ECLI:NL:RBGEL:2021:4296

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
8977678
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een slapend dienstverband op verzoek van de werknemer met toekenning van een vergoeding op grond van artikel 7:611 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van een werknemer om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De werknemer, die sinds 2 juni 2003 in dienst was bij de verwerende partij, had zich op 18 oktober 2013 ziek gemeld. Na het verstrijken van de loondoorbetalingsverplichting op 15 oktober 2015, was er sprake van een slapend dienstverband. De werknemer verzocht de rechtbank om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en om een vergoeding op grond van artikel 7:611 BW, omdat de werkgever niet had gereageerd op eerdere verzoeken om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever niet op de mondelinge behandeling is verschenen en geen verweer heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst op billijke gronden ontbonden moest worden, gezien de langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een vergoeding van € 15.418,00 bruto, alsook tot het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto specificatie. Daarnaast is de werkgever in de proceskosten veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak is van belang voor de toepassing van artikel 7:611 BW in gevallen van slapende dienstverbanden en de verplichtingen van werkgevers in dergelijke situaties.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8977678 \ HA VERZ 21-6 \ 520 \ 918
uitspraak van 5 juli 2021
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. Ö. Ulusoy
procederende krachtens toevoegingsnummer 2FZ5535
en
[verwerende partij] h.o.d.n. [handelsnaam]
gevestigd te Arnhem
verwerende partij
niet verschenen
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en [verwerende partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
[verzoekende partij] heeft bij verzoekschrift van 11 januari 2021 een verzoek met producties ingediend gericht tegen [handelsnaam] . gevestigd aan de [adres] strekkende tot ontbinding van de tussen hem en [verwerende partij] bestaande arbeidsovereenkomst en veroordeling van [verwerende partij] tot betaling van een vergoeding met nevenvorderingen.
1.2.
Bij brief van 18 januari 2021 heeft de rechtbank het verzoekschrift doorgezonden naar het in het verzoekschrift genoemde adres van [handelsnaam] . en haar verzocht een opgave te doen van haar verhinderdata. Voorts is de gemachtigde van [verzoekende partij] hiervan op de hoogte gesteld.
1.3.
De rechtbank heeft geen verhinderdata van [handelsnaam] . ontvangen.
1.4.
Bij brieven van 10 februari 2021 heeft de rechtbank de gemachtigde van [verzoekende partij] en
[handelsnaam] . (wederom op het in het verzoekschrift genoemde adres) opgeroepen voor de mondelinge behandeling van dinsdag 16 maart 2021 te 8.30 uur in het gerechtsgebouw aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem.
1.5.
Bij e-mailbericht van 8 maart 2021 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] de rechtbank verzocht de mondelinge behandeling te verplaatsen naar een datum vanaf april 2021 aangezien [verzoekende partij] wegens dringende redenen genoodzaakt was naar het buitenland te vertrekken.
1.6.
De rechtbank heeft [handelsnaam] . bij e-mailbericht van 9 maart 2021 verzocht om een reactie op het uitstelverzoek van [verzoekende partij] . Vervolgens heeft de rechtbank hierover op 10 maart 2021 en op 11 maart 2021 telefonisch contact opgenomen met
[handelsnaam] . met het verzoek om een reactie op het uitstelverzoek van [verzoekende partij] .
1.7.
De rechtbank heeft geen reactie ontvangen van [handelsnaam] .
Bij e-mailbericht van 12 maart 2021 heeft de rechtbank de gemachtigde van [verzoekende partij] en
[handelsnaam] . bericht dat de mondelinge behandeling op 16 maart 2021
niet door gaat en verzocht om verhinderdata op te geven. Dit is door de rechtbank op
15 maart 2021 tevens telefonisch aan [handelsnaam] . bevestigd.
1.8.
Bij e-mailbericht van 15 maart 2021 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] haar verhinderdata doorgegeven.
1.9.
Bij e-mailbericht van 18 maart 2021 heeft de rechtbank [handelsnaam] . nogmaals verzocht om haar verhinderdata op te geven.
1.10.
Bij brieven van 19 maart 2021 heeft de de rechtbank de gemachtigde van [verzoekende partij] en
[handelsnaam] . (wederom op het in het verzoekschrift genoemde adres) opgeroepen voor de mondelinge behandeling van dinsdag 25 mei 2021 te 8.30 uur in het gerechtsgebouw aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem.
1.11.
Bij e-mailbericht van 19 maart 2021 heeft [verwerende partij] de rechtbank onder meer bericht dat hij een eenmanszaak exploiteert en geen B.V. en hij de post niet op tijd ontvangt omdat dit naar een foutief adres wordt gezonden.
1.12.
Bij e-mailbericht van 2 april 2021 heeft de rechtbank [verwerende partij] bericht dat het adres is aangepast, dat er een mondelinge behandeling is gepland, dat deze omgezet zal worden naar een behandeling via Skype en dat hij hierover nader geïnformeerd zal worden.
1.13.
Bij brieven van 2 april 2021 heeft de rechtbank de gemachtigde van [verzoekende partij] en
[handelsnaam] . t.a.v. [verwerende partij] (op het door [verwerende partij] opgegeven adres) bericht dat de zitting is bepaald op dinsdag 25 mei 2021 te 8.30 uur en deze via Skype for Business zal plaatsvinden. Voorts is aan partijen bericht dat [handelsnaam] . de gelegenheid krijgt om uiterlijk 5 werkdagen voor de zittingsdatum een verweerschrift in te dienen en is partijen verzocht het e-mailadres te verstrekken waarnaar de uitnodiging voor de digitale zitting verzonden kan worden. De uitnodiging voor de digitale zitting is daarnaast reeds op deze datum per e-mailbericht aan de bekende e-mailadressen van partijen gezonden.
1.14.
Op 25 mei 2021 heeft via Skype for Business een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hiervan zijn door de griffier aantekeningen bijgehouden.
[handelsnaam] . is, ondanks de hiervoor genoemde oproepingen, niet op de mondelinge behandeling verschenen. Gelet op het bepaalde in artikel 2.2.8. van het Procesreglement heeft de kantonrechter bepaald dat de zaak opnieuw behandeld zal worden via Skype for Business op maandag 14 juni 2021 om 10.00 uur en [verzoekende partij] in de gelegenheid gesteld [handelsnaam] . voor deze zitting bij exploot op te roepen.
1.15.
Bij brieven van 25 mei 2021 heeft de rechtbank de gemachtigde van [verzoekende partij] en
[handelsnaam] . t.a.v. [verwerende partij] (op het door [verwerende partij] opgegeven adres zowel per gewone als per aangetekende post) opgeroepen voor de via Skype for Business te houden mondelinge behandeling van maandag 14 juni 2021 te 10.00 uur. Tevens is op deze datum per e-mailbericht de uitnodiging voor de digitale zitting aan partijen gezonden. De per gewone en per aangetekende post aan [handelsnaam] . t.a.v. [verwerende partij] verzonden brieven zijn retour ontvangen met de mededeling “Retour afz. Onbekend”.
1.16.
De gemachtigde van [verzoekende partij] heeft de kantonrechter bij e-mailbericht van 7 juni 2021 bericht dat het verzoekschrift een verschrijving bevat, te weten dat de gedaagde partij
[handelsnaam] t.a.v. de heer [verwerende partij] dient te zijn en verzocht om rectificatie hiervan.
1.17.
[verzoekende partij] heeft bij deurwaardersexploot van 8 juni 2021 het verzoekschrift aan [verwerende partij] handelend onder de naam [handelsnaam] aan [verwerende partij] in persoon betekend op het eerder door [verwerende partij] aan de rechtbank doorgegeven adres, waarbij [verwerende partij] tevens is opgeroepen om op de via Skype for Business te houden mondelinge behandeling van 14 juni 2021 te 10.00 uur te verschijnen.
1.18.
Op 14 juni 2021 heeft via Skype for Business een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hiervan zijn door de griffier aantekeningen bijgehouden.
[verwerende partij] is, ondanks de hiervoor genoemde oproepingen, niet op de mondelinge behandeling verschenen. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling gesloten en beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is sinds 2 juni 2003 in dienst van [verwerende partij] in de functie van Autotechnicus, tegen een salaris van laatstelijk € 2.342,07 bruto per maand.
2.2.
Op 18 oktober 2013 heeft [verzoekende partij] zich ziek gemeld. De loondoorbetalingsverplichting van artikel 7:629 BW van 104 weken is per 15 oktober 2015 opgehouden.
2.3.
Bij brief van 26 februari 2016 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] [verwerende partij] onder meer als volgt bericht:
“(…) Ook al heeft u het dienstverband, volgens u, afgewikkeld, dat wil niet zeggen dat het dienstverband is beëindigd. U heeft immers geen toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen. Tevens heeft u cliënt geen vaststellingsovereenkomst aangeboden.
Cliënt is bereid de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, maar dan dient aan hem wel de transitievergoeding te worden voldaan, ter hoogte van € 15.177,00 bruto. Deze zou hij immers ook ontvangen wanneer u voor hem een ontslagvergunning aanvraagt via het UWV en dan de arbeidsovereenkomst met hem zou opzeggen. De transitievergoeding en de hoogte daarvan is vanaf 1 juli 2015 immers in de wet verankerd. (…)
Ik verneem graag van u.”
2.4.
Bij brief van 19 december 2019 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] [verwerende partij] onder meer als volgt bericht:
“(…)Slapend dienstverband
U heeft gedurende 104 weken tijdens de ziekte van cliënt de verplichting om het loon door te betalen op grond van artikel 7:629 BW. Ook geldt er een ontslagverbod tijdens deze periode. Deze verplichting vervalt na 104 weken vanaf het moment dat cliënt zich ziek heeft gemeld. U heeft de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst na 104 weken te beëindigen. Indien na 104 weken de arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd ontstaat er een slapend dienstverband. Dit houdt in dat u geen loondoorbetalingsverplichting meer heeft, maar de arbeidsovereenkomst formeel (slapend) in stand blijft.
Einde dienstverband
Nu sprake is van een slapend dienstverband, verzoek ik u, namens cliënt, om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te doen eindigen door middel van een vaststellingsovereenkomst. Nu cliënt 12 jaar in dienst is geweest, heeft hij bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. U hoeft als werkgever slechts de transitievergoeding te betalen die gold op de dag na de dag waarop u cliënt wegens langdurige ziekte had kunnen ontslaan. In dit geval valt dit samen met het einde van tweejarige loondoorbetalingsplicht bij ziekte.
Derhalve verzoek ik u vriendelijk om de transitievergoeding, ter hoogte van € 9.130,00 bruto op te nemen in de vaststellingsovereenkomst. U bent als werkgever gehouden mee te werken in het kader van goed werkgeverschap volgens art. 7:611 BW aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden om daarmee tevens het slapend dienstverband te doen eindigen. (…)
Graag verzoek ik u om op een korte termijn een vaststellingsovereenkomst op te stellen om de arbeidsovereenkomst met wederzijdse goedvinden te beëindigen en de hoogte van de transitievergoeding op te nemen, zodat we tot een afronding kunnen komen. (…)”

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

Het verzoek
3.1.
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking [verwerende partij] te veroordelen om binnen twee dagen na het wijzen van deze beschikking:
a. aan hem te voldoen (het restant van) de verschuldigde aanzegvergoeding van
€ 15.418,00 bruto dan wel € 13.668,49 bruto;
b. aan hem een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin het bedrag en betaling van sub a is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na betekening van deze beschikking dat [verwerende partij] niet voldoet aan de beschikking;
c. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
d. tot betaling van de wettelijke rente over het onder a genoemde bedrag vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag van volledige betaling;
e. dan wel tot betaling van de wettelijke rente over het onder b genoemde bedrag vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dat van volledige betaling;
f. [verwerende partij] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking en eveneens vermeerderd met nakosten voor een bedrag van € 120,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 202,00;
Daarnaast verzoekt [verzoekende partij] de kantonechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen te beëindigen op de kortst mogelijke termijn onder toekenning van een vergoeding, met compensatie van de kosten.
De gronden van het verzoek
3.2.
[verzoekende partij] legt aan zijn verzoeken het volgende ten grondslag.
Hij is sinds 2 juni 2003 bij [verwerende partij] in dienst. Op 18 oktober 2013 heeft hij zich ziekgemeld. De arbeidsovereenkomst is na het verstrijken van periode van de loondoorbetalingsverplichting ex artikel 7:629 BW op 15 oktober 2015 niet beëindigd, waardoor sprake is van een slapend dienstverband. [verzoekende partij] heeft op 26 februari 2016 en op 19 december 2019 verzocht om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding.
[verwerende partij] heeft hier niet op gereageerd. [verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter daarom de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding van € 15.418,00 bruto dan wel € 13.668,49 bruto op grond van artikel 7:611 BW dan wel op grond van artikel 7:669 BW, met nevenvorderingen.
Het verweer
3.3.
[verwerende partij] is ondanks dat zij daartoe bij exploot is opgeroepen zonder bericht van verhindering niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft aldus geen verweer gevoerd.
3.4.
De kantonrechter begrijpt het e-mailbericht van 7 juni 2021 zo dat [verzoekende partij] zijn verzoekschrift wenst te herstellen in die zin dat deze is gericht tegen de heer
[verwerende partij] handelend onder de naam [handelsnaam] kantoorhoudende aan het adres [adres] . De kantonrechter zal het verzoek in die zin wijzigen, nu uit hetgeen is weergegeven onder ‘de procedure’ blijkt dat [verwerende partij] in ieder geval op 19 maart 2021 op de hoogte was van de procedure, begreep waar deze over ging en op de hoogte was van de mondelinge behandelingen. [verwerende partij] is bovendien in persoon bij exploot op de hoogte gesteld van het verzoekschrift en opgeroepen voor de behandeling daarvan op 14 juni 2021. [verwerende partij] is door de foutieve adressering en aanduiding daarom niet in haar belangen geschaad.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
3.5.
De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7:671c lid 1 BW).
Onbetwist staat vast dat sprake is van een zogenaamd slapend dienstverband. [verzoekende partij] heeft als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid sinds 18 oktober 2013 geen arbeid meer voor [verwerende partij] verricht. Hij is wegens ziekte of gebreken niet meer in staat de bedongen arbeid te verrichten en herplaatsing is niet (meer) mogelijk. Dit alles maakt dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve moet eindigen. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoekende partij] om de arbeidsovereenkomst te beëindigen daarom toewijzen.
Vergoeding
3.6.
[verzoekende partij] vordert de toekenning van een vergoeding bij beëindiging van het dienstverband op grond van artikel 7:611 BW. Volgens [verzoekende partij] is [verwerende partij] op grond van goed werkgeverschap verplicht in te stemmen met een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding gelijk aan de transitievergoeding. Nu [verwerende partij] dit niet heeft gedaan handelt zij in strijd met artikel 7:611 BW.
3.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
In het Xella-arrest (Hoge Raad 8 november 2019 ECLI:NL:HR:2019:1734) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b BW, voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, als uitgangspunt geldt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Nu hiervan in dit geval sprake is heeft [verzoekende partij] recht op bedoelde vergoeding, berekend over de periode
2 juni 2003 tot 15 oktober 2015 op grond van het toen geldende recht. Onbetwist staat vast dat deze vergoeding € 15.418,00 bruto bedraagt, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Bruto/netto specificatie
3.8.
Het niet betwiste verzoek tot het verstrekken van een bruto/netto specificatie zal eveneens worden toegewezen, nu dit verzoek de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor komt. De dwangsom zal worden toegewezen als na te volgen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.9.
[verzoekende partij] vordert voorts de veroordeling van [verwerende partij] tot betaling aan hem van de buitengerechtelijke incassokosten. [verzoekende partij] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De door [verzoekende partij] gemaakte kosten om zijn vordering betaald te krijgen komen dan ook voor rekening van [verwerende partij] . Conform het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genoemde tarief wordt een bedrag van € 1.124,31 (inclusief btw) toegewezen.
Wettelijke rente
3.10.
De niet betwiste en op grond van de wet verschuldigde rente over de toegewezen vergoeding wordt toegekend vanaf de datum van betekening van deze beschikking.
Voor de (subsidiair) gevorderde wettelijke rente over de verstrekking van een bruto/netto specificatie op straffe van verbeurte van een dwangsom is geen grondslag gesteld of gebleken, zodat deze vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
3.11.
[verwerende partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.
De rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking
De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 124,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking.

4.De beslissing

De kantonrechter,
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per heden;
4.2.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] te betalen de vergoeding van € 15.418,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken waarin de onder 4.2. bedoelde vergoeding en betaling daarvan is verwerkt,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van
€ 10.000,00 voor elke dag na betekening van deze beschikking dat [verwerende partij] hieraan niet voldoet;
4.4.
veroordeelt [verwerende partij] in de proceskosten aan de zijde van [verzoekende partij] , tot op heden begroot op € 85,00 aan griffierecht, € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 124,00 aan nakosten, te vermeerderen, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking;
4.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2021.