ECLI:NL:RBGEL:2021:4195

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
05/044267-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld tot gevangenisstraf voor verkrachting met gedeeltelijke toewijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het slachtoffer op 25 september 2020 in Amsterdam. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld en bedreiging. De officier van justitie heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de verkrachting, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was voor de verklaring van het slachtoffer.

De militaire kamer heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij geen seks wilde en dat zij dit ook duidelijk aan de verdachte heeft gecommuniceerd. Ondanks haar verzet heeft de verdachte haar toch seksueel benaderd en gedwongen tot seksuele handelingen. Het DNA-onderzoek bevestigde dat het sperma dat bij het slachtoffer werd aangetroffen, afkomstig was van de verdachte. De militaire kamer heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 24 maanden.

Daarnaast heeft het slachtoffer een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. De militaire kamer heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 5.150,- aan materiële schade en smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van de zaak en de impact van de verkrachting op het slachtoffer, dat inmiddels PTSS heeft ontwikkeld en een EMDR-behandeling ondergaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/044267-21
Datum uitspraak : 19 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. M.J. Bouwman, advocaat in Zaandam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 juli 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2020 in de gemeente Amsterdam in een woning gelegen aan het [adres 2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten door zijn penis en/of zijn vinger(s) in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen te brengen en/of haar borsten en/of haar benen en/of haar vagina te betasten en/of het zoenen in haar nek en/of hals en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
  • terwijl hij wist, althans had moeten weten, dat die [slachtoffer] geen seks wilde en/of hem op voorhand al had gevraagd naar zijn bedoelingen en/of waar hij, verdachte, op uit was en/of
  • die [slachtoffer] betastte op haar benen en/of (in de richting) haar vagina terwijl zij meermalen verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand gaf en/of
  • de legging en/of broek van die [slachtoffer] (deels) heeft uitgetrokken en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] op/tegen het bed heeft gedrukt en/of geduwd en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
  • de string en/of de onderbroek van de [slachtoffer] aan de kant heeft gedaan en/of getrokken en/of
  • misbruik heeft gemaakt van het fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
  • meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of waarbij verdachte voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde verkrachting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster, zodat het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv niet gehaald wordt. Nu er onvoldoende wettig bewijs uit het dossier kan worden afgeleid, dient verdachte te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er uit de aanwezige bewijsmiddelen niet de voor het bewijs noodzakelijke overtuiging kan worden geput.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer overweegt dat aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte, nadat zij via getuige [getuige] op Facebook met hem in contact was gekomen, op 25 september 2020 naar haar woning is gekomen. [2] Aangeefster heeft verklaard dat ze geen seks met hem wilde – mede omdat zij in de maand ervoor een miskraam heeft gehad – en dat ze daarom van tevoren aan verdachte heeft gevraagd wat zijn intenties waren. [3] Verdachte heeft toen aangegeven: “niks geks, laten we gewoon een wijntje drinken en wat kletsen”. Ook gaf verdachte aan dat hij erg moe was. [4] Aangeefster heeft verklaard dat dit antwoord ertoe leidde dat ze wel met verdachte wilde afspreken. [5]
Aangeefster heeft verklaard dat toen verdachte bij haar thuis aankwam, zij op het bed een film hebben gekeken en dat verdachte steeds dichterbij kwam. Verdachte raakte haar aan bij haar bovenbeen en aangeefster heeft de hand van verdachte weggeschoven. [6] Verdachte is vervolgens naar de wc gegaan en bij terugkomst begon hij aangeefster weer aan te raken bij haar been, maar nu meer richting haar vagina. Aangeefster heeft toen weer de hand van verdachte weggeschoven. Ze heeft aangegeven dat ze op dat moment niets heeft gezegd omdat ze bang was. [7]
Aangeefster heeft verklaard dat zij en verdachte verder gingen met de film kijken en dat hij vervolgens probeerde haar broek uit te trekken. Aangeefster heeft toen boos gezegd: “Ik wil het niet” en heeft de broek meermalen teruggetrokken. Aangeefster heeft verklaard dat haar broek op een gegeven moment toch aan één kant uit was en dat verdachte op haar is gaan liggen en haar in haar nek zoende. Aangeefster heeft geprobeerd hem van haar af te duwen en heeft gezegd “ik wil geen seks, beloof je dat?”. Verdachte zei toen “okay”. Aangeefster gaf aan dat ze wilde dat hij “ja” zei, waarop verdachte zei: “dat is toch hetzelfde”. Verdachte ging vervolgens met zijn hand bij de vagina van aangeefster. Aangeefster heeft toen aangegeven dat het pijn deed; dit kwam omdat ze niet opgewonden was. Toen verdachte met zijn penis bij de vagina van aangeefster kwam, heeft ze gezegd: “Stop, ik wil dit niet, het doet pijn”. [8]
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte niet reageerde en doorging. Aangeefster heeft haar hand voor haar vagina gehouden zodat hij er niet bij kon, maar hij probeerde toch zijn penis in haar te drukken. Hij drukte zo hard dat de hand van aangeefster bijna in haar vagina ging; dat deed pijn, waarop ze haar hand heeft weggetrokken. Verdachte is vervolgens met zijn penis in de vagina van aangeefster gegaan. Ze zei: “Stop, je doet me pijn!”, waarop verdachte zei: “Doe niet alsof je het niet lekker vindt”. Ook probeerde aangeefster hem de hele tijd van zich af te duwen. [9] Aangeefster heeft verklaard dat zij tegen verdachte heeft gezegd dat ze de pil niet slikt en dat hij toen zei dat hij niet in haar klaar zou komen. [10]
Uit het DNA-onderzoek dat door het NFI is uitgevoerd blijkt dat er op verschillende plaatsen (diep) in en rond de vagina van aangeefster sperma is aangetroffen. Uit de bemonstering is een DNA-profiel verkregen welke afkomstig kan zijn van verdachte. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het sperma afkomstig is van verdachte dan wanneer het sperma afkomstig is van een willekeurige man. [11] De militaire kamer maakt hieruit op dat de aangetroffen sperma afkomstig is van verdachte.
Verdachte heeft aanvankelijk consistent ontkend dat er op seksueel gebied iets is gebeurd tussen hem en aangeefster. Tijdens zijn laatste verhoor heeft verdachte, op het moment dat hij geconfronteerd werd met het feit dat zijn sperma was aangetroffen in de vagina van aangeefster, alsnog verklaard dat zij die avond seks hebben gehad. [12] Verdachte heeft vervolgens aangegeven dat dit ging om seks met wederzijdse instemming. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat de reden dat hij in eerste instantie ontkend heeft dat hij seks heeft gehad met aangeefster, voortkwam uit schaamte om over dit onderwerp te praten. De militaire kamer acht deze verklaring niet aannemelijk, nu verdachte in zijn eerste verhoor uitgebreid verklaard heeft over zijn seksleven. Daar komt bij dat er een geruime tijd verstreken is voorafgaand aan het laatste verhoor waarin verdachte over het seksueel contact is blijven zwijgen en dat verdachte pas gaandeweg dat laatste verhoor en op het moment dat hij geconfronteerd werd met het DNA-bewijs, met deze verklaring kwam. Op basis van het voorgaande hecht de militaire kamer geen geloof aan de verklaring van verdachte dat aangeefster ermee heeft ingestemd om seks met verdachte te hebben.
Aangeefster heeft verklaard dat ze direct nadat verdachte was opgestaan getuige [getuige] heeft geappt. De militaire kamer stelt vast dat aangeefster om 21.58 uur naar getuige [getuige] heeft gestuurd “Hij heeft me verkracht”. [13] Getuige heeft aangeefster vervolgens aangespoord om de politie te bellen. De politie is dezelfde avond naar het huis van aangeefster gekomen en toen heeft ook het ‘informatieve gesprek zeden’ met aangeefster plaatsgevonden. Aangeefster is onderzocht door een forensisch arts en er is een zedenset afgenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij direct toen hij het huis van aangeefster had verlaten, haar geblokkeerd heeft op Facebook omdat hij verder niets meer van haar wilde. [14]
De militaire kamer constateert dat de verklaring van aangeefster op verschillende punten wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige] . Zo verklaart de getuige dat verdachte eerst contact met haar had opgenomen via Facebook en met haar wilde afspreken. Dat wilde getuige niet, waarop zij het profiel van aangeefster naar hem heeft gestuurd en dat verdachte en aangeefster toen hebben afgesproken. Getuige heeft verklaard dat aangeefster van tevoren tegen haar had gezegd dat ze geen seks wilde met verdachte en dat ze dit ook tegen hem heeft gezegd. [15] Getuige heeft in de loop van de avond, voorafgaand aan en op het moment dat verdachte bij aangeefster was, nog met haar geappt. Zo stuurde aangeefster om 20.53 uur dat verdachte wel oké was, maar een beetje saai. Op een gegeven moment, ruim een uur later, stuurde aangeefster dat verdachte haar verkracht had. Getuige en aangeefster hebben toen gefacetimed en getuige heeft verklaard dat ze tranen in de ogen van aangeefster zag, dat ze kon zien dat ze bang was en dat ze tijdens het gesprek de stem van verdachte op de achtergrond hoorde. [16]
Getuige heeft in lijn met aangeefster verklaard dat verdachte groot en zwaar was en dat aangeefster heeft geprobeerd om hem weg te duwen, maar dat dat niet lukte. Ook heeft getuige verklaard dat aangeefster haar de avond dat het gebeurd was verteld heeft over de manier waarop dat haar broek uitging, dat verdachte met zijn handen bij haar vagina zat en dat hij op een gegeven moment met zijn penis in haar vagina is gegaan. Getuige heeft hierbij aangegeven dat aangeefster duidelijk tegen verdachte heeft gezegd dat ze niet wilde. Getuige geeft aan dat aangeefster overstuur, verdrietig en heel erg boos was, op het moment dat ze het vertelde en dat ze pijn had bij haar vagina omdat hij zo ruw bij haar naar binnen was gegaan. [17]
De militaire kamer stelt vast dat aangeefster consistent verklaard heeft en dat haar verklaring bevestigd wordt door de verklaring van getuige [getuige] en de Whatsappgesprekken. Daar komt bij dat getuige [getuige] uit eigen bron heeft verklaard over het verloop van de avond en de emoties die ze zag toen aangeefster haar belde. De militaire kamer acht de verklaringen van aangeefster derhalve betrouwbaar en komt op basis van deze bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 september 2020 in de gemeente Amsterdam in een woning gelegen aan het [adres 2] door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten door zijn penis
en/of zijn vinger(s)in haar vagina en
/oftussen haar schaamlippen te brengen
en/of haar borstenen
/ofhaar benen
en/of haar vaginate betasten en
/ofhet zoenen in haar nek
en/of halsen bestaande
dat geweld ofdie één of meer andere feitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkhedenhierin dat verdachte
  • terwijl hij wist,
  • die [slachtoffer] betastte op haar benen en
  • de legging
  • (vervolgens
    ) die [slachtoffer] op/tegen het bed heeft gedrukt en/of geduwd en/of (vervolgens)bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en
    /of
  • de string
  • misbruik heeft gemaakt van het fysieke overwicht op die [slachtoffer] en
  • meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er geen straf vermeerderende of straf verminderende omstandigheden aan de orde zijn in deze zaak.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Dit is een zeer ernstig feit, waarbij verdachte op een wrede manier inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hierbij meermalen voorbij gegaan is aan haar verbale en non-verbale signalen van verzet omdat zij geen seksueel contact met verdachte wilde. Het is een feit van algemene bekendheid dat een verkrachting tot psychisch letsel kan leiden en een grote impact heeft op het leven van het slachtoffer. De militaire kamer rekent het de verdachte aan dat hij zich hierdoor niet heeft laten weerhouden tot het plegen van dit feit en uitsluitend vanuit zijn eigen gevoelens van lust heeft gehandeld. Dat zijn handelen ook grote impact op het leven van aangeefster heeft gehad, volgt uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring en de omstandigheid dat aangeefster inmiddels wegens PTSS een EMDR-behandeling ondergaat.
Uit het reclasseringsrapport van 18 juni 2021 blijkt dat gezien de ontkennende proceshouding, het ontbreken van dossierinformatie daar betrokkene nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen en het feit dat er geen bijzondere signalen uit het onderzoek naar voren komen, het niet mogelijk is om te komen tot een risico-inschatting bij betrokkene. De reclassering adviseert derhalve bij een bewezenverklaring een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De militaire kamer heeft in de strafoplegging rekening gehouden met de richtlijnen en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Voorts weegt de militaire kamer mee dat verdachte ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven van berouw of alsnog verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde feit. Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 32.318,68 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgevoerde posten van de materiële vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar zijn, maar dat de officier van justitie zich voor de hoogte van de bedragen refereert aan het oordeel van de militaire kamer. Ten aanzien van het smartengeld is de officier van justitie van oordeel dat dit deel van de vordering kan worden toegewezen, nu het gaat om een redelijk bedrag.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij – gelet op de gevraagde vrijspraak – niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman aangegeven dat er sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces en dat de posten van de reis- en verletkosten, de kosten studievertraging en de toekomstige schade van het collegegeld niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Meer subsidiair is de verdediging van oordeel dat de vordering gematigd dient te worden.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Met betrekking tot de reis- en verletkosten overweegt de militaire kamer dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd nu uit de stukken blijkt dat er behandelingen van een psycholoog en contact met de advocaat zijn geweest. De militaire kamer acht het aannemelijk dat hiervoor reisbewegingen hebben plaatsgevonden. Het gevorderde bedrag is naar het oordeel van de militaire kamer redelijk.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat dit deel van de vordering kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de schadeposten die samenhangen met de studievertraging overweegt de militaire kamer allereerst dat op basis van de overgelegde stukken onduidelijk is in hoeverre de studievertraging veroorzaakt is door het bewezenverklaarde feit en in hoeverre dit (mede) te maken heeft met de miskraam die de benadeelde partij vlak voor dit feit heeft gehad en naast de verkrachting als reden is opgevoerd voor de studievertraging. Ten tweede wordt in de overgelegde stukken onvoldoende gemotiveerd welke beperkingen de benadeelde partij ondervindt van de gestelde diagnose PTSS en op welke wijze deze beperkingen hebben bijgedragen aan de studievertraging.
Deze schadeposten zijn derhalve onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de schadeposten die samenhangen met de studievertraging levert om die reden een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de militaire kamer de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorie van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Voldoende aannemelijk is geworden dat benadeelde in ieder geval mede door het bewezenverklaarde feit geestelijk letsel in de vorm van PTSS heeft opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het gevraagde toewijzen en het smartengeld op een bedrag van € 5.000 vaststellen. De militaire kamer ziet geen aanleiding om dit bedrag te matigen, zoals door de verdediging is gevraagd.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De wettelijke rente ten aanzien van de verschillende schadeposten zijn verschuldigd vanaf 25 september 2020, zijnde dat de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Gelet op het vorenstaande ziet de militaire kamer aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen. De gevorderde en toegewezen wettelijke rente is daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 5.150,- aan materiële schade en smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 5.150,- aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter) en mr. Y van Wezel, rechters, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 27POONA / 27FAE200013, gesloten op
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 41-42.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 53.
4.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 49.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 53.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 53-54.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 54.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 54.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 55.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 55.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37-38.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 133.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 55; proces-verbaal van verhoor getuige p. 76.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, d.d. 5 juli 2021.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 60.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 60.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 61.