ECLI:NL:RBGEL:2021:4246

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
05/274041-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding van de eerbaarheid in de trein, meermalen gepleegd

Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 12 juli 2019 op het treintraject van Zutphen naar Lochem. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanranden van twee jonge vrouwen in de trein. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door naast de slachtoffers te gaan zitten, hen heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers, die overeenkomen in hun beschrijving van de gebeurtenissen, en op camerabeelden die de verdachte identificeren. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk en herhaaldelijk de slachtoffers heeft aangeraakt op intieme delen van hun lichaam, wat in strijd is met de sociaal-ethische normen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en de positieve ontwikkelingen in zijn leven sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/274041-19
Datum uitspraak : 20 juli 2021
Tegenspraak (art. 279 Sv.)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. T. der Bedrosian, advocaat te Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 september 2020, 26 januari 2021 en 6 juli 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2019 op het treintraject van Zutphen naar Lochem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door naast die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of (meermalen) zijn hand op het been van die [slachtoffer 1] te leggen en/of toen die [slachtoffer 1] weg wilde lopen/langs hem heen liep (onverhoeds) de billen van die [slachtoffer 1] te betasten.
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2019 op het treintraject van Zutphen naar Lochem, althans in Nederland, [slachtoffer 2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door dichtbij die [slachtoffer 2] te gaan staan/zitten en/of (meermalen) over de benen van die [slachtoffer 2] te aaien/strelen en/of toen die van [slachtoffer 2] langs hem heen liep (onverhoeds) de billen en/of benen van die [slachtoffer 2] te betasten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft daartoe primair aangevoerd dat verdachte de feiten ontkent en dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de dader is. Subsidiair heeft de raadsman verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2011 (ECLI:HR:2011:BQ2491) en aangevoerd dat het met de achterkant van de hand aanraken van een been of benen geen ontuchtige handeling oplevert. Met betrekking tot het betasten van de billen heeft de raadsman aangevoerd dat niet valt uit te sluiten dat verdachte de billen van aangeefster per ongeluk heeft aangeraakt, temeer nu aangeefster [slachtoffer 2] ook spreekt over een krappe ruimte. De raadsman heeft verder gesteld dat in deze zaak geen sprake is van dwang aangezien de verweten gedragingen plaatsvonden in een openbare ruimte waarbij aangeefsters de mogelijkheid hadden om zich aan de situatie te onttrekken door op te staan en weg te lopen. Bovendien is naar de mening van de raadsman geen sprake van onverhoeds handelen aangezien in elk geval aangeefster [slachtoffer 2] een gewoon gesprek met verdachte is aangegaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze op 12 juli 2019 met de trein op het traject Zutphen-Oldenzaal reisde toen er een man naast haar kwam zitten. De man ging gelijk dichtbij
haar zitten en legde zijn hand op haar rechterdijbeen. Toen aangeefster hem daarop aankeek, zei hij ‘sorry’. Even later gleed zijn hand weer op haar rechterdijbeen en bleef daar liggen. Ook schoof hij steeds dichter naar haar toe. Aangeefster kon niet verder opschuiven omdat ze bij het raam zat. De man probeerde nog dichter tegen haar aan te komen en op enig moment zat hij met zijn hele lichaam tegen haar lichaam. Ze zag een bobbel in zijn broek. Aangeefster was in shock, maar kon niets doen omdat ze klem zat. De man deed vervolgens zijn hand in zijn broek en bewoog met zijn hand heen en weer, waarbij hij haar aankeek. Aangeefster heeft daarop gevraagd of ze er langs mocht. De man deed de voet van zijn stoel en zei 'ja'. Aangeefster is vervolgens half over hem heen gestapt, waarbij ze voelde dat verdachte met beide handen langs haar billen streelde. Op het moment dat aangeefster op een andere plek zat, zag ze dezelfde man bij een ander meisje in het gangpad staan. Ongeveer vijf minuten later zag ze dit meisje naar een andere plek lopen waarbij ze aangeefster gechoqueerd aankeek. De man stapte uit bij het Gezondheidspark in Hengelo. De man had een donkere huidskleur, baardgroei, kort zwart haar met kleine krulletjes op het hoofd, een ouderwetse rechthoekige bril, een lichtgrijze joggingbroek, een donkergrijs vest en was ongeveer 1.70m.. [2]
De getuige [getuige 1] , vader van aangeefster, heeft verklaard dat hij op 12 juli 2019 met zijn auto voor het station stond om zijn dochter op te halen. Op het moment dat zijn dochter de auto instapte, liep ze volgens de getuige leeg; ze begon hard te huilen, maakte halve zinnen en was overstuur. Hij hoorde haar vertellen dat er een man in de trein tegen haar aan kwam zitten en dat de man over haar been en over haar billen had gestreken met zijn hand. [3]
Aangeefster [slachtoffer 2] zat op 12 juli 2019 in de trein, traject Zutphen-Lochem. Net voordat ze in Lochem moest uitstappen viel haar op dat een meisje, die naast een man zat, plotseling opstond, waarbij de man haar aankeek en haar met zijn ogen volgde. Aangeefster had op dat moment in de gaten dat er iets raars gebeurd was. Een paar minuten daarna sprak de man haar aan. Op enig moment begon hij over haar benen te aaien. Hij wilde naast haar komen zitten. Aangeefster wilde dit eigenlijk niet, maar de man is, met haar tas tussen hen in, naast haar gaan zitten. De man raakte vervolgens steeds haar benen aan: hij wreef met de achterkant van zijn hand over haar rechterbovenbeen. Aangeefster wilde weg en op het moment dat de trein het station van Lochem naderde, vroeg ze de man of ze er langs mocht. De man stond voor haar op. Hij stond in het gangpad en zij moest voor hem langslopen. Op het moment van langslopen voelde ze dat de man met zijn hand over haar benen/billen ging. Hij raakte haar kruis niet aan, maar zijn hand ging wel richting haar kruis. De man had zwart krullend kort haar, een lichte huidskleur, een vierkant brilletje, was tussen de 35-50 jaar en ongeveer 1.74 m. [4]
De getuige, [getuige 2] , moeder van aangeefster, heeft verklaard dat ze haar dochter op 12 juli 2019 van het station heeft opgehaald. Onderweg vertelde haar dochter haar dat er een rare man bij haar in de trein zat. De man kwam naast haar zitten en heeft bij het opstaan aan haar billen gezeten. Ze zag en hoorde dat haar dochter ontdaan was; ze huilde. Aangeefster heeft hulp gehad van Slachtofferhulp en durfde lang niet alleen in de trein te stappen. [5]
Camerabeelden en herkenning
Naar aanleiding van de melding werden de camerabeelden van 12 juli 2019 van de betreffende trein bekeken. Verbalisant herkent op die beelden een man die voldoet aan het signalement. Verbalisant ziet vervolgens op de camerabeelden dat de man naast een andere persoon, net uit het zicht van de camera, zit. Even daarvoor heeft een vrouw naast hem gezeten. Verbalisant zag haar om 17.02 uur opstaan en langs de man lopen. Vervolgens loopt de vrouw uit beeld van de camera. Te zien is dat de man blijft zitten en dat hij om 17.04 uur in gesprek gaat met een jonge vrouw met blond haar. Deze vrouw zit rechts in beeld. Te zien is dat hij haar aanspreekt. Verbalisant ziet dat de man twee keer naar voren buigt richting haar gezicht en iets zegt. Vervolgens gaat de man naast haar zitten. Om 17.05 uur staat de vrouw op en loopt ze uit beeld van de camera. [6]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende de herkenning van verdachte staat dat verbalisant [verbalisant 1] tijdens een digitale herkenningsbriefing verdachte ambtshalve herkent. Verdachte is een veelpleger die woonachtig is in zijn werkgebied, namelijk Hengelo (O). Tijdens zijn werkzaamheden heeft verbalisant meerdere keren met verdachte te maken gehad. Op 2 augustus 2019 (de herkenning is van 29 augustus 2019) heeft hij verdachte voor het laatst gezien. Tijdens dit contact heeft hij een foto van verdachte gemaakt. Hij herkent verdachte direct aan zijn haardracht, bril en gelaat. [7]
In een proces-verbaal bevindingen betreffende de herkenning van verdachte staat dat verbalisant [verbalisant 2] verdachte herkent. Verbalisant kent verdachte en zijn moeder al jaren. Hij herkende verdachte direct, want verdachte is in al die jaren niet veranderd. Op 2 augustus 2019 is verbalisant nog bij een incident in een trappenportaal in Hengelo geweest, waarbij verdachte betrokken was. Hier heeft hij foto’s van verdachte genomen. [8]
Dader
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangeefsters, zoals hiervoor weergegeven, op essentiële punten overeenkomen. Beide feiten hebben op 12 juli 2019, net na elkaar, plaatsgevonden in de trein op het traject Zutphen-Oldenzaal. Aangeefsters waren op dat moment niet in gezelschap van iemand. Aangeefsters hebben verder verklaard dat verdachte dicht naast hen ging zitten, ook al waren er nog voldoende plaatsen vrij. Zij verklaarden dat verdachte hun benen heeft betast, dat ze weg wilden maar vervolgens met moeite langs verdachte heen kwamen en dat hij op dat moment ook de billen van aangeefsters heeft betast.
Gelet op de verklaringen van beide aangeefsters stelt de rechtbank vast dat de dader dezelfde man is. Gezien de herkenning door de politie stelt de rechtbank verder vast dat verdachte de dader is.
Ontuchtige handelingen
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte beide aangeefsters heeft aangeraakt, moet de rechtbank beoordelen of deze aanrakingen ook gekwalificeerd kunnen worden als ontuchtige handelingen. Uit de verklaringen van aangeefsters volgt dat verdachte zich bewust in hun directe nabijheid bevond, deze nabijheid verder opzocht en hen doelbewust en meerdere malen aanraakte op hun benen en billen. Hij plaatste zijn hand op hun bovenbeen, liet die daar rusten, maakte bij een aangeefster ondertussen masturberende bewegingen onder zijn eigen kleding en ging bij de andere aangeefster met zijn hand over haar billen richting haar vagina. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank geen normale vluchtige aanrakingen waar in een trein soms sprake van kan zijn, maar opzettelijke aanrakingen op persoonlijke en intieme plekken van het lichaam. Daarnaast blijkt uit de aangiftes dat aangeefsters het niet op prijs stelden dat verdachte hen aanraakte en dit (non-verbaal) aan hem kenbaar hebben gemaakt, maar dat verdachte bleef doorgaan met het aanraken. De rechtbank is van oordeel dat het op dergelijke wijze aanraken van aangeefsters door een volkomen vreemde in een trein, ook gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, in strijd is met de sociaal-ethische norm, en dus als ontuchtig is aan te merken. De omstandigheid dat deze aanraking (ook) met de achterkant van de hand van verdachte is gebeurd, maakt dit niet anders.
Dwang
Ten slotte moet de rechtbank beoordelen of aangeefsters zijn gedwongen tot het – in dit geval – dulden van de hiervoor weergegeven ontuchtige handelingen. Voor beide aangeefsters geldt dat ze verdachte niet kenden en dat verdachte hen onverhoeds benaderde, door hen zonder toestemming aan te raken, te betasten of te strelen op een plek in de trein die zij niet makkelijk konden verlaten. Door het onverhoedse karakter van verdachtes aanrakingen hebben aangeefsters geen kans gekregen zich te verzetten tegen de handelingen van verdachte. Op basis hiervan is sprake van een feitelijkheid waarmee verdachte aangeefsters heeft gedwongen de ontuchtige handelingen te ondergaan.
Conclusie
De voorgaande overwegingen in combinatie bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte voornoemde aangeefsters heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks12 juli 2019 op het treintraject van Zutphen naar Lochem,
althans in Nederland, [slachtoffer 1] door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, door naast die [slachtoffer 1] te gaan zitten en
/of(meermalen) zijn hand op het been van die [slachtoffer 1] te leggen en
/oftoen die [slachtoffer 1] weg wilde lopen/langs hem heen liep (onverhoeds) de billen van die [slachtoffer 1] te betasten;
2.
hij op
of omstreeks12 juli 2019 op het treintraject van Zutphen naar Lochem,
althans in Nederland, [slachtoffer 2] door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, door dichtbij die [slachtoffer 2] te gaan staan/zitten en
/of(meermalen) over de benen van die [slachtoffer 2] te aaien/strelen en
/oftoen die van [slachtoffer 2] langs hem heen liep (onverhoeds) de billen en
/ofbenen van die [slachtoffer 2] te betasten.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 telkens:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting van 6 juli 2021, na kennisneming van een aanvullend reclasseringsrapport zijn eis aangepast en gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een taakstraf van 180 uur, bij niet (goed) uitvoeren te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de recente positieve ontwikkelingen van verdachte, zoals beschreven in het recente reclasseringsrapport. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Zij heeft daarbij mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 augustus 2020 en op de reclasseringsrapporten van 21 december 2020 en 9 juni 2021.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanranden van twee jonge vrouwen in de trein. Op 12 juli 2019 is hij eerst naast aangeefster [slachtoffer 1] gaan zitten en heeft hij haar betast door zijn hand op haar been te leggen terwijl hij ondertussen masturberende bewegingen maakte en haar billen te strelen op het moment dat zij van hem weg wilde lopen. Nadat [slachtoffer 1] weg was gelopen van verdachte, heeft verdachte aangeefster [slachtoffer 2] aangesproken. Hij is dichtbij haar gaan zitten, heeft meermalen over haar benen geaaid en heeft haar op het moment dat zij langs hem heen liep om ook van hem weg te komen, onverhoeds haar billen en benen betast.
Verdachte kende beide jonge vrouwen niet. Deze feiten, gepleegd in de openbare ruimte, hebben grote impact gehad op de slachtoffers. Hij heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en waardigheid van die vrouwen en feiten als deze roepen ook in de samenleving gevoelens van verontwaardiging op. Uit de verklaringen van de vader, respectievelijk de moeder van de slachtoffers is ook gebleken dat beide vrouwen zeer ontdaan waren, dat (bij een van hen) Slachtofferhulp is ingeschakeld en dat zij beiden langere tijd niet meer alleen met de trein durfden.
De rechtbank zal bij de straftoemeting ook rekening houden met de rapporten van de reclassering. Daaruit komt naar voren dat verdachte sinds september 2020 in een appartement van Humanitas onder Dak woont waar hij ook dagbesteding volgt. Verder is hij aangemeld bij het RIBW en komt hij per 11 juni 2021 in aanmerking voor plaatsing in een beschermde woonvorm. Op psychosociaal vlak wordt hij begeleid door Transfore middels wekelijkse gesprekken en één keer per maand ontvangt hij een depot medicatie. Dit gecombineerde traject lijkt zijn vruchten af te werpen. Zijn laatste justitiecontact dateert van juli 2019. Mede door een aantal beschermende factoren is het recidive risico aanzienlijk afgenomen. Verdachte accepteert de begeleiding zoals op dit moment door Humanitas en Transfore wordt geboden, inclusief begeleid wonen, dagbesteding en depotmedicatie.
Alles overziend komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. Zij overweegt daartoe dat, hoewel verdachte al vaker met politie en justitie in aanraking is geweest, er sprake is van één relevante eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de (in algemene zin relatief beperkte) ernst van de feiten en het inmiddels aanzienlijke tijdsverloop. De rechtbank weegt in de strafmaat tevens de persoonlijke omstandigheden van verdachte mee zoals omschreven in het aanvullende reclasseringsrapport. Daarin staat dat verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie waarvoor hij depotmedicatie krijgt.
De zal rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren opleggen, bij niet (goed) uitvoeren te vervangen door 40 dagen hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. De rechtbank zal de proeftijd op twee jaar stellen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van
80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en mr. I.W.M. Olthof, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600/2019468678, gesloten op 12 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pag. 14-16.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , ongenummerd.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pag. 20-21.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , ongenummerd.
6.Proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitlezen van de camerabeelden, pag. 27-29.
7.Proces-verbaal van bevindingen betreffende herkenning verbalisant, pag. 30-33.
8.Proces-verbaal van bevindingen betreffende herkenning verbalisant, pag. 34-38.