ECLI:NL:RBGEL:2021:4326

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
C/05/376371 / HZ ZA 20-359
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling projectontwikkeling en nietigheid ontslag bestuurder

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht en verbintenissenrecht, heeft de Rechtbank Gelderland op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken. De eerste zaak betreft een vordering van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid tegen haar vennoten, waarbij de vennootschap een bedrag van € 560.286,53 vordert als gevolg van een onjuiste afrekening van bouwkosten in een projectontwikkeling. De rechtbank oordeelt dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap en dat de vordering toewijsbaar is. De rechtbank wijst de vordering van de vennootschap toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 maart 2019.

In de tweede zaak, die in reconventie is ingesteld, vordert een van de vennoten de nietigheid van het ontslagbesluit van een andere vennoot, dat op 4 augustus 2020 is genomen. De rechtbank oordeelt dat het ontslagbesluit nietig is, omdat de oproeping voor de vergadering waarin het ontslag is besloten niet rechtsgeldig was. De rechtbank verklaart dat de ontslagen vennoot nog steeds bestuurder is van de vennootschap. Daarnaast wordt de vennootschap veroordeeld tot nakoming van de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Vonnis van 11 augustus 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/376371 / HZ ZA 20-359 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] .,
gevestigd te [plaats 2] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.Th.P. van Voorst te Zoetermeer,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] .,
gevestigd te [plaats 1] ,
2.
[ged.conv./eis.reconv.2],
wonende te [plaats 1] ,
3.
[ged.conv./eis.reconv.3],
wonende te [plaats 1] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.conv./eis.reconv.4],
gevestigd te [plaats 1] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mrs. Y.A. Wehrmeijer en L.H.J. Baijer te Rotterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/375824 / HZ ZA 20-349 van
de vennootschap onder firma
[ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] .,
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaten mrs. Y.A. Wehrmeijer en L.H.J. Baijer te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] .,
gevestigd te Harderwijk,
gedaagde,
advocaat mr. F.Th.P. van Voorst te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] en [gedn.conv./eis.reconv.] genoemd worden. Gedaagden in de zaak 20-359 en eiseres in de zaak 20-349 zullen ieder voor zich [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , [ged.conv./eis.reconv.2] , [ged.conv./eis.reconv.3] en [ged.conv./eis.reconv.4] genoemd worden.

1.De procedure in de zaak 20-359

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 maart 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 juni 2021
  • de vermindering van eis, opgenomen in de spreekaantekeningen van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de zaak 20-349

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 maart 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 juni 2021.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten in beide zaken

3.1.
In 2015 zijn de heren [betrokkene1] Donselaar (hierna [betrokkene1] ), [betrokkene2] (hierna [betrokkene2] ) en [ged.conv./eis.reconv.2] (gedaagde 2 in zaak 20-359), via aan hen gelieerde vennootschappen, een samenwerkingsovereenkomst aangegaan (productie 8 bij dagvaarding [1] ) ter ontwikkeling van vastgoed (projectontwikkeling).
3.2.
In de samenwerkingsovereenkomst wordt overwogen dat partijen door gezamenlijke inbreng van hun ervaring en kennis een samenwerkingsverband aangaan met het doel te komen tot de verwerving, ontwikkeling, realisatie en afzet van woningbouwplannen. In verband daarmee zijn partijen de volgende bepalingen overeengekomen:
Partijen komen overeen voor gezamenlijke rekening en risico actief te zoeken naar bouwlocaties welke in potentie geschikt zijn voor realisatie van woningbouw.
(...)
(...)
Het op een vastgelegde locatie ontwikkelde bouwplan zal na besluit tot realisatie worden gebouwd door [ged.conv./eis.reconv.2][waarmee in deze overeenkomst bedoeld is [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , rb]
, tenzij partijen overeenkomen dat het - door [ged.conv./eis.reconv.2] - wordt uitbesteed aan een derde.
Partijen brengen hun inspanningen benodigd voor de ontwikkeling en afzet van een bouwplan in om niet. De bij realisatie van een bouwplan aan [ged.conv./eis.reconv.2] toekomende bouwkosten zullen door partijen vooraf worden vastgesteld en schriftelijk worden vastgelegd in een budget. In genoemd budget worden alle directe bouwkosten opgenomen, waaronder begrepen Algemene Kosten en bouwplaatskosten, doch geen winst.
Na gereedkoming van een project zal tussen partijen een afrekening worden gemaakt, waarbij het batig saldo, na aftrek van gemaakte externe kosten gelijkelijk tussen partijen worden gedeeld, ieder voor een derde.
(…)
3.3.
Op 29 oktober 2015 is, ter uitvoering van deze samenwerkingsovereenkomst, [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] opgericht door [betrokken BV 1] . (hierna ook: [betrokken BV 1] ), [betrokkene2] en [ged.conv./eis.reconv.2] . De drie oprichters nemen in gelijke delen deel in het kapitaal van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] . [betrokkene2] en [ged.conv./eis.reconv.2] hebben hun aandelen later overgedragen aan hun holding, respectievelijk [betrokken BV 2] (hierna [betrokken BV 2] ) en [ged.conv./eis.reconv.4] (gedaagde 4 in zaak 20-359). Aandeelhouders (ieder voor een derde) en bestuurders van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] zijn op dat moment derhalve [betrokken BV 1] , [betrokken BV 2] en [ged.conv./eis.reconv.4] .
3.4.
Doordat de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst is ondergebracht in [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] is de toepassing van artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst gewijzigd, in die zin dat het batig saldo toekomt aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] en als dividend kan worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] is eenmaal dividend uitgekeerd, een bedrag van
€ 164.750,00 per aandeelhouder.
3.5.
[ged.conv./eis.reconv.2] en zijn zoon [ged.conv./eis.reconv.3] (gedaagde 3 in zaak 20-359) zijn de vennoten van (de vennootschap onder firma) [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] (gedaagde 1 in zaak 20-359, eiser in zaak 20-349).
3.6.
Het eerste project dat in [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot ontwikkeling is gebracht betreft de ontwikkeling, bouw en verkoop van (uiteindelijk) 8 woningen in Zoetermeer, door partijen aangeduid als het project [adres] (en ook wel als [naam 1] ). Oorspronkelijk zou dit gaan om het ontwikkelen van 18 kavels waarop woningen van bepaalde standaardtypes zouden worden gebouwd door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] . [betrokkene1] (althans [betrokken BV 1] ) nam binnen [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] onder andere de acquisitie van de grond, verkoop en overdracht voor zijn rekening, [betrokken BV 2] maakte het ontwerp en deed onder andere de bouwaanvraag. Ter zitting is gebleken dat partijen die taakverdeling niet stringent hanteerden; zo maakte ook [betrokkene2] calculaties van de bouwprijzen en accordeerde hij de uren van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] .
3.7.
In een e-mail van 25 november 2015 (productie 10 bij dagvaarding) heeft [betrokkene1] met betrekking tot het project [adres] aan [ged.conv./eis.reconv.2] onder meer geschreven: “
Ik heb de indruk dat jij je nu uit de naad zit te werken om de woningen volledig uit te detailleren (…) Dit terwijl we niet weten welke typen gekozen gaan worden, m.a.w. de kans bestaat dat dit voor enkele typen helemaal niet nodig zal zijn. Bovendien is dit een tijdrovend traject. (..) Natuurlijk moeten we trachten zo exact mogelijk de kostprijs in te schatten, maar er blijft altijd een periode van onzekerheid. (…)Een budgetprijs per type. Zo scherp mogelijk, maar wel voldoende. Hoe reëler, hoe beter de winstbepaling (…)”. [ged.conv./eis.reconv.2] reageert daar in een e-mail (eveneens in productie 10) als volgt op: “
Mee eens , laten we 1 type (standaard) wat verder uitwerken (…) zodat we 1 type exact de prijs van kunnen bepalen (…)”.
3.8.
In een e-mail van 29 november 2015 (productie 22 bij dagvaarding) van [betrokkene2] aan [betrokkene1] en [ged.conv./eis.reconv.2] staat:

(…) Ruwe kostenraming: Ik heb [naam 2] als uitgangspunt genomen om tot een m3 prijs voor de woningen te komen (…) zo kom ik op een m3 prijs van ca. 357,- inclusief BTW. Exclusief BTW is dat ca. €296,-/m3 (…) Dit is in mijn optiek een bedrag waar het zéker van gemaakt kan worden, waarop we de verkoopprijzen kunnen baseren.(…)”.
[ged.conv./eis.reconv.2] reageert dezelfde dag per e-mail (ook opgenomen in productie 22) aan [betrokkene2] en [betrokkene1] : “
Kosten: voor deze m3 prijs moeten we de woningen aan kunnen bieden , heb er nog even een paar referenties bij gepakt , moet lukken.
3.9.
De 8 woningen in het project [adres] zijn vervolgens gedurende 2017 en 2018 gerealiseerd, verkocht en geleverd. De kopers sloten daartoe twee overeenkomsten: een overeenkomst met [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] voor de koop van de kavel en een overeenkomst van aanneming van werk met [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , inhoudend het tot stand brengen van een woonhuis.
3.10.
Op 15 januari 2019 heeft [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] een factuur gestuurd voor externe kosten ten belope van een bedrag van € 160.020,50 (productie 29 bij dagvaarding). Later heeft [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] dit bedrag naar beneden bijgesteld tot € 146.131,02 en per factuur van 19 februari 2019 aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] in rekening gebracht (productie 27 bij dagvaarding).
3.11.
In een e-mail van 24 januari 2019 (productie 17 van [gedn.conv./eis.reconv.] ) schrijft [betrokkene1] aan (onder andere) [betrokkene2] , [ged.conv./eis.reconv.2] en diens zoon [ged.conv./eis.reconv.3] onder meer:

(…) Het hoeft geen nader betoog dat wij allemaal teleurgesteld zijn over het onverwachte negatieve resultaat van het plan [adres] . We zijn er allemaal bij geweest dus is het fair dat wij dit verlies ook gezamenlijk nemen, en de zure appel maar zo snel mogelijk doorslikken.
Hiertoe stel ik voor de opbrengst van het plan Abrikozengaard volledig ten goede te laten komen aan het [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , volgens bijgaande opzet. (…) Voor [betrokkene2] en mij is het dan zaak zo snel mogelijk de 5 woningen [adres] verkocht te krijgen, zodat ook voor ons weer een cashflow op gang komt. (…)
3.12.
In een e-mail 1 februari 2019 (productie 32 bij dagvaarding) aan (onder andere) [betrokkene2] en [ged.conv./eis.reconv.2] schrijft [betrokkene1] over een tweede project, genaamd “ [adres] ”: “
Ter bevestiging van de afspraken welke wij vanochtend hebben gemaakt (…) De vijf patiowoningen worden gebouwd tegen een vaste bouwsom van € 1.000.000,- excl. B.T.W.”. Het bedrag van € 1.000.000,00 is gebaseerd op een calculatie van 15 november 2018 die, zo is ter zitting door [ged.conv./eis.reconv.2] verklaard, door hem namens [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] is opgesteld. Deze calculatie is opgenomen in productie 32.
3.13.
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] een factuur gedateerd 28 februari 2019 toegezonden, waarop is vermeld “
Eindsaldo Projekt “ [naam 1] ” aan de [adres] te Zoetermeer, conform afrekening d.d. 27-2-2019” (productie 35 bij dagvaarding). Met de factuur wordt door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] € 625.286,53 (inclusief btw) in rekening gebracht.
3.14.
Door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] is nog een project opgestart, door partijen aangeduid met de naam Bladgroen. In de notulen van een gecombineerde bestuurs- en aandeelhoudersvergadering van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] (productie 47 bij conclusie van antwoord in reconventie), gehouden op 21 februari 2020, staat bij het kopje “Bladgroen” onder meer: “
[ged.conv./eis.reconv.2] geeft aan dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] deze bouw niet zelf ter hand zal nemen (…). [ged.conv./eis.reconv.2] geeft aan dat hij zich er voor kan inzetten om aannemers te interesseren voor de bouw van het plan. [betrokkene1] stelt dat dit door de bestuurders gemeenschappelijk zal worden gedaan. [ged.conv./eis.reconv.2] stemt hiermee in en vraagt de overige bestuurders een paar aannemers te noemen. Een ieder zal zich inspannen om op de kortst mogelijke termijn het plan af te ronden.”
3.15.
In een e-mail van 18 maart 2020 (productie 48 bij conclusie van antwoord in reconventie) schrijft [ged.conv./eis.reconv.2] aan [betrokkene1] en [betrokkene2] met betrekking tot Bladgroen onder meer: “
Ik kan mij niet vinden in het voorstel van [betrokkene2] om ons alleen te focussen op [aannemer] . (…) Het voorstel om nu gelijk in zee te gaan met [aannemer] is zoals gezegd niet in overeenstemming met de afspraken die wij hebben gemaakt in de laatste aandeelhoudersvergadering. Het idee was om meerdere (namelijk drie) offertes op te vragen van verschillende firma’s zodat we uiteindelijk de beste kunnen kiezen.” In reactie daarop schrijft [betrokkene1] in een e-mail van 20 maart 2020 (productie 48 bij conclusie van antwoord in reconventie) dat hij zich, “
in het belang van de vennootschap”, schaart achter het voorstel van [betrokkene2] om voor het project Bladgroen in zee te gaan met [aannemer] als aannemer.
3.16.
Op 7 juli 2020 heeft [ged.conv./eis.reconv.2] per e-mail aan [betrokkene1] en [betrokkene2] onder meer het volgende geschreven: “(…)
Ik reageer hierbij op jullie e-mails van 26 juni en 30 juni 2020 waarin jullie een concept-agenda hebben gestuurd voor een te houden bestuursvergadering en BAVA en nog aanvullend punten hebben aangegeven (…)
Zoals al aangegeven, stem ik niet in met een digitale vergadering. Als we dingen moeten bespreken dan komen we bij elkaar. Daarnaast is het opportuun dat er eerst een bestuursvergadering wordt georganiseerd en daarna – mits daar aanleiding voor bestaat – een aandeelhoudersvergadering. Temeer omdat op dit moment naar het zich laat aanzien een nogal omstreden onderwerpt wordt beoogd, namelijk een ontslag van [ged.conv./eis.reconv.4] B.V. als bestuurder van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] . Ik wens ook eerst in een bestuursvergadering zaken te bespreken voordat we richting een BAVA kunnen. (…)
Voor een bestuursvergadering ben ik beschikbaar tweede helft week 30 , bij voorkeur na 15:00. (…)”
3.17.
In reactie op de onder r.o. 3.16 genoemde e-mail heeft [betrokkene1] een e-mail aan [ged.conv./eis.reconv.2] gestuurd op 13 juli 2020 waaraan een bijlage was gehecht. In deze bijlage was, voor zover relevant, het volgende opgenomen: “(…)
Ik stel daarom voor de gecombineerde bestuurs- en aandeelhoudersvergadering te houden op dinsdag 4 augustus, om 15:00u. (…)”
3.18.
De raadsman van [ged.conv./eis.reconv.2] heeft bij e-mail van 21 juli 2020 voor zover relevant het volgende geschreven aan de raadsman van [betrokkene1] en [betrokkene2] : “(…)
In dit bericht[het eerdere schrijven van [betrokkene1] , rb]
wordt opgemerkt dat er van [ged.conv./eis.reconv.2] geen verhinderingen zijn ontvangen. Dat is niet juist. [ged.conv./eis.reconv.2] heeft een toch redelijk voorstel gedaan om eerst in een fysieke bestuursvergadering zaken te bespreken naar aanleiding van de wens van de heren [betrokkene1] en [betrokkene2] om een aantal punten in een formele vergadering te willen behandelen. Daarbij heeft de heer [ged.conv./eis.reconv.2] ook aangegeven wanneer hij daarvoor beschikbaar was. Een fysieke meeting was voor de mediation ook geen probleem. Het voorstel van [ged.conv./eis.reconv.2] bewaakt ook de juiste volgorde voor de punten die over een weer zijn gesignaleerd. Een BAVA is dan ook prematuur. Daartoe is ook geen bestuursbesluit genomen. (…)
De heer [betrokkene1] stelt nu voor om 4 augustus a.s. een gecombineerde bestuurs-en aandeelhoudersvergadering per Zoom te houden. Met dat voorstel kan [ged.conv./eis.reconv.2] niet instemmen. [ged.conv./eis.reconv.2] is dan verhinderd wegens vakantie, niet zo vreemd in deze periode van het jaar. Bovendien kennen de statuten van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] niet de mogelijkheid om per zoom een BAVA te houden. Deze zal dus fysiek in de gemeente moeten worden gehouden waar de vennootschap zetel heeft. Aldus zal er 4 augustus a.s. dan ook geen vergadering kunnen plaatsvinden.
Om tegemoet te komen aan de wens van de heren [betrokkene1] en [betrokkene2] om te vergaderen, is [ged.conv./eis.reconv.2] bereid mee te denken hoe dat te doen. [ged.conv./eis.reconv.2] stelt voor dat direct na zijn vakantie een telefonische c.q. Zoom bestuursvergadering wordt gepland waar de agendapunten voor de bestuursvergadering kunnen worden behandeld en daarna (als daartoe wordt besloten en met in achtneming van de ten minste 8 dagen oproepingstermijn) een fysieke BAVA in de gemeente waar de vennootschap is gevestigd. (…)”
3.19.
De raadsman van [betrokkene1] en [betrokkene2] heeft op 3 augustus 2020 een uitnodiging /link voor een gecombineerde bestuurs-en aandeelhoudersvergadering, welke per Zoom op 4 augustus 2020 zou worden gehouden, verzonden aan [ged.conv./eis.reconv.2] (en zijn raadsman).
3.20.
[ged.conv./eis.reconv.4] is op 4 augustus 2020 als bestuurder van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] ontslagen, welk ontslag (onder andere) in deze procedure wordt aangevochten. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft in verband daarmee een tijdelijke bestuurder in de plaats van [ged.conv./eis.reconv.4] aangesteld.

4.Het geschil

in de zaak 20-359
in conventie
4.1.
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] vordert, - samengevat - hoofdelijke veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] en haar vennoten, [ged.conv./eis.reconv.2] en [ged.conv./eis.reconv.3] , tot betaling aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] van € 802.105,07 alsmede hoofdelijke veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.4] en [ged.conv./eis.reconv.2] tot betaling van € 802.105.07 en hoofdelijke veroordeling van [gedn.conv./eis.reconv.] in de buitengerechtelijke incassokosten van € 7.763,44, vermeerderd met rente en kosten. Ter zitting heeft [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] haar vordering in hoofdsom verminderd met een bedrag van € 65.000,00 (inclusief btw).
4.2.
[gedn.conv./eis.reconv.] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
4.4.
[gedn.conv./eis.reconv.] vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
veroordeling van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot opheffing van de ten laste van [gedn.conv./eis.reconv.] gelegde conservatoire (derden-)beslagen op straffe van een dwangsom;
een verklaring voor recht
primairdat het ontslagbesluit van 4 augustus 2020 nietig is en [ged.conv./eis.reconv.4] nog altijd bestuurder is van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359]
subsidiairvernietiging van dit ontslagbesluit en een verklaring voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.4] nog altijd bestuurder is van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] ;
veroordeling van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot betaling van de volledige externe kosten zoals genoemd in hoofdstuk 13 van de conclusie van antwoord, vermeerderd met wettelijke rente zoals daar genoemd;
veroordeling van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot betaling van de factuur inzake [adres] zoals uiteengezet in hoofdstuk 14 van de conclusie van antwoord, vermeerderd met wettelijke rente zoals daar genoemd;
veroordeling van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359]
primairtot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst en betaling van € 200.000,00 als een voorschot op de schadevergoeding inzake Bladgroen althans
subsidiairtot het inachtneming van een redelijke opzegtermijn, althans in de plaats daarvan schadevergoeding;
veroordeling van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak 20-349
4.7.
[ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] vordert samengevat - veroordeling van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot betaling van € 146.131,02, vermeerderd met rente en (beslag-)kosten.
4.8.
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] voert verweer.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in de zaak 20-359
In conventie
Vermindering van eis, omvang van de vordering
5.1.
Bij de randnummers 66 en 67 in de dagvaarding heeft [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] de omvang van haar vordering als volgt toegelicht. Een door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] opgestelde afrekening voor het project [adres] (zie hierna) resulteerde in een door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] nog te betalen bedrag van € 662.896,75 exclusief btw, dat is € 802.105,07 inclusief btw. Door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] wordt erkend dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] het door haar voor de externe kosten gefactureerde bedrag van € 146.131,02 daarop in mindering mag brengen. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft beide bedragen op grond van artikel 6:127 lid 1 BW met elkaar verrekend en in verband daarmee een factuur gestuurd aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] voor een bedrag van € 625.286,53 inclusief btw (productie 35 bij dagvaarding) [2] . Hoewel de rechtbank deze berekening niet goed kan volgen, immers € 802.105,07 min € 146.131,02 is € 655.974,05, zal zij toch uitgaan van het factuurbedrag van € 625.286,53 aangezien [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] dat expliciet stelt in de dagvaarding bij randnummer 72. Met inachtneming van de vermindering van eis ter zitting met een bedrag van € 65.000,00 inclusief btw, beloopt de vordering van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] aldus € 560.286,53. De rechtbank zal in het hiernavolgende er derhalve van uitgaan dat de eis van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] dit bedrag is.
Heeft [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] een vordering op [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] en haar vennoten?
5.2.
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] baseert haar vordering onder meer op het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van de samenwerkingsovereenkomst zoals hiervoor geciteerd bij r.o. 3.2. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] stelt dat uit deze bepalingen volgt dat, voordat door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot de ontwikkeling van een bepaald project werd besloten, zou worden bepaald welk bedrag aan bouwkosten toekomt aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , door partijen ook wel aangeduid als het bouwbudget. Het is aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] om ervoor te zorgen dat zij qua kosten binnen dat bouwbudget zou blijven. In artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst is in verband daarmee bepaald dat bij de realisatie van een bouwplan door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] de aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] toekomende bouwkosten door partijen vooraf zullen worden vastgesteld en schriftelijk worden vastgelegd in een budget. Uit artikel 6 volgt, aldus [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , dat na het gereed komen van een project partijen een afrekening maken en dat zij een batig saldo gelijkelijk tussen hen zullen verdelen. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] stelt dat voor het project [adres] een m3 prijs is vastgesteld, te weten € 296,00 exclusief btw / € 357,00 inclusief btw. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] wijst op e-mail correspondentie (hiervoor bij de feiten geciteerd) waaruit dit volgt. Ten aanzien van twee woningen is, in een latere fase, in verband met eisen die de gemeente aan die woningen stelde, een hogere m3 prijs afgesproken, te weten € 380,00 en 385,00 inclusief btw. Mede op basis van het aldus bepaalde bouwbudget is door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , na het gereed komen van het project [adres] , een eindafrekening opgesteld (productie 34 bij dagvaarding). Daaruit is gebleken dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] het vooraf door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] vastgestelde bouwbudget kennelijk niet goed heeft bewaakt en dat er sprake was van forse overschrijding van de bouwkosten. In de relatie tot de projectontwikkelaar, [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , komt dat voor rekening van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , aldus [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] . De eindafrekening sluit op een door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] nog aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] te betalen bedrag van € 802.105,07 inclusief btw, welk bedrag aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] is gefactureerd (zoals hierboven in r.o. 5.1. genoemd).
5.3.
De rechtbank volgt [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] in haar uitleg van de samenwerkingsovereenkomst. Uit artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst volgt ontegenzeggelijk dat de in [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] samenwerkende partijen, waaronder dus ook de holdingvennootschap van [ged.conv./eis.reconv.2] , bij projectontwikkeling door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] de aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] toekomende bouwkosten vooraf zouden vastleggen in een budget. Deze bepaling vormt de kern van de samenwerking, tezamen met artikel 6 waarin de verdeling van het eindresultaat is vastgelegd. De stelling van [gedn.conv./eis.reconv.] dat er ten aanzien van het project [adres] geen bouwbudget zou zijn vastgesteld en dat, zo begrijpt de rechtbank althans de ter zitting door [gedn.conv./eis.reconv.] gegeven toelichting, [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] de omvang van de bouwkosten in de uitvoering van het werk zou bepalen is, gelet op de in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde systematiek, niet logisch. Zonder een vooraf bepaald bouwbudget was projectontwikkeling door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] niet mogelijk althans voor haar een financieel hachelijke onderneming omdat het voor [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] dan niet mogelijk zou zijn de (potentiële) winstgevendheid van een project te bepalen. De winst voor [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] zou bestaan uit het verschil tussen de verkoopprijs van de woningen en de grond minus de aankoopkosten van de grond en de vooraf vastgestelde, aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] toekomende bouwkosten. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft dat moeten begrijpen en heeft dat ook begrepen. Ter zitting heeft [ged.conv./eis.reconv.2] opgemerkt dat er voor het project [adres] inderdaad een afspraak over de bouwkosten is gemaakt maar daarnaar gevraagd is onduidelijk gebleven wat die afspraak precies inhield. Daarentegen heeft [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] gewezen op e-mail correspondentie, merendeels tussen [betrokkene1] , [betrokkene2] en [ged.conv./eis.reconv.2] (hiervoor bij de feiten deels geciteerd), waar gesproken wordt over het zo scherp mogelijk bepalen van een budgetprijs (e-mail van 25 november, zie bij 3.7.), een m3 prijs gebaseerd op een van de te bouwen woningtypes, de [naam 2] , van € 357,00 inclusief btw (e-mail van 29 november 2015, zie bij 3.8.) op grond waarvan de verkoopprijzen zouden worden gebaseerd en waar [ged.conv./eis.reconv.2] over opmerkt dat het voor die m3-prijs zou moeten lukken (e-mail van eveneens 29 november 2015, zie bij 3.8). Onbetwist is dat de eindafrekening van het project [adres] , die ten grondslag ligt aan de vordering van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , (mede) is vastgesteld op basis van deze m3 prijzen. Dat er in de eindafrekening ten aanzien van twee woningen door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] zou zijn toegezegd dat zij hogere m3 prijzen mocht rekenen (respectievelijk
€ 380,00 en € 385,00 inclusief btw), zoals [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft gesteld maar [gedn.conv./eis.reconv.] heeft betwist, is voor de beoordeling van de vordering niet van belang omdat de eindafrekening op basis van de verhoogde m3 prijs voor [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] iets gunstiger uitpakt dan wanneer voor alle acht woningen de m3 van € 357,00 wordt gehanteerd.
5.4.
Dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] wist dat, wanneer zij zou bouwen in een door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] ontwikkeld project, de haar toekomende bouwkosten vooraf moesten worden vastgelegd is ook af te leiden uit een ander project, genaamd [adres] . Dit betreft een woningbouwproject van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] waarbij vijf woningen, conform artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst, door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] zouden worden gerealiseerd. Uit een e-mail van [betrokkene1] van 1 februari 2019 (zie hiervoor bij 3.12.) volgt dat met [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] een vaste bouwsom van € 1.000.000,00 is afgesproken. Deze bouwsom is gebaseerd op een door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] vooraf gemaakte calculatie (overgelegd in productie 32 bij dagvaarding).
5.5.
Door [gedn.conv./eis.reconv.] is gesteld dat de in 2015 in de correspondentie genoemde m3 prijzen slechts concept-berekeningen waren en dat partijen later, toen het project werd gerealiseerd, geen nader schriftelijk budget hebben opgesteld. De m3 prijzen die in 2015 zijn uitgewisseld zijn enkel inschattingen geweest; op dat moment stond nog helemaal niet vast of en hoe het project [adres] zou worden uitgevoerd, aldus [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat er, mede door eisen die de gemeente stelde en allerlei aanvullende wensen van kopers, veel tijd is verstreken tussen 2015 en het moment dat het project is gerealiseerd, vanaf juli 2017 tot halverwege 2018 en dat de prijzen van 2015 om die reden ook niet meer realistisch waren. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft betwist dat er sprake is geweest van afwijkende bouwplannen. De woningen werden volgens een vaststaand type gebouwd en daar zijn nauwelijks wijzigingen in aangebracht.
5.6.
De stelling van [gedn.conv./eis.reconv.] dat de prijzen genoemd in 2015 slechts indicatieve of voorlopige prijzen waren wordt niet gevolgd. Uit de hiervoor aangehaalde e-mails kan dit niet worden afgeleid, integendeel: uit de e-mail van 29 november 2015 van [betrokkene2] (zie bij 3.8) blijkt dat mede op basis van de daar genoemde m3 prijzen, waarover [ged.conv./eis.reconv.2] heeft opgemerkt dat hij het daar wel voor kon bouwen, de verkoopprijzen zouden worden bepaald. Door [betrokkene1] zijn kort daarop, bij e-mail van 3 december 2015 (c.c. verzonden aan [ged.conv./eis.reconv.2] ), aan de verkopende makelaar de v.o.n. prijzen voor de acht woningen van het project [adres] doorgegeven (productie 24 bij dagvaarding). De stelling van [gedn.conv./eis.reconv.] dat de daadwerkelijke bouwkosten nadien, door allerlei omstandigheden, veel hoger zijn geworden heeft zij, gelet ook op het verweer van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , onvoldoende onderbouwd. Maar wat daar ook van zij, [gedn.conv./eis.reconv.] heeft zich moeten en kunnen realiseren dat projectontwikkeling door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] op basis van de samenwerkingsovereenkomst inhield dat men uitging van vooraf vastgestelde bouwkosten. Als aannemer die de bouw zou gaan realiseren was het aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] om er op toe te zien dat die bouwkosten correct waren vastgesteld. Gesteld noch gebleken is dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , toen eenmaal het project zou worden gerealiseerd, de eind 2015 vastgestelde m3 prijzen ter discussie heeft gesteld en/of een ander bedrag heeft bedongen. Alleen [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft gesteld dat zij, in verband met extra eisen van de gemeente, [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] is tegemoetgekomen met een hogere m3 prijs voor specifiek twee woningen. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft het bestaan van een dergelijke nadere afspraak betwist, maar in de eindafrekening is daar wel mee gerekend. De stelling van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] dat voor het project [adres] door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] is gekozen om niet te werken met vooraf vastgestelde bouwkosten maar dat die bouwkosten min of meer gelijk zouden zijn aan de bij de kopers in rekening gebrachte aanneemsommen (althans zo begrijpt de rechtbank die stelling bij randnummer 4.34 in de conclusie van antwoord) kan niet uit de stukken worden afgeleid maar is vooral ook niet te rijmen met de systematiek van de samenwerkingsovereenkomst zoals hiervoor beschreven.
5.7.
[gedn.conv./eis.reconv.] stelt nog (conclusie van antwoord bij randnummer 4.33) dat partijen in het project [adres] een aantal stappen hebben overgeslagen, onder andere dat geen plan is opgesteld om te bepalen wat de meest geschikte locatie is, dat er geen bouwplan is ontwikkeld en geen besluit tot realisatie is vastgelegd. Voor zover daar al rechtsgevolgen aan verbonden zouden kunnen worden, betreft dit onderdelen die de besluitvorming binnen [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] aangaan. Niet valt in te zien dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , reeds omdat die stappen zouden ontbreken, geen aanspraak kan maken op haar vordering, zoals [gedn.conv./eis.reconv.] stelt. [gedn.conv./eis.reconv.] was bovendien direct en indirect (mede) voor deze gang van zaken verantwoordelijk, [ged.conv./eis.reconv.4] als bestuurder en aandeelhouder van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] en [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , via haar vennoot [ged.conv./eis.reconv.2] . Dat het ontbreekt aan een vooraf schriftelijk vastgelegd bouwbudget, zoals [gedn.conv./eis.reconv.] in dit verband ook nog stelt, wordt niet gevolgd. De e-mails waarin partijen de m3 prijs hebben afgesproken volstaan daartoe, niet gesteld of gebleken is dat aan een bouwbudget meer of andere eisen gesteld zouden moeten worden. Hierbij moet bedacht worden dat het eerst en vooral aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] als aannemer was om er op toe te zien dat de bouwkosten realistisch zouden worden begroot. Dat zij ook wist dat dit op haar weg lag, blijkt uit het feit dat zij – zoals hiervoor onder 5.4 reeds vermeld – voor het project [adres] deze calculatie wel heeft gemaakt. Op de vraag ter zitting waarom zij dit niet had gedaan voor de [adres] , moest [gedn.conv./eis.reconv.] het antwoord schuldig blijven.
5.8.
[gedn.conv./eis.reconv.] wijst nog op een e-mail van 24 januari 2019 (productie 17 bij conclusie van antwoord), waarin [betrokkene1] (indirect bestuurder en aandeelhouder van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] ) zich uitspreekt over het tegenvallende resultaat van het project [adres] en schrijft dat het fair is als alle partijen gezamenlijk dit verlies nemen. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat dergelijke uitlatingen niet passen wanneer [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] van mening zou zijn dat zij nog tonnen te vorderen had van [gedn.conv./eis.reconv.] op grond van vooraf gemaakte afspraken. Dat er bereidheid was bij de andere bestuurders/aandeelhouders om [gedn.conv./eis.reconv.] tegemoet te komen in verband met het verlies dat werd geleden op [adres] , betekent nog niet dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] zou afzien van haar vordering op [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] . Op zitting heeft [betrokkene1] verklaard dat dit voorstel ook was ingegeven door de vriendschappelijke band die er tussen hem, [ged.conv./eis.reconv.2] en [betrokkene2] had bestaan. In dezelfde e-mail stelt [betrokkene1] overigens ter compensatie voor dat de opbrengst van een ander project ( [naam 3] ) volledig aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] ten goede zou komen en vraagt hij aan partijen om te laten weten of zij daarmee kunnen instemmen. Van instemming is echter niet gebleken en kort hierna raakten partijen definitief gebrouilleerd. In het voorstel betreffende [naam 3] ligt overigens besloten dat dit duidelijk een afwijking was van de normale verdeling van de projectopbrengst.
5.9.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft nog het één en ander gesteld over meerwerk doch tussen partijen staat vast dat meerwerk buiten de samenwerkingsovereenkomst zou blijven en dus geheel ten goede zou komen aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] . In de eindafrekening van het project [adres] speelt meerwerk dan ook geen rol.
5.10.
Uitgaande van de, als zodanig niet betwiste, eindafrekening van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] is haar vordering jegens [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] toewijsbaar tot een bedrag van € 560.286,53 (zie bij 5.1.). Het bepaalde in artikel 18 van het Wetboek van Koophandel brengt mee dat de vennoten van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , gedaagden sub 2 en 3 ( [ged.conv./eis.reconv.2] en [ged.conv./eis.reconv.3] ), hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap zodat de vordering jegens hen eveneens zal worden toegewezen.
Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
5.11.
[gedn.conv./eis.reconv.] beroept zich er op dat, indien de rechtbank zou oordelen dat er aanvullende afspraken zijn gemaakt met [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , de uitkomst voor [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] dan zeer onredelijk is. De argumenten die door [gedn.conv./eis.reconv.] daarvoor worden aangevoerd zijn grotendeels in het voorgaande al verworpen, zoals onder meer dat een bouwplan ontbreekt, er geen realisatiebesluit is en geen schriftelijk overeengekomen bouwbudget zou zijn overeengekomen. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt ook dat het project lange tijd “fluïde” was en dat er tot en met de verkoop van de woningen zaken zijn veranderd en dat dit niet voorzien was. Zoals hiervoor is geoordeeld lag het op de weg van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] om een adequate inschatting te maken van de bouwkosten, zoals zij bijvoorbeeld heeft gedaan bij het project [adres] en aan de bel te trekken indien dat niet langer zou volstaan. [gedn.conv./eis.reconv.] herhaalt haar stelling dat er geen bouwbudget is vastgelegd, doch die stelling is in de voorgaande overwegingen al verworpen. Dat zes ton voor [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] en haar vennoten een enorm bedrag is, zoals [gedn.conv./eis.reconv.] stelt, zal kloppen, doch dat is de consequentie van de tegenvallende projectontwikkeling. Daarbij wordt aangetekend dat er voor [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] ook positieve kanten aan deze werkwijze verbonden zijn (of hadden kunnen zijn), immers op grond van artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst was (en is) [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] verplicht de door haar ontwikkelde projecten door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] te laten bouwen tenzij partijen anders overeenkomen. Bovendien komt de in [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] gerealiseerde winst voor een derde deel (via dividenduitkering) ten goede aan [ged.conv./eis.reconv.4] .
5.12.
De door [gedn.conv./eis.reconv.] aangevoerde omstandigheden leiden niet tot het oordeel dat het door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] gevorderde leidt tot een resultaat dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Geen bestuurdersaansprakelijkheid
5.13.
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft de vordering jegens [ged.conv./eis.reconv.4] (gedaagde sub 4) en, opnieuw, [ged.conv./eis.reconv.2] tevens gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid. In de voor de zitting opgestelde agenda had de rechtbank al aangegeven dat voor bestuurdersaansprakelijkheid door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] onvoldoende is gesteld. Nu een nadere onderbouwing is uitgebleven is er geen grond voor bestuurdersaansprakelijkheid en zal de vordering jegens [ged.conv./eis.reconv.4] en [ged.conv./eis.reconv.2] op die grondslag worden afgewezen.
Wettelijke handelsrente
5.14.
Het verweer tegen de gevorderde wettelijke handelsrente volgt de rechtbank niet. Anders dan [gedn.conv./eis.reconv.] betoogt, betreft de vordering de primaire betalingsverplichting uit de samenwerkingsovereenkomst, zij ziet immers op de eindafrekening van het project [adres] . De samenwerkingsovereenkomst is een overeenkomst om baat tussen bedrijfsmatig handelende partijen. Hiermee is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 6:119a BW. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen overeenkomstig gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.15.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. Tussen partijen is niet in debat dat het gaat om kosten die gemaakt zijn voor de door hen beproefde mediation. Evenmin is in discussie dat partijen zijn overeengekomen dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] deze kosten zou dragen (randnummer 76 dagvaarding). Daarbij is niet gesteld dat dit anders zou zijn indien mediation niet tot het gewenste resultaat zou leiden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, vermag de rechtbank dan ook niet in te zien op grond waarvan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] deze kosten thans vordert. De overige weren die in dit kader zijn gevoerd, behoeven geen verdere bespreking.
Geen uitvoerbaarheid bij voorraad c.q. zekerheidsstelling?
5.16.
[gedn.conv./eis.reconv.] voert verweer tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad omdat een toewijzend vonnis, waarvan zeker in hoger beroep zal worden gegaan, een zware wissel zal trekken op de onderneming. Indien er terstond een groot geldbedrag
“van ongeveer acht ton”(aldus [gedn.conv./eis.reconv.] in haar conclusie van antwoord) moet worden voldaan, is het risico op (zakelijk en persoonlijk) faillissement aanzienlijk. Subsidiair vordert [gedn.conv./eis.reconv.] dat bij toewijzing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, zekerheid wordt gesteld door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] met het oog op restitutierisico. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 233 Rv kan de rechtbank dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Bij de beantwoording van de vraag of van die bevoegdheid gebruik dient te worden gemaakt, spelen de wederzijdse belangen van partijen, bezien in het licht van de omstandigheden van het geval, een bepalende rol. Dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] het vereiste belang bij uitvoerbaarheidverklaring bij voorraad heeft, is een gegeven. Het door [gedn.conv./eis.reconv.] daartegenover gestelde restitutierisico is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het feit dat executie vergaande financiële consequenties voor de vennootschap en haar vennoten heeft, acht de rechtbank op zichzelf onvoldoende zwaarwegend, waarbij bovendien heeft te gelden dat het bedrag dat zal worden toegewezen aanzienlijk lager is dan het hierboven door [gedn.conv./eis.reconv.] genoemde bedrag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de belangen van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] zwaarder dienen te wegen, zodat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard zonder voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld.
5.17.
[gedn.conv./eis.reconv.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 179,40
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
6.428,00(2 punten × tarief VI € 3.214,00)
Totaal € 10.738,40
In reconventie
5.18.
De rechtbank zal de vorderingen van [gedn.conv./eis.reconv.] bespreken in de door haar aangehouden volgorde.
Opheffing beslagen
5.19.
[gedn.conv./eis.reconv.] legt aan deze vordering ten grondslag dat de vorderingen van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] in conventie dienen te worden afgewezen. Nu dat niet (in alle opzichten) het geval is ontbreekt een grondslag voor opheffing van de gelegde beslagen. Wel zou [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] beslagen moeten opheffen die zij ten laste van [ged.conv./eis.reconv.4] heeft gelegd aangezien in conventie de vorderingen tegen deze vennootschap zijn afgewezen. [gedn.conv./eis.reconv.] heeft haar vordering echter onvoldoende gespecificeerd om dit in de beoordeling te kunnen betrekken.
Ontslagbesluit [ged.conv./eis.reconv.4] nietig of vernietigbaar?
5.20.
[gedn.conv./eis.reconv.] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat het ontslagbesluit van 4 augustus 2020 nietig is en [ged.conv./eis.reconv.4] nog altijd bestuurder is van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] dan wel de rechtbank verzocht het ontslagbesluit van 4 augustus 2020 te vernietigen. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht uitspreken. Hiervoor is het volgende redengevend. Ten aanzien van de nietigheid heeft [gedn.conv./eis.reconv.] zich onder meer beroepen op het ontbreken van een rechtsgeldig oproepingsbesluit voor de op 4 augustus 2020 gehouden algemene vergadering. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft dit betwist door te stellen dat de gehouden vergadering een gecombineerde bestuurs- en aandeelhoudersvergadering betrof. Het besluit tot oproeping van de algemene vergadering is, zo de rechtbank begrijpt, dan ook op 4 augustus 2020 door het bestuur genomen.
Ingevolge artikel 2:219 BW in samenhang met 2:225 BW dient een bestuursbesluit vooraf te gaan aan een algemene vergadering en dient de wettelijke oproepingstermijn in acht te zijn genomen. Uit de in r.o. 3.16 tot en met 3.19 geciteerde e-mailpassages blijkt dat de bestuursleden onderling geen overeenstemming hadden over een te houden BAVA en evenmin over een gecombineerde bestuurs- en aandeelhoudersvergadering. In een geval als het onderhavige waarin de bestuursvergadering mede dient ter oproeping van de algemene vergadering waarin het ontslag van een bestuurder zal zijn geagendeerd noopt collegiaal bestuur ertoe dat met de redelijke belangen van die bestuurder rekening wordt gehouden. Ook met het plannen van de bestuursvergadering die dient als grondslag voor de oproeping. [ged.conv./eis.reconv.2] heeft in de eerder genoemde e-mails duidelijk alternatieven geboden voor het plaatsvinden van de bestuursvergadering en aangegeven hierbij aanwezig te willen zijn. Dat dan de vergadering toch in zijn vakantie wordt gepland wetende dat hij heeft aangegeven verhinderd te zijn en zonder dat er spoed is, is in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die ook bestuurders jegens elkaar in acht dienen te nemen op grond van 2:8 BW. Besluiten die op een dergelijke bestuursvergadering zijn genomen zijn ingevolge artikel 2:15 BW dan ook vernietigbaar. Dit is evenwel niet gevorderd, zodat van de geldigheid van het door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] gestelde oproepingsbesluit moet worden uitgegaan. De stelling van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] dat [ged.conv./eis.reconv.4] in redelijkheid geen beroep kan doen op een ongeldig bestuursbesluit behoeft dan ook geen beoordeling meer.
Niettemin is niet voldaan aan de vereisten voor oproeping van de algemene vergadering. Immers staat vast dat de gecombineerde bestuurs- en aandeelhoudersvergadering beide op 4 augustus 2020 hebben plaatsgevonden. Ingevolge artikel 2:225 BW kunnen indien de wettelijke minimum termijn voor oproeping van de algemene vergadering niet in acht is genomen en deze korter is, zoals in onderhavige zaak, slechts wettige besluiten worden genomen indien alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de bestuurders en de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. Vast staat dat [ged.conv./eis.reconv.4] als vergadergerechtigde aandeelhouder niet heeft ingestemd met het plaatsvinden van besluitvorming op de (op te korte termijn gehouden) algemene vergadering. Sterker nog, vast staat dat hij de bestuursvergadering en de aandeelhoudersvergadering afzonderlijk wenste te houden waarbij hij in zijn e-mails ook heeft verwezen naar de 8-dagen termijn die voor oproeping van de algemene vergadering vereist is. Evenmin is gebleken dat de bestuurders voorafgaand in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen. Dit leidt ertoe dat op de op 4 augustus 2020 gehouden algemene vergadering van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] geen rechtsgeldige besluiten zijn genomen en deze nietig zijn. In relatie tot de vordering van [gedn.conv./eis.reconv.] leidt dit ertoe dat de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht zal uitspreken. De overige gronden die [gedn.conv./eis.reconv.] heeft aangevoerd voor de nietigheid dan wel de vernietiging van het ontslagbesluit behoeven geen verdere beoordeling.
Externe kosten
5.21.
Deze vordering betreft het door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] gefactureerde bedrag voor externe kosten. De factuur, althans die voor een bedrag van € 146.131,02, is door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] erkend en het bedrag is door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] verrekend met haar vordering in conventie. Op een vraag van de rechtbank ter zitting heeft [gedn.conv./eis.reconv.] , althans zo begrijpt de rechtbank het, aangegeven dat zij desondanks de vordering handhaaft in zoverre dat zij vergoeding wenst van het meerdere dat zij met een eerdere factuur bij [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] voor de externe kosten in rekening heeft gebracht. Die eerdere factuur betrof een bedrag van € 162.368,14 zodat het nog zou gaan om een vordering van € 16.237,12 (€ 162.368,14 min € 146.131,02).
5.22.
Deze vordering wordt afgewezen. Op de zitting heeft de rechtbank gevraagd naar de grondslag voor deze vordering en daar is [gedn.conv./eis.reconv.] het antwoord schuldig op gebleven. De rechtbank stelt vast dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , nadat zij in eerste instantie voor externe kosten aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] een bedrag van € 162.368,14 had gefactureerd dit met een latere factuur heeft verlaagd tot € 146.131,02. Zonder toelichting, die ontbreekt, volgt daaruit niet een gehoudenheid voor [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] om alsnog het verschil tussen beide bedragen aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] te vergoeden.
De factuur [adres]
5.23.
[gedn.conv./eis.reconv.] vordert betaling van een factuur inzake het project [adres] , inclusief btw een bedrag van € 96.800,00. De factuur houdt verband met tussentijdse prijsverhogingen. Nadat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] een prijsaanbieding had gedaan met een acceptatietermijn 90 dagen, heeft [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] die termijn laten verstrijken. Daarmee is de geldigheid van de prijsaanbieding komen te vervallen en heeft [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] recht op vergoeding van de inmiddels gestegen bouwkosten.
5.24.
Deze vordering wordt afgewezen. Uit de stellingen van partijen volgt dat het gaat om een door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] ontwikkeld project. Dat brengt mee dat de in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde systematiek moet worden gevolgd, zoals in conventie beschreven. Door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] is terecht opgemerkt dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] heeft ingestemd met een bouwbudget van € 1.000.000,00. Dit blijkt uit de als productie 46 bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde brief van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] . Weliswaar staat onderaan die brief vermeld dat het een vrijblijvende offerte betreft met een geldigheid van 90 dagen maar in het kader van de samenwerking bij projectontwikkeling had [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] moeten begrijpen dat zij met die brief de vooraf overeen te komen bouwkosten vastlegde, zoals bepaald in artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst. Bovendien is [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] gaan bouwen zonder zelf nog terug te komen op het door haar geoffreerde bedrag, bijvoorbeeld vanwege prijsstijgingen. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft er derhalve ook gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat partijen zouden uitgaan van een vastgelegd bouwbudget van € 1.000.000,00.
Nakoming samenwerkingsovereenkomst, schadevergoeding, opzegtermijn
5.25.
[gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] , nadat [ged.conv./eis.reconv.4] als bestuurder is ontslagen, heeft besloten geen nieuwe projecten aan te nemen en zodoende de samenwerkingsovereenkomst frustreert. Feitelijk is de samenwerking door toedoen van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] gestopt omdat de beide andere bestuurders niet langer met [gedn.conv./eis.reconv.] door willen. Niet door willen is echter geen reden om onder afspraken uit te komen zodat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] in verzuim is. [gedn.conv./eis.reconv.] vordert primair nakoming van de samenwerkingsovereenkomst in de zin dat partijen bij die overeenkomst zich hebben verplicht actief te zoeken naar bouwlocaties die in potentie geschikt zijn voor realisatie van woningbouw (artikel 1) en nieuwe projecten in beginsel door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] zullen worden gebouwd (artikel 4).
5.26.
De vordering tot nakoming is toewijsbaar. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft niet weersproken dat zij niet langer projecten wil ontwikkelen binnen het samenwerkingsverband. Gesteld noch gebleken is dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] de samenwerkingsovereenkomst heeft opgezegd of beëindigd, integendeel, ook [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] gaat uit van het voortduren van deze overeenkomst (conclusie van antwoord in reconventie bij randnummer 17). Artikel 1 van de samenwerkingsovereenkomst verplicht partijen tot het actief zoeken naar mogelijkheden voor projectontwikkeling. Nu als onweersproken vast staat dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] deze bepaling niet nakomt, vordert [gedn.conv./eis.reconv.] terecht nakoming.
5.27.
Eveneens primair vordert [gedn.conv./eis.reconv.] een voorschot van € 200.000,00 als schadevergoeding voor gederfde winst in een project genaamd Bladgroen. [gedn.conv./eis.reconv.] stelt dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] in strijd met het bepaalde in artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst dit project niet aan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] maar aan een andere aannemer, [aannemer] , heeft vergund.
5.28.
Dit deel van de vordering wordt afgewezen. [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] heeft onderbouwd gesteld dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] het project Bladgroen niet wilde bouwen. Dit blijkt uit de hiervoor (zie 3.14.) geciteerde notulen van de gecombineerde bestuurs- en aandeelhoudersvergadering van 21 februari 2020 en een, eveneens hiervoor geciteerde (zie 3.15) e-mail van [ged.conv./eis.reconv.2] van 18 maart 2020. In de notulen is opgenomen dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] heeft aangegeven deze bouw niet zelf ter hand te willen nemen en dat zij zich er voor zal inzetten andere aannemers voor het project te interesseren. In de e-mail van 18 maart 2020 geeft [ged.conv./eis.reconv.2] aan dat hij er bezwaar tegen heeft als [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] voor dat project in zee gaat met [aannemer] . In de e-mail refereert [ged.conv./eis.reconv.2] aan de tijdens de aandeelhoudersvergadering gemaakte afspraak om drie offertes te vragen van verschillende firma’s. Uit deze stukken volgt overduidelijk dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] zelf geen interesse had om dit project te bouwen. Artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst laat uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat een project aan een andere aannemer dan [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] wordt gegund. Derhalve kan niet gezegd worden dat [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst heeft geschonden en in verband daarmee jegens [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] schadeplichtig is.
5.29.
Nu de vordering tot nakoming wordt toegewezen komt de rechtbank niet toe aan de subsidiaire vordering tot inachtneming van een redelijke opzegtermijn.
5.30.
[eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] zal als de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedn.conv./eis.reconv.] worden veroordeeld. De rechtbank berekent de proceskosten op basis van 2 punten van het tarief II (zaken van onbepaalde waarde, € 563,00 per punt) op € 1.126,00.
in de zaak 20-349
5.31.
In deze zaak, die eerder aanhangig werd gemaakt dan de zaak 20-359, vordert [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] betaling door [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] van de factuur voor externe kosten die, zoals hiervoor in de zaak 20-359 is overwogen, is verrekend met het door [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] aan [gedn.conv./eis.reconv.] verschuldigde bedrag.
5.32.
De vordering van [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] wordt afgewezen omdat ingevolge de samenwerkingsovereenkomst partijen een afrekening van een project zouden maken. Tot die afrekening behoren ook de gemaakte externe kosten. Weliswaar heeft [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] derhalve een rechtens te honoreren aanspraak op het door haar gefactureerde bedrag maar, gelet op de samenwerkingsovereenkomst, geen zelfstandige inningsbevoegdheid voor die vordering. Het bedrag voor externe kosten dient verrekend te worden in de eindafrekening van een project, zoals ook is vastgesteld in de zaak 20-359.
5.33.
[ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] wordt in de proceskosten van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] veroordeeld, deze worden vastgesteld op € 1.770,00 voor het salaris advocaat (1 punt x tarief V, € 1.770,00) en € 4.131,00 aan griffierecht, derhalve in totaal € 5.901,00.

6.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 20-359
in conventie
6.1.
wijst de vordering tegen [ged.conv./eis.reconv.4] (gedaagde sub 4) af,
6.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , [ged.conv./eis.reconv.2] en [ged.conv./eis.reconv.3] , hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] te betalen een bedrag van € 560.286,53 (vijfhonderdzestig duizendtweehonderdzesentachtig euro en drieënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 14 maart 2019 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , [ged.conv./eis.reconv.2] en [ged.conv./eis.reconv.3] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot op heden begroot op € 10.738,40,
6.4.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , [ged.conv./eis.reconv.2] en [ged.conv./eis.reconv.3] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] , [ged.conv./eis.reconv.2] of [ged.conv./eis.reconv.3] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.5.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
verklaart voor recht dat het ontslagbesluit van 4 augustus 2020 nietig is en dat [ged.conv./eis.reconv.4] nog altijd bestuurder is van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] ,
6.8.
veroordeelt [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst,
6.9.
veroordeelt [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] in de proceskosten, aan de zijde van [gedn.conv./eis.reconv.] tot op heden begroot op € 1.126,00,
6.10.
verklaart dit vonnis in deze zaak voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in de zaak 20-349
6.12.
wijst de vordering af,
6.13.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.1 359+eis.349] in de proceskosten, aan de zijde van [eis conv./ged.reconv.349+ged in 359] tot op heden begroot op € 5.901,00,
6.14.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms, mr A.J.J.M. Weijnen en mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021.
PB/AW/MS

Voetnoten

1.Voor zover naar producties wordt verwezen betreft dat - tenzij anders vermeld - producties die door partijen zijn overgelegd in de zaak 20-359.
2.Gelet op de uitkomst in de zaak 20-394 is deze verrekening toegestaan.