ECLI:NL:RBGEL:2021:4239

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
05/029530-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een agent en haar kind, vernieling van eigendommen

Op 4 augustus 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige vrouw uit Nijmegen. De vrouw werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een agent en haar kind, alsook van vernieling. De rechtbank oordeelde dat de vrouw op 30 januari 2021 met een hoge snelheid door het centrum van Wijchen reed, terwijl zij onder invloed van drugs was. Tijdens deze dollemansrit heeft zij geprobeerd op een agent in te rijden, wat de agent dwong om opzij te springen om niet geraakt te worden. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor opzet tot doodslag, maar dat er wel sprake was van poging tot zware mishandeling. De vrouw werd ook schuldig bevonden aan het in gevaar brengen van haar kind, die zich op dat moment in de auto bevond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 36 maanden. Daarnaast werd de vrouw verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder de agent en de eigenaren van vernielde eigendommen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/029530-21
Datum uitspraak : 4 augustus 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
thans gedetineerd te P.I. Zuid Oost, locatie Evertsoord Ter Peel.
Raadsman: mr. M.A.W. Nillesen, advocaat in ‘s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
21 juli 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 30 januari 2021 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland) Opzettelijk van het leven te beroven, met een personenauto met (hoge) snelheid is afgereden/ingereden op die [slachtoffer 1] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 30 januari 2021 2020 te Wijchen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto met (hoge) snelheid is afgereden/ingereden op die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
zij op of omstreeks 30 januari 2021 te Wijchen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een personenauto met (hoge) snelheid af te rijden/in te rijden op die [slachtoffer 1] ;
2.
zij op of omstreeks 30 januari 2021 te Wijchen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een personenauto heeft gereden waar [slachtoffer 2] zich, zonder veiligheidsgordel, in bevond en/of zonder dat zij, verdachte, verlichting heeft gevoerd en/of terwijl zij, verdachte, onder invloed was van verdovende middelen en/of
- ( vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) tussen de 70 en 90 kilometer per uur, in ieder geval een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, (slingerend) over het Europaplein en/op de Eckerlycweg en/of de Oosterweg en/of de Renbaan, in elk geval in/door/nabij het centrum van Wijchen heeft gereden en/of
- ( vervolgens) met (hoge) snelheid is afgereden/ingereden op/tegen een hekwerk en/of met (hoge) snelheid meerdere (politie)voertuigen heeft gepasseerd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 30 januari 2021 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, te weten: [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een personenauto heeft gereden waar [slachtoffer 2] zich, zonder veiligheidsgordel, in bevond en/of zonder dat zij, verdachte, verlichting heeft gevoerd en/of terwijl zij, verdachte, onder invloed was van verdovende middelen
en/of
- (vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) tussen de 70 en 90 kilometer per uur, in ieder geval een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, (slingerend) over het Europaplein en/opf de Eckerlycweg en/of de Oosterweg en/of de Renbaan, in elk geval in/door/nabij het centrum van Wijchen heeft gereden
en/of
- (vervolgens) met (hoge) snelheid is afgereden/ingereden op/tegen een hekwerk en/of met (hoge) snelheid meerdere (politie)voertuigen heeft gepasseerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op of omstreeks 30 januari 2021 te Wijchen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer fietsklemmen en/of hekwerk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat onvoldoende is vast komen te staan dat aangeefster stond op een plek waar verdachte haar kon zien. Mogelijk stond aangeefster achter de politieauto of werd aangeefster verblind door de felle schijnwerper van de politieauto. Om die reden kan ook niet worden gesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster om het leven zou komen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Van vol opzet kan in elk geval niet worden gesproken, aldus de raadsman. Uit onderzoek is gebleken dat de botssnelheid van het voertuig een zeer voorspellende factor is. De kans op de dood neemt toe naarmate de snelheid hoger is. Aangeefster heeft verklaard dat zij op hoogstens zes meter afstand stond. De snelheid van het voertuig van verdachte binnen zes meter zit nog altijd onder de 25 km/uur. De kans op een dodelijk ongeval in de gegeven situatie is daarmee verwaarloosbaar en niet aanmerkelijk te noemen. De kans op zwaar lichamelijk letsel is eveneens bijzonder klein, aldus de raadsman. Er is geen aanmerkelijk kans dat haar handelingen tot de dood leiden dan wel tot zwaar lichamelijk letsel en dat er daarom sprake was van voorwaardelijk opzet. De raadsman bepleit dan ook vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Wat betreft de tenlastegelegde bedreiging brengt de raadsman het volgende naar voren. Zolang er te veel twijfel bestaat over de vraag of verdachte aangeefster wel gezien heeft, kan niet wettig en overtuigend komen vast te staan dat verdachte het opzet had om aangeefster te bedreigen, ook niet in voorwaardelijke zin. Om die reden verzoekt de raadsman verdachte ook van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [slachtoffer 1] heeft op 31 januari 2021 aangifte gedaan. In de aangifte is het navolgende opgenomen:
(…) Ik zag dat ze (rechtbank: verdachte) vervolgens op de Oosterweg linksaf de Renbaan in reed. Ik zag dat deze weg zeer kort was en ik zag dat dit hier een parkeerplaats lag, welke doodlopend was. Ik zag dat de betreffende parkeerplaats omheind was met een hekwerk aan de linkerzijde en aan de achterzijde. De parkeerplaats had maar 1 in- en uitgang. Ik heb toen de enige uitweg geblokkeerd met het dienstvoertuig door deze schuin neer te zetten. Hierbij stond de neus van ons dienstvoertuig richting het centrum van Wijchen en de achterzijde richting het Europaplein te Wijchen. Ik zag dat mijn collega [verbalisant 1] uitstapte en richting de bestuurder van de auto liep. Ik zag en hoorde dat mijn collega meermaals met luide stem riep dat de bestuurder, waarvan ik zag dat het een vrouw was, het voertuig moest stoppen. Ik ben vervolgens ook het dienstvoertuig uitgestapt en ben richting het voertuig gelopen. Ik zag dat het voertuig in de lengte van de parkeerplaats stond en ik zag en hoorde dat ze motor nog steeds draaide. (…) Ik zag dat vrouw niet reageerde op ons en ook ik riep luidkeels "politie stoppen!". Ik hoorde dat deze vrouw het gaspedaal in bleef duwen want ik hoorde dat de motor op volle toeren doordraaide. Ik zag en hoorde vervolgens dat de vrouw vol gas achteruit tegen een hekwerk opreed en ik zag dat mijn collega een ruit met zijn wapenstok insloeg aan de bijrijderskant om de vrouw te doen laten stoppen. Op dat moment zag ik dat de vrouw met de achterzijde van het voertuig tegen een hekwerk stond. Ik zag en hoorde dat ze vol op het gaspedaal bleef trappen en ik zag dat mijn collega vervolgens de voorste bijrijdersruit ook insloeg, ik hoorde vervolgens de vrouw met zeer luide stem roepen "IK GA NIET STOPPEN" en hierbij zag ik dat de vrouw haar beide armen in de lucht hief en een soort vuisten maakte. Vervolgens hoorde ik dat de vrouw door bleef gaan met het induwen van het gaspedaal en ik zag dat ze het voertuig vooruit wilde laten rijden terwijl ze met de achterzijde nog tegen een hekwerk stond. Ik zag dat ze vervolgens een meter of 4 vooruit was gereden en ik zag dat ze inmiddels ook schade had aan de voorzijde van het voertuig en met de voorzijde van het voertuig ook een soort hekwerk raakte. Ik keek de vrouw vervolgens vol in haar gezicht aan en zag dat ze verwijde pupillen had, en gezien haar gedrag had ik het idee dat ze onder invloed was van drugs dan wel alcohol. Ik had echt het gevoel dat vrouw zogenaamd 'dwars door mij heen keek'. Ik stond op dat moment nog steeds op afstand van ongeveer 3 à 4 meter van het voertuig af. Ik kon de vrouw goed zien vanwege de aanwezige straat verlichting en vanwege de schijnwerper welke ik aan had gezet van het dienstvoertuig. (...) Ik hoorde dat ze veel gas bleef geven en ik zag mijn collega [verbalisant 1] langs haar voertuig staan, op dat moment zag ik dat ze rechtdoor wilde rijden. Ik zag dat ze wat korte voor- en achteruit had gereden om het voertuig mijn richting op te keren. Ik heb toen luidkeels om assistentie collega via de portofoon geroepen en ik zag dat ze mijn kant op kwam rijden. Ik riep meermaals luidkeels "STOPPEN POLITIE"! Voor mijn gevoel, schreeuwde ik de longen uit mijn lijf. Ik schat dat de afstand tussen mij en het voertuig op dat moment ongeveer 5 á 6 meter was. Ik had inmiddels al wat afstand genomen omdat bij de angst toenam dat ze echt niet ging stoppen. Op dat moment stond ik bij de neus van ons dienstvoertuig. Ik schat dat de ruimte tussen ons dienstvoertuig en enkele hoge ijzeren beugels aldaar ongeveer 2 meter betrof. Hiermee bedoel ik dat er nog ongeveer 2 meter ruimte was waar het voertuig van de vrouw doorheen kon rijden. Ik stond echter in deze tussenruimte om te voorkomen dat de vrouw verder reed. Ik zag en hoorde dat het voertuig met zeer hoge snelheid op mij af reed. Ik kan de snelheid van haar voertuig niet goed schatten, maar ik had het sterke vermoeden dat de vrouw plankgas op mij af reed. Ik zag en hoorde dat ze zonder af te remmen of zonder snelheid te verminderen op mij af kwam gereden. Ik was erg bang en bedacht me in een splitsecond: "ik moet nu opzij springen want anders rijd ze mij echt omver". Het lukte mij om op zij te springen, waarbij ik weg wist te komen in de richting van het centrum van Wijchen. (…) Ik zag en hoorde dat ze met een hoge snelheid de Oosterweg af reed. In de richting van de Meester van Coothlaan. (…) Ik kan u vertellen dat ik ervan overtuigd was dat ze me opzettelijk aan had gereden als ik niet aan de kant was gegaan (…) [2]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 31 januari 2021 het volgende geverbaliseerd:

(…) Ik schreeuwde naar de bestuurster dat zij de motor moest uitzetten en dat de bestuurster moest uitstappen. Ik hoorde dat de auto toeren maakten en zag toen ik naar de auto toeliep dat de auto vijf meter achteruit tegen een hekwerk reed. Ik stond toen op een afstand van ongeveer twee meter evenwijdig aan de auto aan de kant van de bijrijder. Ik zag dat het hekwerk kapot was. (…) Hierop trok ik mijn wapenstok en sloeg de achterruit aan de zijde van de bijrijder in om de auto tot stoppen te dwingen. Ik stond toen nog steeds op maximaal twee meter van de auto en moest blijven bewegen om niet in een gevaarlijk positie voor of achter de auto te komen. Ik zag toen dat het ging om een vrouw die achter het stuur zat. Ik zag dat de vrouw emotioneel reageerden. Ik hoorde dat de vrouw schreeuwde: Ik ga niet stoppen!? Ik zag dat zij haar handen boven haar hoofd hield en maar bleef schreeuwen: Ik ga niet stoppen!? Ik zag dat de vrouw in paniek was. Omdat ik zag dat de vrouw niet stopte sloeg ik ook het raam aan het bijrijder portier in om haar tot stoppen te dwingen. Ik bleef schreeuwen dat zij moest stoppen en uit moest stappen. Ik zag dat de vrouw vol gas vooruit reed een ander hek in. Ik stond toen nog steeds op ongeveer twee à drie meter van de auto aan de zijde van de bijrijder. Ik keek naar de vrouw en zag dat zij grote pupillen had. Ik durfde niet het portier van de auto te openen omdat ik bang was dat ik dan meegesleurd zou worden. Ik durfde niet naar de andere kant van de auto te lopen om bij het bestuurdersportier te komen omdat ik dan voor of achterlangs de auto moest lopen. Als ik dat zou doen was ik bang dat de bestuurster mij aan zou rijden, omdat zij nergens op reageerden. (…) Ik zag dat de auto bleef rijden en dat het de vrouw uiteindelijk lukte om vol gas met gedoofde lichten weg te rijden(…) [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 1 februari 2021 het volgende geverbaliseerd:

(...) Ik zag dat verdachte [verdachte] met volle snelheid van de parkeerplaats af reed. Toen ik omkeek om nog het kenteken van de auto te kunnen lezen, hoorde ik dat collega [slachtoffer 1] hard schreeuwde dat verdachte [verdachte] zojuist op haar inreed. Ik hoorde dat collega [slachtoffer 1] dit ook communiceerde over de portofoon verbindingen. Toen ik samen met collega [slachtoffer 1] in ons dienstvoertuig zat hoorde ik haar herhalen dat verdachte [verdachte] op haar in had gereden toen ze de parkeerplaats afreed. [4]
Verdachte heeft verklaard dat zij meerdere politieauto’s heeft waargenomen en dat zij niet wilde stoppen vanwege angst voor de politie. Zij heeft verklaard dat zij kostte wat kost wilde voorkomen dat zij werd aangehouden omdat zij bang was dat haar zoon [slachtoffer 2] (rechtbank: [slachtoffer 2] ) uit huis werd geplaatst. Haar zoon [slachtoffer 2] zat in de Maxi-Cosi op de bijrijdersstoel. Vlak voordat zij werd aangehouden heeft zij haar zoon op haar schoot genomen. [5]
Is verdachte opzettelijk op [slachtoffer 1] ingereden?
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verbalisanten luidkeels hebben geroepen: “Politie stoppen!”. Verdachte heeft vervolgens geschreeuwd naar de verbalisanten dat zij niet ging stoppen en daarbij een soort vuisten heeft gemaakt. Verbalisant [verbalisant 1] heeft ruiten van haar auto ingeslagen. Verdachte was zich er dus van bewust dat er agenten dicht om haar auto heen stonden. Uit de aangifte volgt dat verbalisant [slachtoffer 1] haar recht in haar gezicht heeft aangekeken. Dat verdachte verklaart haar niet te hebben gezien, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. Het verweer van haar raadsman dat verdachte mogelijk verblind was door de schijnwerper of dat aangeefster mogelijk achter de politieauto stond, is niet aannemelijk geworden wegens gebrek aan onderbouwing. Dit geldt temeer nu verdachte zelf niet heeft verklaard dat zij werd verblind.
Op grond van de verklaringen van verbalisant [slachtoffer 1] , verbalisant [verbalisant 1] en verdachtes rijgedrag op de parkeerplaats (dubbele aanrijding met hekken, gasgeven zodat de motor veel toeren maakt), de verklaring van verdachte inhoudende dat zij “kostte wat kost” haar aanhouding wilde voorkomen en haar uitroep “Ik ga niet stoppen”, acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk op verbalisant [slachtoffer 1] is ingereden. Verder heeft de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van Verbalisant [slachtoffer 1] , inhoudende dat zij de vluchtweg voor verdachte blokkeerde en maar net voor de aanstormende auto kon wegspringen.
Was het inrijden op [slachtoffer 1] een Poging tot doodslag, een poging tot zware mishandeling of bedreiging?
De rechtbank stelt voorop dat zij zich ervan bewust is dat de verbalisant [slachtoffer 1] op 30 januari 2021 een verschrikkelijke ervaring heeft meegemaakt. De rechtbank wil niets afdoen aan het gevaar waaraan [slachtoffer 1] is blootgesteld. Maar de rechtbank moet op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vaststellen of en zo ja, welk deel van de tenlastelegging kan worden bewezen. Zij moet op grond van het dossier de feiten vaststellen en deze vertalen naar een juridisch oordeel. Dat is haar taak. De rechtbank realiseert zich dat er een wereld van verschil kan bestaan tussen haar juridische oordeel en de ervaringen van verbalisant [slachtoffer 1] .
Met de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank dat er zich in het dossier geen aanknopingspunten bevinden om te oordelen dat verdachte kwade opzet had om [slachtoffer 1] te doden of om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Had verdachte opzet in voorwaardelijke zin op de dood van [slachtoffer 1] ?
Daarvan is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door haar handelen gedood zou worden.
De rechtbank overweegt in dit verband dat, naar algemene ervaringsregels, het verwachten letsel als gevolg van een aan- of overrijding van een voetganger door een auto in belangrijke mate worden bepaald door de snelheid van de auto. Ten aanzien van de snelheid van de auto op het moment van de bijna-aanrijding met [slachtoffer 1] zijn in dit geval geen objectieve gegevens beschikbaar. Verbalisant [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de afstand tussen haar en het voertuig op dat moment ongeveer 5 á 6 meter was en dat verdachte met zeer hoge snelheid op haar afreed. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat verdachte vol gas weg reed.
Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte van uit stilstand met volle toeren optrok en een afstand van 5 tot 6 meter had afgelegd voordat zij in aanrijding zou zijn gekomen met [slachtoffer 1] als zij niet was weggesprongen. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat ook bij een lage snelheid een aan- of overrijding de dood tot gevolg kan hebben. Uit het dossier noch uit de jurisprudentie volgt dat bij een snelheid waarvan hier sprake is, gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans op de dood. Gelet hierop acht de rechtbank de primair tenlastegelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte hiervan vrijspreken.
Was er sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel?
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Immers, naar algemene ervaringsregels levert een aan- of overrijding van een voetganger door een auto de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Hierbij vindt de rechtbank de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam ten opzichte van een veel zwaarder motorvoertuig (gewicht leeg: 1015 kg [6] ) van belang. Verder bevond [slachtoffer 1] zich dicht bij de auto waardoor zij slechts zeer een korte reactietijd had.
Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat verdachte bewust op [slachtoffer 1] is ingereden. Hieruit volgt dat verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht de onder feit 1 de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder feit 2 primair tenlastegelegde maar dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat op grond van het Porsche-arrest de bewezenverklaring van de opzet nader dient te worden gemotiveerd in alle gevallen waarin de verdachte door zijn/haar handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft opgelopen. Verdachte bevond zich in dezelfde auto als haar zoontje. De kans op letsel bij haar zoontje [slachtoffer 2] was in beginsel daarmee even groot als bij verdachte zelf. Dat vormt een contra-indicatie voor het aannemen van voorwaardelijk opzet. Om die reden kan niet komen vast te staan dat, voor zover al van een aanmerkelijke kans op de dood van haar zoontje kan worden gesproken, verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De raadsman bepleit dan ook vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat verdachte schuldig is aan een poging tot doodslag op haar zoontje. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 2 primair.
De rechtbank gebruikt de verklaringen van verbalisanten [slachtoffer 1] en [verbalisant 1] en van verdachte zoals deze onder feit 1 zijn opgenomen, ook voor het bewijs voor feit 2.
Getuige [getuige 1] heeft het volgende verklaard:

(…) Zaterdagavond (rechtbank: 30 januari 2021) stond ik voor de Albert Heijn bij het Europaplein in Wijchen. Ik zag daar een auto rondrijden helemaal zonder verlichting. Ik zag dat de auto hard rond reed. Ik kon zien dat er een vrouw in zat met een staart. Zij was de bestuurster van de auto. (…) Ik heb in ieder geval geen andere mensen bij haar in de auto gezien. Op een gegeven moment stond wij ter hoogte van de kerk. Ze bleef echt rondrijden, ze kwam wel drie keer voorbij gereden. Op een gegeven moment had ze denk ik in de gaten dat ik politie aan het bellen was want toen reed ze weg en kwam niet meer terug. [7]
Getuige [getuige 2] heeft het volgende verklaard:

Op zaterdagavond (rechtbank: 30 januari 2021) stond ik op het Marktplein in Wijchen. Ik hoorde getoeter van een auto. Daarna kwam er een andere auto zonder lampen aan mijn kant op gereden, kwam vanaf de kant van het politiebureau. De auto reed hard langs mij heen, bijna tegen mij aan. Ik zag daarbij een vrouw in de auto zitten. Ik zag dat zij snel de bocht doorging. (…) Terwijl zij daar stonden bleef de vrouw gewoon rondrijden zonder haar verlichting. (…) Ze kwamen in een doodlopend stukje terecht. Daar stapte de politie uit en riepen dat zij uit moest stappen, maar dat deed ze niet en ze reed weer weg. Daarbij raakte zij nog een hekje. Zij reed toen weer weg richting het politiebureau. Op een gegeven moment zat de politie achter haar maar zij ging links en de politie ging rechts. Zij reed toen ergens een hofje in waar ze volgens mij even stil heeft gestaan. Daarna bleef vrouw bleef continue het hetzelfde rondje rijden rondom de kerk. Ik heb haar wel 6 of 7 keer voorbij zie komen. (…) Mede omdat zij bijna een viertal fietsers aanreed. En ook een oudere man werd bijna 2 keer aangereden door haar. (…) Wat ook opvallend was dat ze 1 of 2 keer kort haar lampen aandeed en vervolgens weer uit (…). [8]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende verklaard:

(…) Op 30 januari 2021 omstreeks 20:45 uur werden wij op de Oosterweg in Wijchen aangesproken door een automobilist. Ik hoorde dat de automobilist zei dat hij zojuist bijna was aangereden door een andere auto die reed met gedoofde lichten. (…) De bestuurder van deze auto zou als een dwaas rijden. (…) Niet veel later zag ik een auto met gedoofde lichten rijden over het Europaplein in de richting van de Don Emanuelstraat. Ik zag dat de bestuurder als een gek reed en dat de auto harder ging rijden omdat de auto op ons uitliep. Ik zag dat de bestuurster met hoge snelheid over de weg slingerde. Collega [slachtoffer 1] gaf middels het transpart een stopteken waarop het voertuig hard ging rijden. Ik zag dat het voertuig vervolgens weer richting de Oosterweg reed met een snelheid van ongeveer 70 à 80 kilometer per uur. (…)Er liepen nog wel een aantal voetgangers die continue zeiden dat de auto als een gek voorbij kwam rijden.(…) Omdat de vrouw zo door het lint ging en grote pupillen had vermoed ik dat de vrouw onder invloed was van alcohol dan wel drugs en vermoedelijk in een drugs psychoses verkeerde. Ik zag dat de auto bleef rijden en dat het de vrouw uiteindelijk lukte om vol gas met gedoofde lichten weg te rijden. (…)Vervolgens volgende er een achtervolging met hoge snelheden van minimaal 80 kilometer per uur over de Oosterweg waar wij de verdachte uit het oog verloren. (…) Hierop reden wij de Meerdreef op in de richting van de Zuiderdreef. (…) Ik zag dat het voertuig met gedoofde lichten met snelheden van minimaal 90 kilometer per uur in de richting van het politiebureau reed. De auto was slecht te zien omdat deze met gedoofde lichten reed. Hierop reed collega [slachtoffer 1] het dienstvoertuig in tegen gestelde richting recht op de verdachte af om haar tot stoppen te dwingen. Ik zag dag dat de auto met een geschatte snelheid van 90 kilometer per uur op ons af kwam rijden en dacht dat dit een frontale botsing ging worden. Hierop zette collega [slachtoffer 1] het dienstvoertuig in de achteruit en zette ze het dienstvoertuig achter een middengeleider om een frontale aanrijding te voorkomen. Ik zag dat het voertuig ons rechts passeerde en dus over de verkeerde weghelft reed. Ik zag dat het voertuig geen vaart minderde op het moment dat zij ons passeerde. Niet veel later is het voertuig gecrasht op de rotonde voor het politiebureau waar collega's de verdachte [verdachte] aanhielden. (…) [9]
Verbalisant [slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard:

(…)Ik zag en hoorde dat het voertuig onze kant op kwam gereden en hierop ben ik op haar rijbaan gaan rijden met optische en geluidssignalen om zo het voertuig te dwingen op te stoppen. Ik zag dat het voertuig geen snelheid minderde en ik zag dat het voertuig frontaal onze kant op kwam gereden. Ik zag dat de Meerdreef bijna geheel afgezet was door politie dienstvoertuigen en ik zag de blauwe optische signalen achter het betrokken voertuig aan rijden, door deze blauwe lichten zag ik het voertuig goed in beeld. Ik heb toen het dienstvoertuig weer een stuk achteruit gereden om een frontale aanrijding te voorkomen. Ik zag namelijk dat het voertuig geen snelheid minderde en stug doorreed. Ik zag en hoorde het betrokken voertuig rakelings langs diverse politieauto's af reed. (…) Ik zag en hoorde dat het betrokken voertuig net na de rotonde ter hoogte van het politiebureau was gecrasht en omringd was door meerdere politie collega's en dienstvoertuigen.” [10]
Getuige [slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard:

(…) Vanaf het moment dat zij reed tot het moment van de crash zagen we dat ze steeds over de tegengestelde rijbanen ging, ze reed geen rechte lijn. Ze reed dus zeg maar op beide rijbanen. (…) [11]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende geverbaliseerd:

(...) Ik zag een personenauto zonder verlichting uit een flauwe bocht ons tegemoet komen rijden. Ik zag dat dit voertuig op mijn weghelft terecht kwam waardoor deze recht ons af kwam rijden. (...) Wij zagen dat het betrokken voertuig met een belachelijk hoge snelheid op ons af kwam rijden. Ik, [verbalisant 3] heb mij schrap gezet want ik was bang dat de bestuurder van dit voertuig op ons in zou rijden en ons zou raken. Ik, [verbalisant 2] , heb mijn stuur naar rechts gedraaid en ben het naast gelegen grasveld op gereden. Hiermee kon ik het betrokken voertuig nauwelijks ontwijken. Wij zagen dat zij ons rakelings voorbij raasde.(...) [12]
Uit de verklaring van verdachte (p. 141), de hiervoor geciteerde getuigenverklaringen en de foto’s 2, 6 en 7 (p. 21 en 23) leidt de rechtbank af dat verdachte met een te hoge snelheid van om en nabij 70-90 km per uur, slingerend heeft gereden, waarbij zij meerdere politievoertuigen is gepasseerd. Op de rotonde kruispunt Meerdreef - Meester van Coothlaan moest zij zo hard afremmen dat zich remsporen op het wegdek aftekenden, waarna zij tegen de schuin oplopende verhoging van de rotonde en vervolgens tegen een opstaande rand reed, een klapband kreeg en tot stilstand kwam.
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben het volgende geverbaliseerd:

(...) Wij roken bij de verdachte een sterke lucht van alcohol om haar heen hangen. Ook was de verdachte erg onrustig in het praten en met haar lichaam. Zo kon de verdachte niet stil blijven zitten en bleef ze vragen of ze water mocht drinken. (...)Hierop gaf de verdachte aan dat er niemand bloed af gaat nemen bij haar. (...) Tijdens de rest van de insluiting bleef de verdachte erg onrustig en kon ze niet stil blijven staan.(...)" [13]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft het volgende geverbaliseerd:

(...) Ik voerde de psycho motorische test uit en ik zag dat zij meerdere kenmerken had voor drugs. Tijdens de aanhouding had ik het vermoeden dat zij onder invloed was van drugs. Doordat zij mij de psycho motorische test meerdere kenmerken had werd mijn vermoeden dat zij onder invloed was bevestigd.
(...)
Checklist psycho motorische test, [verdachte] , 30-01-2021 te 21:17 uur
Uiterlijk: Strak staan; Wijd opengesperde ogen.
Motoriek: Moeizaam uit de auto komen; Onvast ter been; Onrustig gedrag/
bewegingsdrang.
Spraak: Onsamenhangende taal; Woordenvloed; Stamelen/stotteren.
Pupilreactie: Langzaam
Gedrag: Opgewonden, euforisch; Agressief, snel geïrriteerd; Verward, angstig (...) [14]
Wilde verdachte zwaar lichamelijk letsel aan haar zoon toebrengen?
Met de officier en raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier, noch uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan haar zoon. Verdachte dacht dat de politie haar zoon van haar wilde afnemen en dat wilde zij voorkomen.
Was er een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar gewond zou raken?
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Zoals hiervoor is overwogen is voor de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Zoals hiervoor overwogen heeft verdachte met een veel te hoge snelheid door het centrum van Wijchen gereden met haar zoon in de auto en zonder dat zij verlichting heeft gevoerd. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verdachte meerdere rondjes rond de kerk zien rijden. Beiden verklaren dat zij hierbij hard reed zonder verlichting. Getuige [getuige 2] heeft hierbij opgemerkt dat verdachte tijdens haar rit meerdere personen, waaronder vier fietsers en een oudere man, bijna aanreed. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat zij de politie al aan het bellen was vanwege het rijgedrag van verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte al vreemd en gevaarlijk rijgedrag vertoonde voordat zij werd achtervolgd door de politie.
Een onbekend gebleven persoon heeft vervolgens verbalisanten [slachtoffer 1] en [verbalisant 1] aangesproken. Hij heeft hun verteld bijna door een auto te zijn aangereden die geen licht voerde. De verbalisanten hebben deze auto daarna zien rijden en zijn deze gevolgd. Uit de verschillende processen-verbaal volgt dat de verbalisanten verdachte meerdere malen een stopteken hebben gegeven en verdachte heeft dit stopteken genegeerd. Zij is zelfs harder gaan rijden en geschreeuwd dat zijn niet zal stoppen. Verdachte heeft hierbij volgens verbalisanten [slachtoffer 1] en [verbalisant 1] 70-80 km/uur gereden op stukken waar de maximale snelheid 30 km/uur betrof. Ook volgt uit de processen-verbaal dat ze niet in een rechte lijn reed en dat verdachte slingerde en op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer reed. Verdachte heeft bij het doodlopend stukje bij de parkeerplaats een hek en fietsklemmen geraakt en is vervolgens vanuit een stilstaande positie recht op [slachtoffer 1] afgereden. Daarbij heeft zij ook met gebalde vuisten naar de verbalisanten geroepen niet te zullen stoppen ondanks dat meerdere ruiten van haar auto door verbalisant [verbalisant 1] waren ingeslagen, (zie hiervoor onder feit 1). Verdachte wilde kost wat kost onttrekken aan haar aanhouding en is vervolgens met een hogere snelheid dan is toegestaan door het centrum van Wijchen gereden. Verdachte werd hierbij achtervolgd door meerdere politieauto's die zwaailicht en op sommige momenten ook geluidssignalen voerden.
Verdachte werd achtervolgd door meerdere politieauto's die zwaailicht en op sommige momenten ook geluidssignalen voerden. Verdachte heeft vervolgens twee keer bijna een aanrijding met verschillende politieauto’s gehad. Zij reed, volgens verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] met een belachelijk hoge snelheid, op hun weghelft recht op hun politieauto af. Verbalisant [verbalisant 1] heeft hierover geverbaliseerd dat verdachte met een geschatte snelheid van 90 km per uur op hun politieauto af kwam rijden. Verdachte heeft haar snelheid niet verlaagd en heeft evenmin uitwijkmanoeuvres gemaakt. Uit de verklaringen van de verschillende verbalisanten komt naar voren dat zij een frontale botsing enkel hebben weten te voorkomen door hun eigen adequate optreden.
De auto van verdachte is uiteindelijk pas tot stilstand gekomen nadat deze bij een opstaande rand van een rotonde raakte, een klapband kreeg en is gecrasht. Hierna is verdachte aangehouden en is gebleken dat er een 12 maanden oud jongetje in de auto zat. [15]
Bij verdachte is vervolgens een psychomotorische test afgenomen. [16] Een bloedproef heeft zij geweigerd, ondanks een bevel daartoe van de hulpofficier [17] en nadat zij is gewezen op mogelijke consequenties van haar weigering. [18] Uit de psychomotorische test volgt dat zij meerdere kenmerken had voor drugsgebruik. [19] Het verweer van de raadsman dat de grote ogen van verdachte en het strak staan ook kan duiden op enkel veel adrenaline wordt door de rechtbank verworpen. Hierbij wordt immers miskend dat verdachte in de psychomotorische test op meer punten heeft gescoord dan alleen de grote ogen en het strak staan. Gezien de uitslag van de psychomotorische test, haar vreemde rijgedrag -ook voorafgaand aan de achtervolging door de politie-, waaronder het meerdere keren hard rondjes rijden rond de kerk zonder verlichting en de verklaring van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] dat zij een sterke lucht van alcohol om haar heen roken acht de rechtbank bewezen dat verdachte onder invloed was van alcohol en/of drugs.
Tijdens deze rit, zo bleek achteraf, bevond haar twaalf maanden oude zoontje zich in de auto.
Verdachte heeft verklaard dat haar zoontje in de Maxi-Cosi zat en dat de riempjes van het stoeltje waren vastgemaakt. De Maxi-Cosi stond volgens verdachte op de bijrijdersstoel en was vastgemaakt met de veiligheidsriem. Uit het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het stoeltje en/of [slachtoffer 2] niet vastgemaakt waren, zodat de rechtbank van de verklaring van verdachte uitgaat. Uit het proces-verbaal van reconstructie blijkt dat de airbag bij de stoel waarop de Maxi Cosi stond actief was. Verdachte heeft hierover verklaard dat haar partner [partner] haar zou hebben verteld dat de airbag was uitgeschakeld. [partner] heeft ter terechtzitting van 12 mei 2021 verklaard de airbag uit te hebben gezet met een sleutel bij het contact omdat hij wist dat verdachte het kind voorin wilde.
Hoewel het onduidelijk is hoe [partner] de airbag zou hebben geprobeerd uit te schakelen, blijkt niet uit het dossier dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de airbag niet was uitgeschakeld. De rechtbank zal bij haar beoordeling de verklaring van verdachte hierover tot uitgangspunt moeten nemen. Bij de beoordeling of sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel zal de rechtbank er dus ervanuit gaan dat [slachtoffer 2] in de Maxi-Cosi zat vastgemaakt, dat de Maxi-Cosi zelf was vastgemaakt en dat verdachte meenden dat de airbag was uitgeschakeld.
Samenvatting van de bewijsmiddelen
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte, terwijl haar zoontje [slachtoffer 2] bij haar in de auto zat:
  • zonder verlichting,
  • met een snelheid van 70 tot 90 km
  • door het centrum van Wijchen gereden;
  • waarbij zij tegen een hek en fietsklemmen is aangereden;
  • hierbij was zij onder invloed van drugs;
  • en uiteindelijk is zij tot tweemaal toe het hoge snelheid frontaal op een politieauto afgereden;
  • daarbij heeft zij geen enkele uitwijkingsmanoeuvre gemaakt of haar snelheid verminderd en het is slechts aan het adequate optreden van de verbalisanten te danken dat er geen frontale aanrijding heeft plaatsgevonden;
  • en zij pas tot stilstand is gekomen nadat zij met te hoge snelheid op een rotonde is afgereden, onvoldoende kon afremmen en de verhoging in het midden van de rotonde heeft geraakt en een klapband kreeg.
De rechtbank stel vast dat door het rijgedrag van verdachte en met name het tot twee keer toe frontaal in rijden op een politieauto, haar zoon [slachtoffer 2] een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft gelopen.
Heeft verdachte de kans op zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard?
Verdachtes gedragingen kunnen in onderlinge samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het – minstens – toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan anderen waaronder haar eigen zoontje dat het, bij gebrek aan contra-indicaties, niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans om dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Het beroep op het Porsche-arrest van de raadsman wordt verworpen. Zowel uit verdachtes verklaring als uit haar rijgedrag tijdens de rit door Wijchen blijkt dat zij kostte wat het kost heeft willen ontkomen aan de politie. Hierbij heeft zij de (mogelijke) gevolgen voor anderen, waaronder haar zoontje dat bij haar in de auto aanwezig was, en kennelijk ook zichzelf op de koop toegenomen. Deze situatie is niet te vergelijken met de casus in het Porsche-arrest, een frontale aanrijding als gevolg van een gevaarlijke inhaalmanoeuvre.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling op haar kind dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vernieling.
De beoordeling door de rechtbank
Op 31 januari 2021 heeft [aangever] namens de [slachtoffer 3] aangifte gedaan. In de aangifte is het volgende opgenomen:

(...)Op de Renbaan te Wijchen, [slachtoffer 3] heeft de gemeente meerdere fietsklemmen staan ten behoeve van het stallen van fietsen. Gistermiddag omstreeks 18.00 u waren deze nog onbeschadigd. Vanmorgen zag ik dat ik klem beschadigd is. Aan de schade te zien is dit gedaan door een personenauto of vrachtauto. Er moet een nieuwe beugel in het beton gezet worden.(…) [20]
Op 1 februari 2021 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan. In de aangifte is het volgende opgenomen:

Ik ben eigenaresse van het pand [adres 2] in Wijchen. (…) Op zondag 31 januari 2021 (…). Ik hoorde de tuinman zeggen dat er schade aan het hekwerk
zit dat als omheining fungeert van het erf [adres 2] in Wijchen. (…) Het betreft een stuk van het hekwerk welke aan de straat De Renbaan ligt. (…) Ik heb een foto ontvangen waarop ik zie dat er ongeveer twee à drie meter hekwerk krom staat. Op de foto is ook te zien dat er in één paal een deuk zit en verschillende spijlen verbogen zijn. Tevens is op de foto te zien dat er lakschade op het hek zit. (…) [21]
Verbalisant [slachtoffer 1] heeft het volgende geverbaliseerd:

(…) Ik zag en hoorde vervolgens dat de vrouw vol gas achteruit tegen een hekwerk opreed (…). Op dat moment zag ik dat de vrouw met de achterzijde van het voertuig tegen een hekwerk stond. (…) Vervolgens hoorde ik dat de vrouw door bleef gaan met het induwen van het gaspedaal en ik zag dat ze het voertuig vooruit wilde laten rijden terwijl ze met de achterzijde nog tegen een hekwerk stond. Ik zag dat-ze vervolgens een meter of 4 vooruit was gereden en ik zag dat ze inmiddels ook schade had aan de voorzijde van het voertuig en met de voorzijde van het voertuig ook een soort hekwerk raakte. (…) [22]
Verdachte heeft verklaard dat zij wel heeft gemerkt dat zij wat aangereden heeft tijdens het achteruit rijden, maar niet weet wat het precies is geweest. [23]
De rechtbank acht de vernieling van het hek en de fietsklemmen door verdachte, op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

1.
zij op
of omstreeks30 januari 2021
2020te Wijchen,
in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto met
(hoge) snelheid is afgereden
/ingeredenop die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op
of omstreeks30 januari 2021 te Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, te weten: [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een personenauto heeft gereden waar [slachtoffer 2] zich,
zonder veiligheidsgordel, in bevond en
/ofzonder dat zij, verdachte, verlichting heeft gevoerd en
/ofterwijl zij, verdachte, onder invloed was van verdovende middelen en
/of-
(vervolgens
)met een snelheid van
(ongeveer
)tussen de 70 en 90 kilometer per uur, in ieder geval een
(veel
)hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan,
(slingerend
)over het Europaplein en
/ofde Eckerlycweg en
/ofde Oosterweg en
/ofde Renbaan, in elk geval
in/door
/nabijhet centrum van Wijchen heeft gereden
en
/of-
(vervolgens
) met (hoge) snelheidis
afgereden/ingereden
op/tegen een hekwerk en
/ofmet
(hoge
)snelheid meerdere
(politie
)voertuigen heeft gepasseerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op
of omstreeks30 januari 2021 te Wijchen,
in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeer fietsklemmen en
/ofhekwerk,
in elk geval enig goed, dat geheel
of ten deleaan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
feit 2:
Poging tot zware mishandeling,
begaan tegen haar kind.
feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen voor de duur van 24 maanden en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het reclasseringsadvies van 2 februari 2021;
  • de brief van 23 februari 2021 van psychiater C.M.A. Mutton;
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd op 15 april 2021;
  • het Pro Justitia psychologisch onderzoek van 28 april 2021 door psycholoog drs. J.A.M. Gresnigt;
  • het reclasseringsadvies van 2 juli 2021.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Zij is tijdens een dollemansrit door de binnenstad van Wijchen, waarbij haar twaalf maanden oude zoontje bij haar in de auto zat, met deze auto op een gevaarlijke wijze op een agente afgereden. Deze agente kon door snel handelen wegspringen en hierdoor erger voorkomen. Zoals deze agente ter zitting verklaarde, een politiepak beschermt niet overal tegen. Ook agenten moeten aan hun familieleden kunnen vertellen dat zij aan het eind van een dienst weer veilig thuis komen. Agenten die allen bezig waren met hun publieke taak, het handhaven van de orde en de veiligheid. Daar komt bij dat ook andere weggebruikers gevaar hebben gelopen door de acties van verdachte. Het mag een gelukkige omstandigheid worden genoemd dat er tijdens de achtervolging geen doden of ernstig gewonden zijn gevallen. Dit alles deed verdachte terwijl zij onder invloed was van alcohol en/of drugs. Dat verdachte tijdens haar wilde rit enkel haar eigen belang, om niet aangehouden te worden, voorop heeft gesteld, neemt de rechtbank verdachte dan ook zeer kwalijk. Zowel in haar verhoor als ter zitting is gebleken dat verdachte (nog) niet inziet dat de verantwoordelijkheid voor hetgeen is gebeurd volledig bij haar ligt. Immers de agenten wisten niet dat haar zoontje in de auto zat tijdens de achtervolging en toen de ruiten van de auto werden ingeslagen. Verdachte wist dit wel.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Uit de Pro Justitia rapportage volgt dat er bij onderzochte sprake is van een psychische stoornis, zijnde een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, histrionische en antisociale trekken. Een mogelijke stoornis in het gebruik van middelen (amfetamine, cannabis en GHB) is in de gereguleerde detentieomgeving in remissie. Wel is er sprake van een ouder-kindrelatieprobleem in de zin dat haar kinderen uit huis zijn geplaatst hetgeen onder meer veel impact heeft op het functioneren van onderzochte. Indien de ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3 worden bewezen, dan geeft dit onderzoek aanwijzingen dat haar persoonlijkheidsstoornis heeft doorgewerkt in de drie ten laste gelegde feiten. Vanuit deze problematiek, met name vanuit borderline en antisociale kanten, is zij impulsief, heeft zij moeite om haar emoties en impulsen adequaat te reguleren, en kan zij ontremd reageren. Daarnaast, zo wordt zichtbaar in haar levensgeschiedenis, verdraagt zij geen grenzen, zeker niet van autoriteiten, en reageert hierop met verzet en agressie. Uitgaande van haar persoonlijkheidsproblematiek, dan is ze geneigd onlustgevoelens, waaronder angst en boosheid, om te zetten in acting outgedrag. Onlustgevoelens kunnen haar gedragsmatig ontregelen. Bij het advies aangaande de mate van toerekenen kan, indien het ten laste gelegde wordt bewezen, het volgende worden gezegd. Als gevolg van zijn persoonlijkheidsproblematiek en de context waarin zij verkeerde (aanhouding door politie) had onderzochte in verminderde mate grip op zichzelf, op haar emoties, agressieve impulsen en gedrag. In deze toestand kon zij geen gezonde afwegingen meer maken en kon zij haar emoties, impulsen en gedrag niet meer adequaat reguleren.
Dit betekent dat de rapporteur de rechtbank in overweging geeft om onderzochte het ten laste gelegde feit (indien bewezen) in verminderde mate toe te rekenen.
Uit de huidige risicotaxatie met de HCR-20 V3 en SAPROF komen echter veel risicofactoren naar voren die het risico op gewelddadig gedrag en antisociaal gedrag verhogen. Er zijn voorts niet tot nauwelijks beschermende factoren. Indien onderzochte onbehandeld (c.q. zonder verdere behandeling) en zonder verdere begeleiding/structuur zou terugkeren naar de situatie voor haar aanhouding moet het recidiverisico in geweldsdelicten, verkeersdelicten en vermogensdelicten als hoog worden beoordeeld. Gebleken is dat haar persoonlijkheidsproblematiek moeilijk behandelbaar is, mede omdat ze zich steeds onttrekt aan behandeling en toezicht. Voorts blijft haar chronische verslavingsgevoeligheid en middelenmisbruik een belangrijke risicofactor voor terugval in vormen van delictgedrag.
De rechtbank neemt het advies in het rapport Pro Justitie over en zal de bewezen feiten verdachte in verminderde mate toerekenen.
Ook de reclassering is in haar rapport van juli 2021 van menig dat er sprake is van een hoog recidiverisico. De scoren zijn vooral bepaald door factoren uit het verleden, zoals delictverleden en middelengebruik. Er zijn momenteel problemen op het gebied van dagbesteding, financiën, problemen rond de kinderen en psychosociale problemen.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Als de rechter toch besluit tot een voorwaardelijke sanctie adviseert de reclassering een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), drugsverbod en alcoholverbod.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf de oriëntatiepunten van het LOVS en hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en houdt daarnaast rekening met de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden en met het feit dat rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd en acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank de verdachte daarnaast de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzeggen. Vanwege de ernst van het feit zal de rechtbank deze bijkomende straf opleggen voor de in artikel 179a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalde duur van 36 maanden.
Ter bescherming van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank verder een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte onder intensief toezicht komt te staan en dat de resocialisatie is gebonden aan voorwaarden. Dit toezicht moet bijdragen aan het verminderen van recidive en daarmee aan het voorkomen van nieuwe slachtoffers, met het oog op de veiligheid van de maatschappij, personen of goederen.
Pas aan het eind van de detentie wordt bekeken
ofde toezichthoudende maatregel ten uitvoer moet worden gelegd en pas op dat moment worden de voorwaarden bij en de duur van de maatregel door de rechter vastgesteld. De maatregel wordt slechts ten uitvoer gelegd indien dat op het moment van de feitelijke tenuitvoerlegging noodzakelijk is. Bij het opleggen van de maatregel
kande rechter alvast een indicatie geven van mogelijk te stellen voorwaarden.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, nu de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen, terwijl verdachte wordt veroordeeld voor twee pogingen tot zware mishandeling. Aan verdachte wordt ter zake van de strafbare feiten bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank geeft als indicatie voor de op te leggen voorwaarden de volgende voorwaarden mee:
  • meldplicht bij reclassering,
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname),
  • een drugsverbod, en
  • een alcoholverbod met controle daarop door urine- en ademonderzoek.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 1] vordert € 550,- aan smartengeld te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. Voort vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu hij vrijspraak heeft bepleit voor het tenlastegelegde feit.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Het gaat in dit geval om (de in artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Daarvan is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is.
De rechtbank heeft poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de gebeurtenis op 30 januari 2021 haar altijd zal bij blijven en dat zij voor het eerst angst heeft gevoeld tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden. Die bewuste avond heeft [slachtoffer 1] gevoeld hoe het is om kwetsbaar en bang te zijn en om te vrezen voor je lichaam, gezondheid en leven. Gelet op deze nadelige gevolgen voor [slachtoffer 1] , mede in aanmerking genomen de aard en de ernst van de normschending, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW.
Rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van
€ 550,-worden toegekend
.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, 30 januari 2021.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend in verband met het tenlastegelegde onder feit 3. De benadeelde partij vordert € 3.906,12 aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. De officier van justitie vordert voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer tegen de ingediende vordering.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en komen zij redelijk voor. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost, te weten
€ 3.906,12, kan worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, 30 januari 2021.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend in verband met het tenlastegelegde onder feit 3. De benadeelde partij vordert € 520,- aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. De officier van justitie vordert voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer tegen de ingediende vordering.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank gaat ervan uit dat deze vordering in de plaats treedt van de door [naam] ingediende vordering namens de [slachtoffer 3] , die betrekking heeft op vuurwerkschade. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het met betrekking tot het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en komen zij redelijk voor. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost, te weten
€ 520,-, kan worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, 30 januari 2021.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/183393-17)

De politierechter heeft verdachte op 20 september 2018 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf weken met een proeftijd van drie jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Het dient geen doel verdachte nog langer vast te laten zitten dan zij nu heeft gezeten. Het betreft een oud feit met een oude straf, aldus de raadsman.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 38z, 45, 57, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 179 a van de Wegenverkeerswet 1994;

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte:
  • zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (verder: de maatregel) bij GGZ reclassering Limburg Vincent van Gogh meldt, via telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • zich laat behandelen door forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele maatregel of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middellange gebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
  • gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
  • gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
36 (zesendertig)maanden;
Beslissing op de vordering van [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte in verband met het subsidiair bewezenverklaarde onder feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 550,- (vijfhonderd en vijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van
€ 550,- (vijfhonderd en vijftig euro). Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 11 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing op de vordering van [slachtoffer 4] :
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing op de vordering van [slachtoffer 3] :
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/183393-17)
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 20 september 2018 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 augustus 2021.
mr. M.F. Gielissen en mr. J.C.M. Vogelpoel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021047644, gesloten op 4 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 95-98
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12-13.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juli 2021.
6.https://www.ultimatespecs.com/nl/auto-technische-gegevens-specificaties/ [merk] -13.html
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 43.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 45.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13-14
10.Proces-verbaal van bevindingen, 9-11.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 3.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
14.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 50 e.v.
15.Proces-verbaal van aanhouding, p. 122.
16.Proces-verbaal van aanhouding, p. 123.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50-51.
20.Proces-verbaal van aangifte, p. 108.
21.Proces-verbaal van aangifte, p. 113.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
23.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juli 2021.