ECLI:NL:RBGEL:2021:4279

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
05/279965-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en mishandeling van sociotherapeuten in tbs-kliniek

Op 5 augustus 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling van drie sociotherapeuten in de Pompekliniek te Nijmegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2020 met een zelfgemaakt steekwapen de slachtoffers heeft aangevallen, waarbij hij hen meerdere malen heeft gestoken. De slachtoffers, werkzaam als sociotherapeuten, hebben hierdoor ernstige verwondingen opgelopen. De officier van justitie eiste een veroordeling voor poging tot doodslag, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van de voorbedachte raad en stelde dat de verdachte slechts schuldig was aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat de verdachte wel opzettelijk de slachtoffers heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en heeft de schadevergoedingsmaatregelen voor de slachtoffers toegewezen. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van het gebruikte steekwapen bevolen. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen hulpverleners en de impact van dergelijke daden op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/279965-20
Datum uitspraak : 5 augustus 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2 in Vught.
Raadsman: mr. J.J. Lieftink, advocaat in Huizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (werkzaam als sociotherapeute in de Pompekliniek) opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer 1] (met kracht) aan haar haren heeft getrokken,
  • die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt,
  • die [slachtoffer 1] , nadat zij ten val is gekomen, aan haar haren over de grond heeft
gesleept en/of getrokken en/of
- ( (als die [slachtoffer 1] op de grond ligt en verdachte haar bij haar haren vast heeft)
meerdere malen, in elk geval eenmaal, (van een korte afstand) met een scherp en/of puntig voorwerp naar/in de richting van de hals/nek, in elk geval het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (werkzaam als sociotherapeute in de Pompekliniek) opzettelijk , al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • die [slachtoffer 1] (met kracht) aan haar haren heeft getrokken,
  • die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt,
  • die [slachtoffer 1] , nadat zij ten val is gekomen, aan haar haren over de grond heeft gesleept en/of getrokken en/of
  • (als die [slachtoffer 1] op de grond ligt en verdachte haar bij haar haren vast heeft)
meerdere malen, in elk geval eenmaal, (van een korte afstand) met een scherp en/of puntig voorwerp naar/ in de richting van de hals/nek, in elk geval het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen [slachtoffer 1] (werkzaam als sociotherapeute in de Pompekliniek), al dan niet met voorbedachten rade, heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer 1] (met kracht) aan haar haren te trekken,
  • die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen
  • die [slachtoffer 1] nadat zij ten val is gekomen, aan haar haren over de grond te slepen en/of te trekken;
2.
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek) opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven,
(van een korte afstand en/of met kracht) meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht, in elk geval het hoofd, en/of in de schouder/(boven)rug en/of in de borst, in elk geval het bovenlichaam, en/of in de handen van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of naar/in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek) opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (van een korte afstand en/of met kracht) meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht, in elk geval het hoofd, en/of in de schouder/(boven)rug en/of in de borst, in elk geval het bovenlichaam, en/of in de handen van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden naar/in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen [slachtoffer 2] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek), al dan niet met voorbedachten rade, heeft mishandeld door: meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht, in
elk geval het hoofd, en/of in de schouder/(boven)rug en/of in de borst, in elk geval het bovenlichaam, en/of in de handen van die [slachtoffer 2] te steken en/of te prikken en/of te
snijden;
3.
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek)
opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven, (van een korte afstand en/of met kracht) meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in de zij en/of in de rug en/of in/onder de oksel, in elk geval het bovenlichaam, van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of naar/in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek)
opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(van een korte afstand en/of met kracht) meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een scherp
en/of puntig voorwerp in de zij en/of in de rug en/of in/onder de oksel, in elk geval het
bovenlichaam, van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of naar/in de
richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2020 te Nijmegen [slachtoffer 3] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek), al dan niet met voorbedachten rade, heeft mishandeld door: meerdere malen, in elk geval eenmaal, met een scherp en/of puntig voorwerp in de zij en/of in de rug en/of in/onder de oksel, althans in het bovenlichaam, van die [slachtoffer 3] te steken en/of te prikken en/of te snijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 november 2020 heeft in de Pompekliniek te Nijmegen een incident plaatsgevonden tussen verdachte enerzijds en aangeefster [slachtoffer 1] , aangever [slachtoffer 2] en aangever [slachtoffer 3] anderzijds. [2] Verdachte heeft hierbij gebruik gemaakt van een zelfgemaakt steekwapen bestaande uit twee losse metalen pennen afkomstig uit een wasrek en aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben beide meerdere steekletsels opgelopen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld verdachte dient te worden vrijgesproken van de voorbedachte raad ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie is van mening dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich in alle drie de gevallen schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot doodslag. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op potentieel dodelijk letsel en dat verdachte hier ook voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte in alle gevallen dient te worden vrijgesproken ter zake van de voorbedachte raad en ter zake van de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van feit 1. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor feit 1 slechts een bewezenverklaring kan volgen voor mishandeling.
Ook heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken ter zake van de poging tot doodslag van feit 2 en feit 3. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van de slachtoffers heeft gehad. Voor deze feiten zal naar het oordeel van de raadsman wel een bewezenverklaring ter zake van poging tot zware mishandeling kunnen volgen.
Beoordeling door de rechtbank
De feitelijke gebeurtenissen in de keuken
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij bij het keukenblok stond en dat verdachte ineens bij haar was. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte een steekwapen vast had, haar aan haar haren heeft vastgepakt, dat zij gevallen is en dat verdachte haar over de grond mee heeft getrokken. [4]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij verdachte richting de keuken zag rennen en dat hij daarna niet zag wat er gebeurd is, maar hij zag wel dat [slachtoffer 1] vervolgens op de grond lag en verdachte haar over de grond aan haar haren meetrok. Verdachte had op dat moment een langwerpig steekwapen in zijn hand. [slachtoffer 2] is naar hen toe gegaan en riep dat verdachte [slachtoffer 1] moest loslaten. [5]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte zijn hoofd naar hem toedraaide en dat hij ineens een steek in zijn linkerschouder voelde. [slachtoffer 2] heeft een pannendeksel gepakt van het keukenblad en verdachte maakte stekende bewegingen naar hem, terwijl verdachte [slachtoffer 1] nog vasthield aan haar haren. [slachtoffer 2] heeft de steken van verdachte met het wapen deels kunnen afweren met het pannendeksel, maar hij voelde ook dat hij opnieuw geraakt werd. [6]
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte [slachtoffer 1] bij de haren vasthield en dat hij zag dat [slachtoffer 2] aan de andere kant van verdachte stond met een pannendeksel in zijn hand. Ook zag hij dat verdachte een stekende beweging in de richting van [slachtoffer 2] maakte en dat [slachtoffer 2] bloed op zijn schouder had. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij naar verdachte riep dat hij op moest houden, waarop verdachte [slachtoffer 1] losliet, op [slachtoffer 3] afkwam en hem met het voorwerp in zijn linkerzij stak. [7] [slachtoffer 3] heeft vervolgens een stoel gepakt om mee af te weren en is naast [slachtoffer 2] gaan staan. Op een gegeven moment hebben de medewerkers zich teruggetrokken. [8] Verdachte heeft vervolgens de deuren van de afdeling gebarricadeerd en een pan olie op het vuur gezet. Daarna is de politie gekomen om verdachte mee te nemen. [9]
De rechtbank ziet zich naar aanleiding van de hierboven besproken gebeurtenissen voor de vragen gesteld of verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, of het opzet van verdachte gericht was op de dood of het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel en of sprake is van potentieel dodelijk letsel bij de drie slachtoffers. De rechtbank zal deze vragen hieronder bespreken.
Voorbedachte raad
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte moet de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank overweegt in dit verband allereerst dat bij verdachte een (lichte) verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld. Uit de over verdachte opgemaakte rapporten blijkt bovendien dat verdachte zijn agressie moeilijk kan reguleren. De deskundigen van het NIFP hebben hierover onder meer overwogen: “
Er is bij betrokkene een verarmd, ongedifferentieerd gevoelsleven met vooral veel woede en ook wel achterdocht. Wanneer de woede stapelt komt betrokkene op enig moment, wanneer hij zich onrechtvaardig bejegend voelt of hij vindt dat er te veel over zijn grenzen is gegaan, tot een agressieve ontlading. [10]
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte de avond voor het tenlastegelegde via een medepatiënt heeft gehoord dat hij de volgende dag van groep zou moeten ruilen. [11] Verdachte reageerde hier geschrokken en boos op. [12] Vervolgens is door verschillende medewerkers geprobeerd met verdachte te praten, maar is het niet gelukt om zijn geagiteerde gemoedstoestand te doorbreken. De volgende ochtend is aangever [slachtoffer 2] naar de kamer van verdachte gegaan. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij met verdachte gesproken heeft om het te hebben over de overplaatsing. [slachtoffer 2] voelde toen spanning bij verdachte. [13]
Het gesprek over de overplaatsing met zorgmanager [getuige] dat daarop volgde, lijkt de spanning bij verdachte alleen nog maar meer te hebben vergroot. [getuige] heeft hierover verklaard dat hij zag dat verdachte heel boos was en dat hij maar bleef roepen dat het nu geregeld moest worden.. [14]
Toen verdachte vervolgens hoorde dat hij zou worden ingesloten – of zelfs geïsoleerd, wat verdachte ter zitting verklaart te hebben gehoord – zijn bij hem de stoppen doorgeslagen. [15] Verdachte is het wapen gaan halen en is hiermee naar de keuken gegaan. [16]
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van een agressieve ontlading en dat de hierop volgende handelingen van verdachte zijn gepleegd onder invloed van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Daar komt bij dat niet is komen vast te staan dat verdachte het door hem gebruikte wapen pas de avond voor het tenlastegelegde en naar aanleiding van de aangekondigde overplaatsing heeft gemaakt.
De rechtbank acht op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden niet bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten met voorbedachte rade heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van alle feiten vrijspreken van dit bestanddeel.
Letsel en opzet
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat er van aangeefster [slachtoffer 1] geen letselverklaring in het dossier zit. Zij heeft hier zelf over verklaard dat ze last heeft van haar hoofd en dat er plukken haar uit haar hoofd waren getrokken. [17] Door het NFI zijn geen huidbeschadigingen waargenomen. [18] De rechtbank overweegt daarom dat er bij [slachtoffer 1] geen sprake is van potentieel dodelijk letsel.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] aan haar haren over de grond gesleept en heeft haar hiermee willens en wetens pijn en letsel in de vorm van uitgetrokken haren toegebracht. De rechtbank acht hiermee bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het mishandelen van [slachtoffer 1] . Alhoewel de rechtbank kan invoelen dat deze gebeurtenissen zeer veel indruk op [slachtoffer 1] gemaakt moeten hebben, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van de dood of zwaar lichamelijk letsel. De verklaringen over de steekbewegingen van verdachte richting het lichaam of de nek van [slachtoffer 1] lopen hierover uiteen. Daardoor is niet komen vast te staan dat verdachte heeft geprobeerd haar te raken, dan wel dat het risico bestond dat hij haar zou raken. De rechtbank zal verdachte gelet hierop vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 2 en 3 overweegt de rechtbank dat verdachte aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] meermalen met een scherp puntig voorwerp heeft gestoken. Bij [slachtoffer 2] zijn als gevolg hiervan op verschillende plaatsen op het lichaam (oppervlakkige) huidperforaties vastgesteld. [19] Dit ging onder meer om perforaties ter hoogte van de linker bovenarm, de linker slaap en aan de voorzijde van de borst. Ook bij [slachtoffer 3] waren huidperforaties zichtbaar ter hoogte van de linker bekkenkam en links aan de rug. [20]
Het NFI is tot de conclusie gekomen dat het letsel van beide slachtoffers potentieel dodelijk is geweest, gelet op de aanwezigheid van (vitale) organen op de plaatsen van de verwondingen en de mogelijkheid om het lichaam met dit wapen tot een diepte van 61 mm te perforeren. [21] De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank stelt hiermee vast dat de kans dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door het handelen van verdachte zouden overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is. Verdachte was zich van deze kans ook bewust, nu het algemeen bekend is dat het steken met een puntig voorwerp in het lichaam en het gezicht in de buurt van vitale organen tot de dood kan leiden en niet is komen vast te staan dat verdachte dit niet wist.
De rechtbank overweegt voorts dat de gedragingen van verdachte – het met een lang scherp voorwerp insteken op het lichaam van de slachtoffers – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van de slachtoffers dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Gelet op vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Conclusie
Gezien het bovenstaande komt de rechtbank voor feit 1 tot een bewezenverklaring van mishandeling en voor feit 2 en 3 tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiaire en onder 2 en 3 het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks5 november 2020 te Nijmegen [slachtoffer 1] (werkzaam als sociotherapeute in de Pompekliniek),
al dan niet met voorbedachten rade,heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer 1] (met kracht) aan haar haren te trekken,
  • die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen
  • die [slachtoffer 1] nadat zij ten val is gekomen, aan haar haren over de grond te slepen en/of te trekken;
2.
hij op
of omstreeks5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek) opzettelijk,
al dan niet met voorbedachten rade,van het leven te beroven,
(van een korte afstand en/of met kracht) meerdere malen,
in elk geval eenmaal,met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht,
in elk geval het hoofd, en
/ofin de schouder/(boven)rug en
/ofin de borst,
in elk geval het bovenlichaam, en
/ofin de handen van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en
/of geprikt en/of gesneden en/of naar/in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks5 november 2020 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] (werkzaam als sociotherapeut in de Pompekliniek)
opzettelijk,
al dan niet met voorbedachten rade,van het leven te beroven, (van een korte afstand en/of met kracht) meerdere malen,
in elk geval eenmaal,met een scherp en/of puntig voorwerp in de zij en
/ofin de rug
en/of in/onder de oksel, in elk geval het bovenlichaam, van die [slachtoffer 3] heeft gestoken en
/of geprikt en/of gesneden en/of naar/in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
poging tot doodslag;
feit 3:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een (nieuwe) maatregel van tbs met dwangverpleging zal worden opgelegd en een gevangenisstraf voor de duur van 274 dagen, met aftrek van de tijd in verzekeringstelling en in voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is van mening dat een tbs-maatregel het enige passende kader is, gelet op het voorkomen van recidive, de problematiek van verdachte en de veiligheid van de maatschappij. De officier van justitie heeft bepleit dat een nieuwe tbs-maatregel ten opzichte van de huidige tbs-maatregel toegevoegde waarde heeft omdat er weer op een nulpunt begonnen kan worden met zijn behandeling. Voor de huidige maatregel geldt namelijk dat het tijdsverloop en de proportionaliteit steeds zwaarder gaan wegen bij een eventuele verlenging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om geen nieuwe tbs-maatregel op te leggen, maar een gevangenisstraf conform voorarrest. De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de uitzichtloze situatie, de onderliggende problematiek van verdachte, zijn status als ongewenst vreemdeling waardoor hij de hele gevangenisstraf dient uit te zitten en het feit dat een goede behandeling van verdachte prevaleert boven vergelding en bestraffing.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling en tweemaal een poging doodslag van drie sociotherapeuten in de Pompekliniek in Nijmegen. Dit zijn ernstige feiten, gepleegd tegen personen die zich door hun werk inzetten voor tbs-gestelden, zoals verdachte. Dit weegt de rechtbank mee in de strafoplegging. Dat deze feiten veel impact hebben gehad op de slachtoffers waar zij nog elke dag mee geconfronteerd worden, is gebleken uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen en de toelichtingen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Anderzijds heeft de rechtbank acht geslagen op de ongelukkige samenloop van omstandigheden in de aanloop naar dit incident. Zo heeft verdachte van een medepatiënt moeten horen dat hij overgeplaatst zou worden en lijkt de kliniek de reactie van verdachte hierop te hebben onderschat. In een setting als waarin verdachte zich bevond met weinig tot geen regie over het eigen leven en gelet op zijn stoornis en verstandelijke beperking, acht de rechtbank het invoelbaar dat een dergelijke gang van zaken gevoelens van machteloosheid en woede bij verdachte teweeg hebben gebracht. De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben in dat licht gesteld dat “
duidelijk is dat in de aanloop naar het ten laste gelegde de pathologie van betrokkene een aanzienlijke rol heeft gespeeld”. Er wordt derhalve geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De reclassering beschrijft in het rapport uit juli 2021 het traject dat verdachte tot aan het tenlastegelegde heeft doorlopen. Verdachte verblijft sinds zijn zestiende jaar in al dan niet gesloten 24-uurs voorzieningen en sinds 2011 is sprake van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De reclassering beschrijft hierbij de uitzichtloze situatie waar verdachte zich in bevindt, gelet op zijn status als ongewenst vreemdeling en het staken van de repatriëringspogingen. Daarnaast is sprake van een behandelimpasse en, zo stelt de reclassering, lijkt een oplossing ver weg.
In de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum is in dit kader een uitspraak gedaan over een passende afdoening van deze zaak. “
Rapporteurs zien geen andere mogelijkheid dan te adviseren om betrokkene (al dan niet opnieuw) binnen het kader van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te (laten) plaatsen in een kliniek, waarbij er zich direct een dilemma aandient. Mocht uw rechtbank besluiten tot het opleggen van een nieuwe terbeschikkingstelling, dan zal betrokkene normaal gesproken in een behandelkliniek worden geplaatst, terwijl de behandeldruk juist zou moeten worden verlaagd om de beschreven negatieve invloed op de risico's te vermijden.
De rechtbank ziet zich derhalve voor een dilemma gesteld. Waar enerzijds wordt geadviseerd tot het opleggen van een (al dan niet nieuwe) tbs-maatregel ter beveiliging van de maatschappij, wordt ook acht geslagen op het feit dat een nieuwe maatregel en de behandeldruk die hiermee gepaard gaat, verdachte niet ten goede zullen komen. Ondanks dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan nu sprake is van een stoornis en het gevaar voor recidive als hoog wordt ingeschat, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in haar eis. In het vermijden van de onwenselijke situatie dat een nieuwe tbs-maatregel met nieuwe behandeldruk van negatieve invloed op verdachte zal zijn, ziet de rechtbank aanleiding om geen nieuwe tbs-maatregel maar een langere gevangenisstraf dan geëist aan verdachte op te leggen.
Alles samengenomen acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Na het uitzitten van deze straf zal de eerder opgelegde tbs-maatregel herleven en zal verdachte zeer waarschijnlijk weer in een kliniek worden geplaatst. Deze periode zal dan ook gebruikt kunnen en moeten worden om voor verdachte een passende plek te vinden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte eventueel in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • feit 1: [slachtoffer 1] : € 20.080,22 (bestaande uit € 20.000,- aan smartengeld en € 80,22 aan proceskosten);
  • feit 2: [slachtoffer 2] : € 22.733,14 (bestaande uit € 2.733,14 aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld);
  • feit 3: [slachtoffer 3] : € 21.716,64 (bestaande uit € 1.689,08 aan materiële schade, € 20.000,- aan smartengeld en € 27,56 aan proceskosten).
Alle benadeelde partijen verzoeken de rechtbank over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgevoerde posten van smartengeld van de benadeelde partijen voor toewijzing vatbaar zijn, maar zich voor de hoogte van de bedragen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 1] , ter hoogte van € 80,22, de materiële schade van [slachtoffer 2] , ter hoogte van € 2.733,14 en de materiële schade van [slachtoffer 3] , met uitzondering van het opgevoerde eigen risico uitkomend op een bedrag van € 1.331,64, is de officier van justitie van mening dat deze voldoende onderbouwd en aannemelijk zijn en dus kunnen worden toegewezen. De post van eigen risico van [slachtoffer 3] is naar de mening van de officier van justitie toekomstige schade en dient vanwege onvoldoende aannemelijkheid niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft verzocht om de toekenning van de wettelijke rente ten aanzien van alle toe te wijzen bedragen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de materiële schade van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman geen verweer gevoerd. Met betrekking tot het smartengeld is de raadsman van mening dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de ontoereikende onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat het bedrag fors gematigd dient te worden.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman ten aanzien van de posten van eigen risico geen verweer gevoerd. De posten van vervoers- en parkeerkosten dienen naar de mening van de verdediging te worden gevorderd als proceskosten en niet als rechtstreekse schade. De benadeelde partij dient in zijn vordering met betrekking tot huishoudelijke hulp en het smartengeld niet-ontvankelijk te worden verklaard gelet op de ontoereikende onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat het bedrag van het smartengeld fors gematigd dient te worden.
De verdediging heeft zich voor de vordering van [slachtoffer 3] op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering voor de kosten van het eigen risico, de mantelzorg en het smartengeld niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, vanwege het ontbreken van (voldoende) onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsman gevraagd de hoogte van het smartengeld fors te matigen. De reiskosten dienen naar de mening van de verdediging te worden gevorderd als proceskosten en niet als rechtstreekse schade. Ten aanzien van de kosten van het T-shirt heeft de raadsman aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een toewijzing van deze schadepost.
Overweging van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade, €19,55
De rechtbank stelt vast dat de telefoonkosten en de reiskosten naar de zitting op het schadevergoedingsformulier zijn opgevoerd als materiële schade, maar dat ze in de toelichting op de vordering worden genoemd bij proceskosten. Nu de rechtbank van oordeel is dat het hier inderdaad om proceskosten gaat, zullen deze kostenposten onder het kopje ‘proceskosten’ besproken worden.
Ten aanzien van de reiskosten voor de bespreking met de advocaat, ter hoogte van € 19,55, overweegt de rechtbank dat deze wel als materiële schade kunnen worden gevorderd. Voorts overweegt de rechtbank dat deze kosten niet inhoudelijk zijn betwist en deze voor toewijzing vatbaar zijn.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Smartengeld € 20.000,-
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het onder 1 bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde immers geestelijk letsel in de vorm van PTSS opgelopen. De benadeelde partij heeft zich enige tijd in een zeer bedreigende situatie bevonden. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,- vaststellen.
Proceskosten € 60,67
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om € 25,- aan telefoonkosten en € 35,67 aan reiskosten. Ten aanzien van de telefoonkosten overweegt de rechtbank dat dit forfaitaire kosten zijn en dat deze niet inhoudelijk zijn betwist. Deze schadepost acht de rechtbank derhalve toewijsbaar. Ten aanzien van de reiskosten is de rechtbank van oordeel dat de reiskosten naar de zitting dienen te worden afgewezen, nu de benadeelde partij heeft gebruik gemaakt van rechtsbijstand ter zitting.
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade € 2.691,65
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten van het eigen risico in 2020 en 2021, ter hoogte van € 293,60 en € 385,- niet inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Dit geldt ook voor de reiskosten naar het politiebureau, de psychotherapeut en naar de advocaat, totaal ter hoogte van € 35,05 en de parkeerkosten van € 9,-. De rechtbank zal deze schadeposten derhalve toewijzen.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor vervoer naar de zitting, ter hoogte van € 41,49 opgevoerd hadden dienen te worden als proceskosten. Deze kosten zullen derhalve onder het kopje ‘proceskosten’ besproken worden.
Ten aanzien van de schadepost van huishoudelijke hulp, ter hoogte van € 1.991,- zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Resumerend is de rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering tot een hoogte van
€ 722,65 kan worden toegewezen.
Smartengeld € 20.000,-
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de onder 2 bewezenverklaarde poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel en geestelijk letsel in de vorm van traumaklachten opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De benadeelde partij heeft hiervoor EMDR-therapie ondergaan. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- vaststellen.
Proceskosten € 41,49
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om € 41,49,- aan reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten naar de zitting dienen te worden afgewezen, nu de benadeelde partij heeft gebruik gemaakt van rechtsbijstand ter zitting.
De vordering van [slachtoffer 3]
Materiële schade € 1.689.08
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten van het T-shirt ter hoogte van € 30,-, het eigen risico ter hoogte van € 385,- en de reiskosten naar de advocaat ter hoogte van € 2,08 redelijk voorkomen en voor toewijzing vatbaar zijn.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten naar de zitting, ter hoogte van € 27,56 opgevoerd hadden dienen te worden als proceskosten. Deze kosten zullen derhalve onder het kopje ‘proceskosten’ besproken worden.
Ten aanzien van de schadepost van mantelzorg, ter hoogte van € 1.272,-, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Resumerend is de rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering tot een hoogte van € 417,08 kan worden toegewezen.
Smartengeld € 20.000,-
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de onder 3 bewezenverklaarde poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel en geestelijk letsel in de vorm van traumaklachten opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De benadeelde partij zal hiervoor een psychologisch ondersteuningstraject gaan starten. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- vaststellen.
Proceskosten € 27,56
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om € 27,56 aan reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten naar de zitting dienen te worden afgewezen, nu de benadeelde partij heeft gebruik gemaakt van rechtsbijstand ter zitting.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 5 november 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden en de financiële positie van verdachte zal de rechtbank hierbij slechts 1 dag gijzeling per vordering benadeelde partij toepassen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal beslissen dat het in beslag genomen steekwapen (met goednummer: PLO 600—2020524542-2394 511) met betrekking tot welke de feiten 2 en 3 zijn begaan, wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het steekwapen met goednummer PLO 600—2020524542-2394 511;
de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feit 3) van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 1] € 1.019,55

2. [slachtoffer 2] € 8.222,65

3. [slachtoffer 3] € 7.917,08

 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 1.019,55 1 dag;
2. [slachtoffer 2] € 8.222,65 1 dag;
3.
3. [slachtoffer 3] € 7.917,08 1 dag;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op:
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 1] € 25,-

2. [slachtoffer 2] € 0,-

3. [slachtoffer 3] € 0,-

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade voor huishoudelijke hulp;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade voor mantelzorg;
 wijst de vorderingen tot materiële schade/smartengeld van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 augustus 2021.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R020094 / BOSCH, gesloten op 19 januari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 14-17; proces-verbaal van aangifte, p. 40-42; proces-verbaal van aangifte, p. 51-53; verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 juli 2021.
3.NFI-rapportage Multidisciplinair forensisch onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in Nijmegen op 5 november 2020, p. 10, 13-15 en 16-17.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 52.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 15.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 16.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 40.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 41.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 114.
10.Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Pro-Justitia rapportage, p. 68.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 150.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 153.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 14-15.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 124.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 juli 2021.
16.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 juli 2021.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 52.
18.NFI-rapportage Multidisciplinair forensisch onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in Nijmegen op 5 november 2020, p. 24.
19.Ander schriftelijk bescheid te weten GGD Gelderland-zuid letselbeschrijving, p. 4-15.
20.NFI-rapportage Multidisciplinair forensisch onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in Nijmegen op 5 november 2020, p. 24.
21.NFI-rapportage Multidisciplinair forensisch onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in Nijmegen op 5 november 2020, p. 26-29.