deze betalingen zijn voorzien van een ordernummer. Het gaat om een totaalbedrag van € 8.250,06. Er is van zes van deze bijschrijvingen aangifte gedaan; dit gaat om een bedrag van € 2.250,-. Vanaf de rekening bij de ABN AMRO-bank is in de periode van 14 tot en met 19 september 2018 een bedrag van in totaal € 6.255,01 naar [naam] voor de aankoop van bitcoins. [8] Op 24 en 25 augustus 2018 heeft de bank een bedrag van in totaal € 2.000,- teruggeboekt naar de rekeningnummers waarvan het geld afkomstig was in verband met fraude. [9]
Moneyou
De rekening met nummer [rekeningnummer 4] bij Moneyou op naam van verdachte is op 5 oktober 2018 gekoppeld aan de hiervoor vermelde bitcoin wallet bij [naam] . [10] Op de rekening bij Moneyou zijn in de periode van 29 oktober 2018 tot en met 30 oktober 2018 twaalf bijschrijvingen gedaan. Deze betalingen zijn voorzien van een ordernummer. Het gaat om een totaalbedrag van € 4.151,-. Er is van vier van deze bijschrijvingen aangifte gedaan; dit gaat om een bedrag van € 1.150,-. [11] Van deze rekening bij Moneyou is op 29 en 30 oktober 2018 een bedrag van in totaal € 3.736,- overgemaakt naar [naam] voor de aankoop van bitcoins. [12]
Verdachte heeft verklaard dat zij op internet had gezocht naar een manier om wat extra geld te verdienen en toen via 2dehandsnet met ene [medeverdachte] in contact is gekomen. Het idee was dat zij bedragen op haar rekening gestort kreeg waarvan zij gedeeltelijk bitcoins kocht en waarvan zij 10% zelf mocht houden. Zij berekende zelf de 10%. De handelingen kostte haar niet veel tijd (‘makkelijk, nog geen vijf minuten mee bezig’) en waren niet ingewikkeld. Zij communiceerde met [medeverdachte] via de e-mail. Ze had geen telefoonnummer van hem, geen bedrijfsnaam en geen nummer van de Kamer van Koophandel. Ook heeft zij geen contract of arbeidsovereenkomst afgesloten voor haar werkzaamheden. Verdachte heeft [medeverdachte] wel gevraagd naar zijn identiteitsbewijs en via de e-mail een foto/kopie ontvangen. Haar viel op dat het identiteitsbewijs verlopen was. Voor haar werkzaamheden heeft verdachte geen jaaropgave ontvangen. Ze heeft ook geen aangifte gedaan van haar inkomen bij de Belastingdienst. De rekeningen bij de BUNQ-bank had verdachte al. Zij heeft deze rekening niet meer gebruikt voor zichzelf vanaf het moment dat er geld binnenkwam in verband met haar werkzaamheden voor [medeverdachte] . De BUNQ-bank heeft haar rekening afgesloten, omdat daar geen zakelijke transacties over mochten lopen. Het openstaande saldo is vervolgens overgeboekt naar de Rabobankrekening die zij al had. Vanaf de Rabobankrekening heeft zij toen bitcoins gekocht. De rekeningen bij de ABN AMRO-bank heeft verdachte geopend, omdat de rekening bij de BUNQ-bank werd gesloten. [medeverdachte] had haar dat geadviseerd. Deze rekening is alleen gebruikt voor de transacties in relatie tot [medeverdachte] . Nadat de rekening bij de ABN AMRO-bank was geblokkeerd heeft verdachte de rekening bij Moneyou geopend. Ook die rekening heeft verdachte alleen gebruikt voor de transacties in relatie tot [medeverdachte] . [13]
Afkomstig uit enig misdrijf
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat er in de tenlastegelegde periode van 6 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 een bedrag van in totaal € 22.527,07 naar de bankrekeningen van verdachte is overgemaakt. Verdachte heeft een deel van dit geldbedrag, te weten een bedrag van € 19.104,50, omgezet in bitcoins. Van het geldbedrag dat is overgemaakt naar de rekeningen van verdachte, kan een bedrag van
€ 7.875,- gekoppeld worden aan de aangiftes voor de Marktplaatsoplichting. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat minst genomen een deel van het totaalbedrag van € 22.527,07 onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf.
Het grootste deel van dit geldbedrag is door verdachte, nadat het korte tijd op haar rekeningen heeft gestaan, omgezet in bitcoins. Een bedrag van € 2.000,- is door de ABN AMRO-bank teruggestort naar de oorspronkelijke rekeninghouders. Het resterende geldbedrag kon verdachte voor zichzelf gebruiken.
Opzet of schuld
De rechtbank overweegt dat verdachte in contact is gekomen met een persoon genaamd [medeverdachte] via een advertentie op de internetpagina 2dehandsnet. Ze communiceerde met [medeverdachte] via de e-mail en had verder geen gegevens van hem anders dan een kopie van een verlopen identiteitsbewijs. Verdachte had geen contract met [medeverdachte] en betaalde geen belasting over haar inkomsten. De betalingen verliepen via rekeningen die op naam van verdachte stonden. Op die rekening kwamen betalingen binnen van verschillende personen, voorzien van een ordernummer. Verdachte ontving een relatief hoge vergoeding voor haar werkzaamheden, waarvan zij zelf zegt dat die werkzaamheden makkelijk waren en nauwelijks tijd kostten. Ook nadat de BUNQ-bank haar rekening sloot en nadien ook de ABN AMRO-bank de rekening blokkeerde ging verdachte door met de werkzaamheden voor [medeverdachte] .
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijk zin, heeft gehandeld. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat zij op een gegeven moment vermoedde dat [medeverdachte] belastingheffing ontdook, maar dat betekent nog niet dat zij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het geld afkomstig was van misdrijf. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het opzettelijk witwassen van de € 22.527,07. De rechtbank is gelet op het voorgaande wel van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de geldbedragen die naar haar werden overgemaakt in relatie tot haar gestelde werkzaamheden voor [medeverdachte] afkomstig waren van enig misdrijf. Zij acht schuldwitwassen daarom bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van 6 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 te Bruchem, gemeente Zaltbommel,
althans in Nederland,een geldbedrag van (in totaal) 22.527,07 euro heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/ofomgezet, en/of van voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl zij
wist, althansredelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
schuldwitwassen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zaken van (opzet)witwassen zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in 2018 voor een periode van ongeveer 3 maanden schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Er werden meerdere geldbedragen overgemaakt naar de rekening van verdachte door verschillende mensen die dachten elektronica via Marktplaats te kopen, maar hun producten nooit ontvangen hebben. Van deze geldbedragen heeft verdachte voor een groot deel bitcoins gekocht. Een deel heeft ze op haar bankrekening laten staan. Witwassen is een ernstig feit. Het tast de integriteit van ons financiële stelsel aan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij er mede voor gezorgd heeft dat een groot aantal slachtoffers relatief grote geldbedragen zijn kwijtgeraakt. Geldbedragen die, zoals uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij kan worden opgemaakt, soms afkomstig waren van kinderen die voor de aankoop lang hadden gespaard. Uit die toelichtingen komt ook naar voren dat en waarom het handelen van verdachte het vertrouwen in de handel via internet schaadt. Weliswaar is het verwijt aan verdachte niet dat zij degene is geweest die de benadeelden heeft opgelicht, maar door haar handelen en vooral door de aankoop van de bitcoins, heeft zij het vrijwel onmogelijk gemaakt de bestemming van het geld te achterhalen. Door het handelen van verdachte is de internetoplichting lonend geweest. De rechtbank rekent het verdachte verder zwaar aan dat zij haar handelingen niet heeft gestaakt, nadat de BUNQ-bank en vervolgens ook de ABN AMRO-bank haar rekening ophief, dan wel blokkeerde.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat zij na dit feit ook niet opnieuw de fout in is gegaan. Daarnaast houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het forse tijdsverloop tussen de pleegperiode van het feit en het onderzoek ter terechtzitting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden is. In het feit dat de rechtbank anders dan de officier van justitie tot de kwalificatie van schuldwitwassen komt ziet de rechtbank geen aanleiding om een lagere straf op te leggen, gelet op de aard en de ernst van het feit en het grote aantal benadeelden.

8.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 303,28 kan worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank oordeelt dat het in beslag genomen geldbedrag van € 303,28 niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. Er is ook geen strafvorderlijk belang dat zich daartegen verzet. De rechtbank zal daarom de teruggave gelasten.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
- [aangever 20] : € 200,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 19] : € 1.500,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 17] : € 125,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 15] : € 700,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 8] : € 500,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 5] : € 200,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 4] : € 300,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 12] : € 250,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 13] : € 300,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 11] : € 600,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 7] : € 1.000,- (bestaande uit € 200,- materiële en € 800,- immateriële schade);
- [aangever 6] : € 400,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade);
- [aangever 2] : € 400,- (bestaande uit uitsluitend materiële schade).
Alle benadeelde partijen verzoeken de rechtbank over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van alle benadeelde partijen kunnen worden toegewezen – met uitzondering van de door [aangever 7] gevorderde immateriële schade in welke de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard – en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie acht het vermeerderen van de bedragen met de wettelijke rente niet passend, nu de het feit dat de zaak langere tijd is blijven liggen niet aan verdachte te wijten is.
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schadeposten van de benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden.
Verdachte heeft de vorderingen niet betwist. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen voor wat betreft de materiële schadeposten kunnen worden toegewezen, te weten:
- [aangever 20] : € 200,-;
- [aangever 19] : € 1.500,-;
- [aangever 17] : € 125,-;
- [aangever 15] : € 700,-;
- [aangever 8] : € 500,-;
- [aangever 5] : € 200,-;
- [aangever 4] : € 300,-;
- [aangever 12] : € 250,-;
- [aangever 13] : € 300,-;
- [aangever 11] : € 600,-;
- [aangever 7] : € 200,-;
- [aangever 6] : € 400,-;
- [aangever 2] : € 400,-.
Smartengeld
Ten aanzien van de vordering tot immateriële schade van de benadeelde partij [aangever 7] overweegt de rechtbank dat deze schadepost niet onderbouwd is. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf 30 oktober 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag groot € 303,28 aan verdachte;
de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [aangever 20] , [aangever 19] , [aangever 17] , [aangever 15] , [aangever 8] , [aangever 5] , [aangever 4] , [aangever 12] , [aangever 13] , [aangever 11] , [aangever 7] , [aangever 6] en [aangever 2] van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag

1. [aangever 20] € 200,-;

2. [aangever 19] € 1.500,-;

3. [aangever 17] € 125,-;

4. [aangever 15] € 700,-;

5. [aangever 8] € 500,-;

6. [aangever 5] € 200,-;

7. [aangever 4] € 300,-;

8. [aangever 12] € 250,-;

9. [aangever 13] € 300,-;

10. [aangever 11] € 600,-;

11. [aangever 7] € 200,-;

12. [aangever 6] € 400,-;

13. [aangever 2] € 400,-;

 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [aangever 20] € 200,- 4 dagen;

2. [aangever 19] € 1.500,- 25 dagen;

3. [aangever 17] € 125,- 2 dagen;

4. [aangever 15] € 700,- 14 dagen;

5. [aangever 8] € 500,- 10 dagen;

6. [aangever 5] € 200,- 4 dagen;

7. [aangever 4] € 300,- 6 dagen;

8. [aangever 12] € 250,- 5 dagen;

9. [aangever 13] € 300,- 6 dagen;

10. [aangever 11] € 600,- 12 dagen;

11. [aangever 7] € 200,- 4 dagen;

12. [aangever 6] € 400,- 8 dagen;

13. [aangever 2] € 400,- 8 dagen;

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 7] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. R. Raat en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-201924906, gesloten op 1 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 136-137, 154-155, 167-168, 173-174, 197-198, 211-212, 222-223, 232-233, 242-243, 251-252, 264-265, 271-272, 283-284, 308-309, 320-321, 336-337, 343-344, 359-360, 368-369 en 376-377.
3.Overzicht [naam] , p. 113.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 74.
5.Rekeningmutaties BUNQ-bank, p. 68-73; overzicht [naam] , p. 114.
6.Overzicht [naam] , p. 113-114; rekeningmutaties Rabobank, p. 93 en 97.
7.Overzicht [naam] , p. 113.
8.Rekeningmutaties ABN AMRO-bank, p. 58-61; overzicht [naam] , p. 113.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62.
10.Overzicht [naam] , p. 113.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 86.
12.Overzicht [naam] , p. 113; rekeningmutaties Moneyou, p. 82-85.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 15 juli 2021.