ECLI:NL:RBGEL:2021:4229

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
05/760015-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair vrijgesproken van oplichting, ambtelijke corruptie en aannemen van steekpenningen op Aruba

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair, die werd beschuldigd van oplichting, ambtelijke corruptie en het aannemen van steekpenningen op Aruba in de periode van september 2015 tot en met november 2016. De verdachte, die als sergeant huisvesting werkzaam was, zou samen met anderen verhuurders hebben bewogen om via een specifiek makelaarskantoor woningen te verhuren aan defensiepersoneel, waarbij deze verhuurders onterecht commissie zouden hebben betaald. De officier van justitie en de verdediging stelden dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verdachte vrijgesproken moest worden.

De militaire kamer heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat de Nederlandse strafwetgeving van toepassing was. Na het horen van de argumenten van beide partijen, kwam de militaire kamer tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte de verhuurders had bewogen om uitsluitend via het makelaarskantoor zaken te doen, noch dat hij het oogmerk had om zichzelf te bevoordelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werden de benadeelde partijen, die schadevergoeding hadden gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige militaire kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/760015-18
Datum uitspraak: 21 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. R.P.K. Ruperti, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van l september 2015 tot en met 14 november 2016 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van respectievelijk Afl 2.850,- en/of Afl 4.140,- en/of 1.550,-, (als commissie voor de bemiddeling bij verhuur van (een) woning(en)), in elk geval van enig goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens, en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
  • aan bovengenoemde personen meegedeeld dat er een makelaar nodig was als tussenpersoon voor het verhuren van woningen aan personeel in dienst bij defensie en/of
  • bovengenoemde personen doorverwezen naar [naam 1] als bemiddelaar/makelaar bij het proces van het verhuren van woningen voor defensiepersoneel dat op Aruba werd. geplaatst en/of
  • bovengenoemde personen een commissie laten betalen aan makelaarskantoor [naam 1] voor de bemiddeling in de verhuur van hun woning aan defensiepersoneel,
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien het vorenstaande onder l niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van l september 2015 tot en met 14 november 2016 in Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in zijn hoedanigheid, van sergeant huisvesting, althans als ambtenaar (werkzaam [als militair] bij het ministerie van defensie), opzettelijk met misbruik van zijn functie en/of positie iets heeft gedaan en/of heeft nagelaten te doen ten einde enig voordeel voor hem en/of een ander te verkrijgen, namelijk heeft hij
- [slachtoffer 1] (woning [straat] ) en/of
- [slachtoffer 2] (woning [adres 2] ) en/of
- [slachtoffer 3] (woning [adres 3] ),
(telkens) meegedeeld dat hij/zij (alleen) een/zijn/hun woning(en) kon(den) verhuren aan militairen/personeel van defensie door tussenkomst van het makelaarskantoor [naam 1] , waardoor deze verhuurder(s) (onnodig) een commissie (ter hoogte van een maand, huur, althans respectievelijk Afl 2.850,- en/of Af l 4.140,- en/of 1.550,-) betaalden aan dat makelaarskantoor/ wetende dat [naam 2] , waarmee verdachte (ten tijde van het delict) een gezamenlijke huishouding voerde, commissie, althans loon, ontving van dat makelaarskantoor;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van l september 2015 tot en met 14 november 2016 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als ambtenaar (werkzaam [als militair] bij het ministerie van defensie) een gift of belofte dan wel een dienst heeft aangenomen, te weten betaling van commissie, althans loon, althans geld, aan zijn partner [naam 2] , waarmee verdachte (ten tijde van het delict) een gezamenlijke huishouding voerde, door [naam 1] en/of [naam 3] ,
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd gedaan, verleend of werd aangeboden teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten,
en/of wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd gedaan, verleend of werd aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte/ in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten, te weten het (onnodig) verwijzen van potentiële verhuurders van woningen aan defensiepersoneel naar [naam 1] .

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de strafvervolging van het subsidiaire feit. De raadsman heeft hiertoe met verwijzing naar artikel 5a van het Wetboek van Militair Strafrecht aangevoerd dat het artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba niet kan worden toegepast op verdachte, nu de verweten gedragingen wel degelijk in de Nederlandse strafwetgeving met straf worden bedreigd.
Beoordeling door de militaire kamer
Artikel 5a lid 1 van het Wetboek van Militair Strafrecht houdt in: ‘
Op feiten door in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen begaan in of met betrekking tot Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in of met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is het aldaar geldende strafrecht toepasselijk, indien de Nederlandse strafwet tegen zodanige feiten geen straf bedreigt.
Het is de militaire kamer niet zonder meer duidelijk geworden dat er in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht een gelijkluidende bepaling is als hetgeen is opgenomen in artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. De militaire kamer is daarom van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging ter zake van het subsidiair tenlastegelegde feit.

3.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en meer subsidiair tenlastegelegde. Ook ten aanzien van het meer subsidiaire zijn zij de mening toegedaan dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen.

4.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De militaire kamer is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er zowel voor het primaire als voor het subsidiaire en meer subsidiaire feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Verdachte was in de tenlastegelegde periode werkzaam als sergeant huisvesting en in die periode is een aantal huizen verhuurd via een makelaarskantoor waar de vriendin van verdachte werkzaam was. Er is echter geen overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde verhuurders ertoe heeft bewogen uitsluitend via desbetreffend makelaarskantoor zaken te doen door mede te delen dat een makelaar nodig was voor het verhuren van een woning aan defensiepersoneel en hen vervolgens naar dat makelaarskantoor te verwijzen. Evenmin is er overtuigend bewijs dat verdachte het oogmerk heeft gehad om zichzelf direct of indirect te bevoordelen. Gelet hierop zal de militaire kamer verdachte geheel vrijspreken.
5. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van 7313,31 Arubaanse florin, bestaande uit Afl. 3171,31 aan materiële schade en Afl. 4140,- aan immateriële schade.
Beoordeling door de militaire kamer
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van 2800,- Arubaanse florin aan materiële schade.
Beoordeling door de militaire kamer
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde.

4.De beslissing

De meervoudige militaire kamer :

spreekt verdachte vrijvan het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans, rechters en kapitein ter zee mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2021.