ECLI:NL:RBGEL:2021:439

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
05/283841-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling, mishandeling en bedreiging met zwaar lichamelijk letsel in de context van fysiek geweld jegens ex-partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en bedreiging met zwaar lichamelijk letsel jegens zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 november 2019 in Wageningen met een mes zijn ex-partner heeft bedreigd en haar heeft verwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling, bedreiging met zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 154 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling en een werkstraf van 100 uur. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding eiste voor medische kosten en smartengeld. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, maar heeft rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een autistische stoornis en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om zich te rehabiliteren door middel van begeleiding en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/283841-19
Datum uitspraak : 29 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.P.J. Botterblom, advocaat in Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 april 2020 en 15 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn (ex)partner, [slachtoffer] opzettelijk
van het leven te beroven, met dat opzet met kracht meermalen, althans eenmaal,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de zij en/of de duim, althans de hand, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn (ex)partner, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de zij en/of de duim, althans de hand, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Wageningen zijn (ex)partner, [slachtoffer] , heeft mishandeld door met kracht meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de zij en/of de duim, althans de hand, van die [slachtoffer] te steken;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Wageningen zijn (ex)partner, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, gepakt en/of dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] getoond en/of voorgehouden en/of met dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] gewezen en/of dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, dicht bij het
lichaam van die [slachtoffer] gehouden;
3.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Wageningen zijn (ex)partner, [slachtoffer] , heeft mishandeld door met kracht meermalen, althans eenmaal,
- zijn knie in de zij, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te zetten en/of drukken en/of
- de hand van die [slachtoffer] vast te pakken en deze achterover te drukken en/of duwen en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen;
4.
hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Wageningen zijn (ex)partner, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door met kracht meermalen, althans eenmaal, tegen de schouder en/of de heup, althans het lichaam, te trappen en/of te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van aangeefster zijn te wisselvallig om de gedragingen van verdachte te kunnen kwalificeren. Dat het letsel zou kunnen ontstaan door een handeling van verdachte betekent niet dat het hierdoor ook is ontstaan. Het dossier bevat alleen de verklaring van aangeefster tegenover die van verdachte en dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Aangifte
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte op 26 november 2019 rond 18.50 uur in haar woning te Wageningen had binnengelaten, zodat hij hun dochter kon zien. Vervolgens kregen aangeefster en verdachte een woordenwisseling in de woonkamer. Aangeefster zat op de bank en zag dat verdachte op haar af kwam lopen. Zij voelde dat hij zijn knie op haar zij zette en dit haar pijn deed. Aangeefster hoorde verdachte zeggen dat zij hem helemaal gek maakte. Vervolgens pakte verdachte haar rechterhand vast en drukte deze achterover. Zij voelde direct een stevige pijn in haar pols. Verdachte liep daarna naar de keuken en trok een oranje mes uit de keukenlade. Zij zat op dat moment nog op de bank en voelde nog steeds een hevige pijn in haar pols. Verdachte zette wederom een knie op haar lichaam, waardoor zij geen kant op kon. Verdachte had op dat moment nog steeds het mes in zijn hand. Aangeefster zag dat verdachte met de punt van het mes in de richting van haar linkerzij bewoog. Zij moest met kracht de arm van verdachte tegenhouden zodat het mes haar niet zou raken. Hierbij kwam het mes in haar rechterduim terecht. Aangeefster riep naar verdachte dat hij moest uitkijken voor de kinderen. Zij zag dat zij bloedde, maar kon niet zien waar het bloed vandaan kwam. Verdachte is daarna naar buiten gegaan en vertrokken. [2]
Aanvullende verklaring aangeefster
Aangeefster heeft de volgende dag een aanvullende verklaring afgelegd, omdat de politie nog aanvullende vragen had. Aangeefster heeft toen verklaard dat verdachte met zijn linkerhand haar rechterhand had vastgepakt en achterover drukte. Dit deed haar veel pijn. Aangeefster zei toen tegen verdachte dat zij de politie ging bellen. Vervolgens duwde verdachte met zijn rechterknie in haar buik ter hoogte van haar ribben en met zijn linkerhand kneep hij met kracht haar keel dicht. Aangeefster merkte dat zij hooguit enkele seconden geen adem kon halen. Verdachte wilde bevestiging dat zij de politie niet ging bellen. Omdat verdachte haar keel dichtkneep kon zij niets zeggen en schudde daarom ja met haar hoofd. Vervolgens liet verdachte haar los en liep naar de keuken waar hij een mes uit de keukenlade pakte. Verdachte haalde de beschermhoes van het mes en kwam op haar af, waarbij hij stekende bewegingen met het mes maakte in de richting van haar buik. Aangeefster pakte zijn hand vast en probeerde te voorkomen dat hij haar zou gaan steken. Ze duwde zijn hand zo hard mogelijk weg. Aangeefster zag dat de punt van het mes dichterbij haar lichaam kwam en dat verdachte meerdere stekende bewegingen in haar richting maakte. Op dat moment ging bovenaan de trap de lamp aan en riep aangeefster dat de kinderen eraan kwamen. Zij zag dat verdachte met het mes naar de keuken liep. Zij stuurde de kinderen terug naar boven. Verdachte stond in haar tuin en vroeg hoe het met haar ging. Aangeefster stuurde verdachte weg, waarna hij ook vertrok. Aangeefster wist niet waar verdachte het mes had gelaten, maar zag dat de politie uiteindelijk het mes meenam. [3]
Letselonderzoek
Op 27 november 2019 is aangeefster door een forensisch arts onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt ten aanzien van het letsel van aangeefster het volgende: een fractuur aan de polszijde van zowel de ellepijp als spaakbeen aan de rechter arm, letsel in de hals dat kan ontstaan door vele vormen van stomp uitwendig geweld (dit wordt vooral gezien bij pogingen tot verwurging), letsels in de buik in de vorm van een snijwond en bloeduitstorting waarbij de snijwonden ontstaan door een scherp voorwerp en de bloeduitstorting door inwerking van stomp geweld, paarsblauwe verkleuring op de linkerborst wijst op een bloeduitstorting door stomp geweld en een klein snijwondje op de duim van de rechterhand dat door een scherp voorwerp kan ontstaan. [4]
NFI rapportage oranje mes
Uit onderzoek van de bemonstering van het bloedspoor op het lemmet van het mes wordt alleen het DNA-profiel van aangeefster gevonden. Uit de bemonstering van het heft van het mes komt een DNA-mengprofiel naar voren van minimaal twee personen. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en één willekeurig onbekend persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurig onbekende personen. [5] Gelet op deze sterke bewijskracht concludeert de rechtbank hieruit dat het DNA van verdachte op het heft van het mes is aangetroffen en het bloed van aangeefster op het lemmet zat.
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 1] , de buurvrouw van aangeefster, heeft verklaard dat aangeefster na het incident bloedend en huilend bij haar voor de deur stond. Ze zijn vervolgens samen naar de woning van aangeefster gegaan. Aangeefster zag er overrompeld uit en wees getuige op het mes waar verdachte haar mee gestoken had. Het is een oranje, groot scherp mes van circa dertig a veertig centimeter. [6]
Getuige [getuige 2] , de moeder van verdachte, heeft verklaard dat haar zoon die avond bij haar thuis kwam en zei dat het compleet uit de hand was gelopen. Hij vertelde getuige dat aangeefster hem weer uit de tent had gelokt. [7]
Overwegingen rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die avond bij aangeefster was en zij vervolgens een woordenwisseling kregen. Hij heeft aangeefster bij haar arm vast gepakt, maar kan zich daarna niets meer herinneren tot het moment waarop zijn dochter bovenaan de trap stond en hij de woning verliet, waarna hij bij zijn moeder is aangekomen.
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van de tenlastelegging in overwegende mate is ontleend aan de aangifte en de aanvullende verklaring van aangeefster. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van die aangifte en aanvullende verklaring van aangeefster hecht de rechtbank waarde aan de getuigenverklaring van [getuige 1] ; deze bevestigt namelijk dat aangeefster bloedde en huilde en haar vertelde dat ze met een mes was gestoken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangifte en aanvullende verklaring van aangeefster in beginsel geloofwaardig zijn. De rechtbank overweegt voorts dat de in de aangifte en aanvullende verklaring van aangeefster beschreven toedracht ondersteund wordt door de letselbeschrijving en het NFI-rapport en de daarin opgenomen conclusies over de geweldsinwerkingen. Ook de getuigenverklaring van de buurvrouw van aangeefster bevestigt de emotionele toestand van aangeefster direct na de geweldshandelingen en deels het letsel. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat een ander dan verdachte hiervoor verantwoordelijk zou zijn. Het is ook verdachte zelf die aan zijn moeder aangeeft dat het die avond compleet uit de hand is gelopen.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, dat alle ten laste gelegde feitelijke gedragingen van verdachte onder feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen zijn.
Feit 1: Poging doodslag?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de feitelijke handelingen van verdachte een poging doodslag opleveren.
De rechtbank is met de officier van justitie en verdediging van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging doodslag, vanwege het ontbreken van voorwaardelijk opzet.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling. Verdachte heeft door met een groot en scherp keukenmes de confrontatie aan te gaan met een slachtoffer die op de bank zit, de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard. Dit risico heeft zich ook verwezenlijkt nu aangeefster met het mes in haar buik en duim is geraakt.
Feiten 2 en 3
De rechtbank acht gelet op bovenstaande ook de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde bedreiging met zwaar lichamelijk letsel en mishandeling bewezen. Verdachte heeft door een groot keukenmes met de punt bij het lichaam van aangeefster te houden een dreigende situatie gecreëerd. Daarnaast heeft hij haar mishandeld.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De foto’s in het dossier bieden geen steun aan de verklaring van aangeefster, nu onduidelijk is van welke datum deze zijn en of de foto’s wel van aangeefster gemaakt zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft in haar aangifte van 26 november 2019 voor het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde, aangegeven dat verdachte haar al vaker had mishandeld en zij hiervan nog een aanvullende verklaring zou gaan afleggen. [8] In haar aanvullende verklaring van 27 november 2019 heeft aangeefster verklaard dat zij op 4 oktober 2019 ook is mishandeld door verdachte. Verdachte heeft haar toen een keer op haar schouder en een keer op haar linker heup getrapt. Zij is toen voor letsel naar de huisarts gegaan en heeft zelf foto’s van het letsel gemaakt. Aangeefster heeft destijds geen aangifte hiervan gedaan. [9] Ze heeft de foto’s van het letsel aan de politie overgedragen. [10]
De verklaring van aangeefster vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] , de buurvrouw van aangeefster, die op 2 december 2019 heeft verklaard dat zij van aangeefster heeft gehoord dat verdachte haar anderhalf tot twee maanden geleden in haar zij heeft getrapt. [11] Getuige [getuige 3] , de oom van aangeefster, bevestigt in zijn verklaring ook dat verdachte aangeefster een paar maanden geleden in haar zij heeft getrapt. [12]
Naast deze getuigenverklaringen wordt de verklaring van aangeefster ook gesteund door de letselrapportage van forensisch arts [naam] van 27 november 2019. De forensisch arts beschrijft dat in het huisartsen journaal is vermeld dat op 4 oktober 2019 sprake is geweest van fysiek geweld door verdachte, de ex-partner van aangeefster. Hij zou haar een paar keer hebben getrapt. Bij het lichamelijk onderzoek door de huisarts is een pijnlijke bloeduitstorting op de linkerzij van aangeefster aangetroffen. [13] De rechtbank leidt hieruit af dat de huisarts op de dag van het incident aangeefster lichamelijk heeft onderzocht en dit letsel bij haar heeft waargenomen.
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij aangeefster zou hebben mishandeld.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] en de letselrapportage en foto’s van het letsel. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling op 4 oktober 2019 voor zover het betreft het meermalen trappen tegen de heup van aangeefster.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks26 november 2019 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn (ex)partner, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met krachtmeermalen,
althans eenmaal,met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,in de buik en
/of de zij en/ofde duim,
althans de hand,van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks26 november 2019 te Wageningen zijn (ex)partner, [slachtoffer]
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,gepakt en
/ofdat mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,aan die [slachtoffer] getoond en
/ofvoorgehouden en
/ofmet dat mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,in de richting van die [slachtoffer] gewezen en
/ofdat mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,dicht bij het
lichaam van die [slachtoffer] gehouden;
3.
hij op
of omstreeks26 november 2019 te Wageningen zijn (ex)partner, [slachtoffer] , heeft mishandeld door met kracht meermalen, althans eenmaal,
- zijn knie in de zij
, althans het lichaam,van die [slachtoffer] te zetten
en/of drukkenen
/of
- de hand van die [slachtoffer] vast te pakken en deze achterover te drukken
en/of duwenen
/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen;
4.
hij op
of omstreeks4 oktober 2019 te Wageningen zijn (ex)partner, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door
met kracht meermalen, althans eenmaal, tegen
de schouder en/ofde heup,
althans het lichaam,te trappen
en/of te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Poging zware mishandeling;
feit 2:
Bedreiging met zware mishandeling;
feit 3 en 4, telkens:
Mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, te vervangen door honderd dagen hechtenis. En voorts tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderd dagen, waarvan honderdvierenvijftig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijke deel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij De Waag en begeleiding in de omgang met de kinderen door Startpunt Wageningen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen gevangenisstraf dient te worden opgelegd, omdat dit financiële gevolgen zal hebben voor verdachte, zijn kinderen en ex-partner door het verlies van zijn baan en daarmee zijn inkomen. Daarnaast zal de vastgestelde omgangsregeling dan niet kunnen worden nagekomen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het blanco strafblad, ouderdom van het feit, dat verdachte meer dan een jaar is geschorst en het advies van de psycholoog om verdachte de feiten 1, 2 en 3 verminderd toe te rekenen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op twee verschillende momenten schuldig gemaakt aan ernstig fysiek geweld jegens zijn ex-partner. Het geweldsincident op 26 november 2019 vond plaats in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De kinderen lagen boven te slapen, terwijl verdachte en zijn ex-partner beneden in de woonkamer een woordenwisseling kregen. Verdachte is naar de keuken gelopen en heeft daar een groot scherp keukenmes gepakt. Vervolgens heeft hij het slachtoffer met het mes bedreigd en haar ook in de buik en duim gestoken. Dit moet een buitengewoon angstige ervaring zijn geweest voor het slachtoffer, zoals zij ook in haar schriftelijke slachtofferverklaring op zitting naar voren heeft gebracht.
In straf verminderende zin houdt de rechtbank rekening met het volgende. Uit de justitiële documentatie van 17 december 2020 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verder is verdachte onderzocht door een psycholoog die in het rapport van 9 maart 2020 heeft geadviseerd het geweld op 26 november 2019 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is bij verdachte sprake van een autistische stoornis, zwakbegaafdheid en kenmerken van ADHD. Om de kans op recidive te verminderen dient verdachte ondersteund te worden bij het vinden van een meer aangepaste woonruimte en de aanstaande perikelen met zijn ex-partner op het gebied van het opzetten van een bezoekregeling voor de kinderen en alimentatie. Tevens wordt een kortdurende ambulante behandeling geadviseerd om verdachte copingvaardigheden aan te kunnen leren om spanningen te kanaliseren. In het reclasseringsadvies van 9 april 2020 wordt in aansluiting op het rapport van de psycholoog geadviseerd aan verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, ambulante behandeling en begeleiding in de omgang met de kinderen. De rechtbank zal deze adviezen van de deskundigen overnemen. Het advies van de reclassering tot oplegging van een contact- en locatieverbod is thans niet meer aan de orde, omdat dit in de weg staat aan de inmiddels vastgestelde omgangsregeling met de kinderen en aangeefster zo’n verbod ook niet meer wenselijk acht.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat oplegging van een gevangenisstraf gelet op de ernst van de feiten passend is. Tegelijkertijd wordt het geweldsincident van 26 november 2019 in verminderde mate aan verdachte toegerekend en is het schorsingstoezicht goed verlopen. Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 200 dagen, waarvan 154 dagen voorwaardelijk met de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de voorlopige hechtenis. Daarnaast wordt aan verdachte een werkstraf voor de duur van 100 uren opgelegd. De rechtbank zal tot slot de (geschorste) voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de bewezen verklaarde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert ten aanzien van haarzelf € 1.872,38 aan materiële schade, bestaande uit de posten medische kosten, reiskosten, kosten medische informatie en ondersteuning mantelzorg, en € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert als wettelijk vertegenwoordigster ten aanzien van de twee kinderen in totaal € 3.000 aan smartengeld (shockschade), vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor haarzelf en die namens de kinderen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en subsidiair verzocht de vordering aanzienlijk te matigen. De kosten van de apotheek, reiskosten voor de omgang en ondersteuning mantelzorg zijn niet rechtstreeks het gevolg van de strafbare feiten. De kosten voor de medische informatie zijn onnodig gemaakt, omdat deze informatie al in het dossier zat. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] namens de kinderen dient afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de kinderen geen directe getuigen van de feiten zijn geweest en uit niets volgt dat zij een hevige schok hebben gekregen, als gevolg waarvan zij geestelijk letsel hebben gekregen.
Overweging van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer]
Materiële schade
De rechtbank is voor wat betreft de hoogte van de materiële schade uitgegaan van het totaalbedrag van € 1.872,38, zoals opgenomen is in de schadestaat. De rechtbank heeft in raadkamer geconstateerd dat raadsman mr. Van Engelen in een begeleidende mail van 13 januari 2021 zijn vordering heeft verhoogd met € 46,38 voor het toezenden van informatie van de huisarts. Echter nu hij zijn vordering ter zitting niet expliciet heeft verhoogd met dit bedrag, zodat dit voor iedereen toen duidelijk was, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Het bedrag van € 46,38 zal de rechtbank dan ook buiten beschouwing laten.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de volgende schadeposten voldoende zijn onderbouwd en redelijk voor komen:
- medische kosten;
- reiskosten in verband met medische behandeling;
- reiskosten omgang;
- kosten medische informatie; en
- ondersteuning mantelzorg.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft bovenstaande schadeposten tot een bedrag van € 1.837,54 kan worden toegewezen.
De gevorderde post van reiskosten strafzaak van € 34,84 zal de rechtbank toewijzen als proceskosten.
Verdachte is vanaf 5 januari 2021 (= datum indienen vordering) wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de bewezen verklaarde feiten heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- begroten.
Verdachte is vanaf 26 november 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Benadeelde partij [slachtoffer] namens de kinderen
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat voor de kinderen geen geestelijk letsel is vastgesteld, hetgeen, anders dan de advocaat ter zitting betoogt, nog steeds een vereiste is voor toewijzing van shockschade, en de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot smartengeld.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 55, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderd (200) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 154 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich zal melden bij reclassering Arnhem, nadat hij hiervoor een uitnodiging krijgt. Verdachte zal zich gedurende de proeftijd blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Verdachte laat zich begeleiden in de omgang met de kinderen door Startpunt Wageningen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1, 2, 3 en 4 tot betaling van schadevergoeding aan de
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] namens de kinderenniet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2021.
mr. A.J.H. Steenweg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2019528224, gesloten op 28 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 11-12.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 26-28.
4.Letselrapportage van 27 november 2019 opgesteld door forensisch arts [naam] , p. 34-40.
5.NFI-rapport DNA-onderzoek van 13 februari 2020.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 56-57.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 52.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 12.
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 26-28.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 56-57.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 60.
13.Letselrapportage van 27 november 2019 opgesteld door forensisch arts [naam] , p. 35.