ECLI:NL:RBGEL:2021:4226

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
05/019827-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld voor poging tot afpersing en poging tot diefstal met bedreiging in supermarkt

Op 2 augustus 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een militair die op 21 januari 2021 in Bredevoort een poging tot afpersing en een poging tot diefstal heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2000, heeft geprobeerd een supermarkt te overvallen door medewerkers met een mes te bedreigen. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar. De vorderingen van twee benadeelde partijen zijn toegewezen, terwijl de vordering van een derde benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van smartengeld aan de benadeelde partijen, die beiden € 500,- vorderden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/019827-21
Datum uitspraak : 2 augustus 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juli 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Bredevoort, gemeente Aalten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , medewerkers van de supermarkt [naam] , te dwingen tot afgifte van geld en/of andere goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan [aangever] en/of supermarkt [naam] toebehoorde
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , medewerkers van de supermarkt [naam] en/of supermarkt [naam] en/of [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte
  • voorzien van mes, althans een dergelijke scherp en/of puntig steekvoorwerp en/of een petje met daarover heen een capuchon en/of een mondkapje, in ieder geval gezichtsbedekkende kleding en/of donkere kleding naar voornoemde supermarkt is gegaan en/of
  • de voornoemde supermarkt in is gegaan en/of die [slachtoffer 1] heeft benaderd en/of op korte afstand een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of getoond en/of hierbij heeft gezegd: "Het gaat om een overval en ik wil naar de kluis toe!" en/of "Maak open! en/of nadat die nadat [slachtoffer 1] niet reageerde nogmaals heeft gezegd en/of geschreeuwd: "Maak open!" en/of hierbij een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van de borst van die [slachtoffer 1] gehouden en/of
  • (vervolgens) op die [slachtoffer 2] is afgelopen en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of getoond en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd en/of geschreeuwd: "Maak open!" en/of die [slachtoffer 2] bij de schouder, althans het lichaam heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 2] vervolgens in de richting van een wijnvat en/of het magazijn heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [naam] , p. 76;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , p. 84;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 86;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 145;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2021.
Nadere bewijsoverweging van de militaire kamer
De feitelijke gedragingen van verdachte hadden zowel tot afpersing als tot diefstal kunnen leiden. Het is bij een poging gebleven, waarbij niet duidelijk is of verdachte het voornemen had om het beoogde geld door middel van dwang overhandigd te krijgen of om het zelf weg te nemen. Er is naar het oordeel van de militaire kamer sprake van een begin van uitvoering, die naar de uiterlijke verschijningsvorm was gericht op en tot voltooiing had kunnen leiden van beide misdrijven. Om die reden zal de militaire kamer zowel de ten laste gelegde poging tot afpersing als de eveneens ten laste gelegde poging tot diefstal bewezen verklaren.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 januari 2021 te Bredevoort, gemeente Aalten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , medewerkers van de supermarkt [naam] , te dwingen tot afgifte van geld
en/of andere goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan [aangever] en/of supermarkt [naam] toebehoorde.
en
/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld
en/of andere goederen van zijn/hun gading,geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , medewerkers van de supermarkt [naam] en/ofsupermarkt [naam] en/of [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan door en/of te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en), dat hij verdachte
  • voorzien van mes,
  • de voornoemde supermarkt in is gegaan en
  • (vervolgens) op die [slachtoffer 2] is afgelopen en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing
en
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met daarbij de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal melden bij de reclassering, zich ambulant laat behandelen met de mogelijkheid van kortdurende klinische opname en dat hij geen drugs zal gebruiken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft de militaire kamer verzocht om rekening te houden met de door verdachte geschetste omstandigheden die hebben geleid tot het bewezenverklaarde. Doordat verdachte gokschulden had opgebouwd en zijn schuldeisers hem hebben bedreigd met een vuurwapen, zag hij geen andere mogelijkheid om rust te krijgen dan opgepakt te worden vanwege het plegen van een overval. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op een supermarkt door twee medewerkers onder bedreiging met een tafelmes te vragen om geld. Dankzij het optreden van de eigenaar van de supermarkt bleef het bij een poging. Dit maakt de impact voor de slachtoffers echter niet minder. In de toelichting op de schadevordering hebben zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] aangegeven dat zij naar aanleiding van de overval nachtmerries hebben gekregen en dat zij minder of geen vertrouwen meer hebben in de klanten. [slachtoffer 1] durft ook minder vaak alleen te zijn. Zij waren echter niet de enige medewerkers in de supermarkt ten tijde van de overval. Diverse andere medewerkers zijn getuige geweest van de handelingen van verdachte. Dergelijke feiten tasten niet alleen het gevoel van veiligheid van het personeel aan, maar ook van de klanten. Daarbij lijkt verdachte enkel oog te hebben gehad voor zijn eigen belangen, voortkomend uit financiële problematiek. De militaire kamer twijfelt overigens ernstig aan de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring ter zitting dat hij door criminele schuldeisers is bedreigd met een pistool op zijn hoofd, aangezien hij bij de politie juist een geheel andere verklaring hierover heeft afgelegd, namelijk dat hij niet onder druk stond van derden.
De militaire kamer neemt verdachte de overval extra kwalijk, omdat hij een militair is. Militairen worden getraind in het (gepast) gebruik van geweld in bepaalde situaties. Daarnaast vervullen zij een voorbeeldfunctie. Hetgeen verdachte heeft gedaan past hier op geen enkele wijze bij en heeft bovendien onnodig psychisch leed berokkend aan anderen. Dat rekent de militaire kamer hem zwaar aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 12 juli 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van dergelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 9 april 2021 blijkt dat bij verdachte recentelijk ADHD en een laagbegaafd niveau van functioneren zijn vastgesteld. Verdachte is op meerdere fronten kwetsbaar, vanuit een in aanleg verhoogde verslavingsgevoeligheid, een niet eerder onderkende ADHD en een laagbegaafdheid. Deze combinatie van factoren maakt hem kwetsbaar voor impulsief, grenzeloos en sensatiezoekend gedrag waarbij verdachte verminderd (tijdig) in staat is gevolgen van zijn gedrag goed te overzien. Zijn coping- en probleemoplossingsvaardigheden zijn nu nog ontoereikend.
Het recidiverisico wordt op de korte termijn als laag geïndexeerd, op de lange termijn als matig. Op de langere termijn wordt terugval in middelengebruik vooralsnog als hoog geïndexeerd evenals het risico op aan verslaving gerelateerd delictgedrag. Op dit moment is sprake van een grote mate van reclasseringstoezicht en controle op verdachte. De risico’s nemen toe naarmate verdachte weer zelfstandig gaat functioneren en zijn eigen keuzes gaat maken.
Verdachte is in staat verschillende kanten van zichzelf te presenteren. Enerzijds richt(te) hij zich op het leven van een gedisciplineerd mariniersbestaan en anderzijds was er sprake van een uitgebreid gedragspatroon van drugsgebruik en -dealen. Positief is dat er overeenstemming is met hem over de voorwaarden en maatregelen en dat hij zich hier aan houdt. Er is sprake van een groeiend probleembesef en hij is zeer gemotiveerd – indien mogelijk – terug te keren naar zijn opleiding bij Korps Mariniers, waarbij een dergelijk doel en perspectief naar verwachting ook risico verlagend zullen werken.
In geval van een veroordeling adviseert de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en een drugsverbod. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt niet geadviseerd, omdat dit per direct een beëindiging van zijn dienstverband zou betekenen.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Uit het psychologisch onderzoek van Pro Justitia van 2 juli 2021 blijkt het volgende. Verdachte lijdt aan een psychische stoornis, te weten een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis gecombineerd beeld en een persoonlijkheidsstoornis met overwegend antisociale en narcistische trekken. Verder is sprake van een ernstige gokstoornis, momenteel in vroege remissie en van een ernstige stoornis in het stimulantium 4 MMC, in vroege remissie. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Het beïnvloedde de gedragskeuze c.q. de gedragingen van verdachte zodanig dat het tenlastegelegde hieruit verklaard kan worden.
De psycholoog adviseert om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte is door zijn stoornis onvoldoende in staat zijn neiging tot impulsieve acties en spanning zoeken te beheersen. Bovendien heeft hij maar gedeeltelijk geweten ontwikkeld.
De kans op recidive in de zin van enig feit met (dreiging) met geweld is matig. De kans op nog eens een winkeloverval is laag. Verdachte is zelf geschrokken van zijn daad en is zich er bewust van dat dit zijn goede naam en gunfactor ongunstig beïnvloedt. Tegelijkertijd is het zo dat verdachte een persoonlijkheid heeft die niet erg gevoelig is voor de negatieve consequenties van zijn gedrag en hij blijft iemand die selectief met de waarheid omgaat, spanning, prikkels en plezier zoekt en zo negatieve gevoelens wegspoelt. Beschermende factoren zijn de positieve levensdoelen van verdachte op het gebied van werk, sport, vriendschappen en relaties. Verder heeft hij een ondersteunend en prosociaal netwerk en is er professionele hulpverlening door Tactus verslavingszorg. Verdachte ontvangt enige toezicht doordat hij bij zijn vader en stiefmoeder woont.
De psycholoog adviseert een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek met het oog op verdachtes neiging tot het voeren van een dubbele agenda, het verzwijgen van dingen/liegen, zijn impulsiviteit en het zoeken naar spanning. Hierdoor draait hij zich zelf vast en brengt hij zichzelf in de problemen waarna hij schade aan anderen aanricht. Belangrijke aandachtspunten zijn transparantie en impulsbeheersing, een adequate manier van spanning zoeken en onlust en frustratie hanteren. Daarbij is van groot belang dat er aandacht blijft voor zijn verslavingsneigingen, het gokken en de drugs en het wegblijven uit strafbare praktijken zoals de drugshandel. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden behandeling bij een forensische polikliniek en een toezicht van de reclassering met controles op het drugsgebruik.
De militaire kamer kan zich vinden in het advies van de psycholoog om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaren. De militaire kamer zal dat ook doen.
Gelet op al het voorgaande acht de militaire kamer oplegging van de maximale taakstraf alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering en de psycholoog. De voorwaardelijke gevangenisstraf is hoger dan door de officier van justitie is geëist, omdat de militaire kamer zwaarder tilt aan de ernst van de feiten. Daarnaast moet een recidivebeperkende werking van de voorwaardelijke straf uitgaan. De militaire kamer is van oordeel dat de stoornissen van verdachte langdurige behandeling behoeven. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven geen problemen te hebben met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 of 3 maanden. Door juist een duidelijk hogere voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden aan verdachte op te leggen, is de prikkel voor verdachte om zich daadwerkelijk te houden aan de voorwaarden groter dan met de door de officier van justitie geëiste straffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [aangever] hebben in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vorderen beiden € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [aangever] vordert € 800,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Alle drie de benadeelde partijen hebben verder om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dienen te worden toegewezen en dat benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering door een rechtspersoon is ingediend.
Overweging van de militaire kamer
Ten aan zien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde in hun persoon zijn aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat een dergelijke aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden die conclusie rechtvaardigen. De militaire kamer is van oordeel dat hiervan in deze zaak sprake is.
De militaire kamer heeft ten aanzien van verdachte bewezen verklaard dat hij een poging heeft gedaan tot een gewapende overval van een supermarkt, waarbij hij de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , medewerkers van de supermarkt, op korte afstand met een mes heeft bedreigd. De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben in hun vorderingen aangegeven dat zij hiervan slaapproblemen en nachtmerries hebben ondervonden en het vertrouwen in de klant hebben verloren. Verder hebben zij aangegeven dat hun gevoel van veiligheid op de werkvloer is afgenomen. Deze nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zijn zo evident dat de militaire kamer de door de benadeelde partij overgelegde onderbouwing als voldoende beschouwt. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, acht de militaire kamer het gevorderde bedrag van € 500,- toewijsbaar.
Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever]
Hoewel in de vordering van [aangever] staat dat die wordt gedaan door de Spar te Bredevoort, begrijpt de militaire kamer die vordering gelet op de inhoud aldus dat die op persoonlijke titel door [aangever] wordt gedaan. De militaire kamer heeft ten aanzien van verdachte bewezen verklaard dat hij een poging heeft gedaan tot een gewapende overval van een supermarkt. De benadeelde partij [aangever] is eigenaar van de supermarkt. Hoewel hij die avond in de supermarkt aanwezig was, is hij zelf niet door verdachte met een mes bedreigd. De nadelige gevolgen van het bewezen verklaarde feit zijn om die reden niet zodanig evident dat de militaire kamer de door [aangever] overgelegde onderbouwing als voldoende beschouwt. Daarom zal de militaire kamer de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de militaire kamer aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 januari 2021.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht, te weten 8 uren in totaal die in mindering moeten worden gebracht;
 veroordeelt verdachte daarnaast tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o verdachte zich blijft melden bij Reclassering Nederland te Zutphen op het adres [adres 2] in Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
o verdachte laat zich behandelen door Tactus verslavingszorg of een soortgelijke dienstverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatieinstelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
o verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod, zo lang en zo vaak als de reclassering dat nodig acht. De controles vinden plaats door middel van urineonderzoek.
 stelt als overige voorwaarden dat:
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 500,- (vijfhonderd euro)smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
21 januari 2021tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
10 (tien) dagen gijzelingworden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij
[aangever]niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. van den Broek (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en
Kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2021.
Mr. Van den Broek en mr. Y.H.M. Marijs zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een wachtmeester der eerste klasse van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, INCI Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 21-000604, gesloten op 11 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.