ECLI:NL:RBGEL:2021:4171

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
05/071524-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van agent door verdachte met autosleutel tijdens aanhouding

Op 21 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man uit Duitsland, die werd beschuldigd van zware mishandeling van een politieagent en verzet met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf. De zaak vond plaats op 13 maart 2021, toen de verdachte werd aangehouden op de A12 bij Zevenaar. Tijdens de aanhouding heeft de verdachte de agent, [slachtoffer 1], meerdere keren geslagen met een autosleutel, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet de dood van de agent heeft willen veroorzaken, maar wel dat hij zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verdachte is vrijgesproken van poging tot doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte wel als zware mishandeling gekwalificeerd konden worden. Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen de aanhouding, wat ook heeft geleid tot letsel bij een andere agent, [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een vermindering van de strafbaarheid. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de slachtoffers, toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] € 1.250,- en [slachtoffer 2] € 400,- aan smartengeld toegewezen kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/071524-21
Datum uitspraak : 21 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] (Iran), z.v.w.o.v.p.h.t.l.,
op dit moment gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad in Westzaan.
Raadsvrouw: mr. T. Fuchs, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te Zevenaar, althans in Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [slachtoffer 1] een of meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen/gestompt en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] met die autosleutel een of meerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, heeft gestoken/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te Zevenaar, althans in Nederland aan een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aan [slachtoffer 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwonden in zijn gezicht, althans zijn hoofd, heeft toegebracht, door
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [slachtoffer 1] een of meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] met die autosleutel een of meerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, te steken/prikken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te Zevenaar, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aan [slachtoffer 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [slachtoffer 1] een of meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen/gestompt en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] met die autosleutel een of meerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, heeft gestoken/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te Zevenaar, althans in Nederland zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het controleren van verdachte naar aanleiding van een ANPR hit en/of het vorderen van verdachtes identiteitsbewijs, door
- ( terwijl verdachte zich in die personenauto bevond en/of terwijl die [slachtoffer 2] probeerde om hem, verdachte, uit die personenauto te halen/trekken) te proberen zich los te rukken en/of te proberen zich in tegengestelde richting te bewegen, en/of
- ( nadat verdachte uit die personenauto was gehaald/gekomen en/of terwijl die [slachtoffer 2] verdachte vast hield) te proberen zich los te trekken/rukken en/of te proberen zich in tegengestelde richting te bewegen en/of schoppende en/of slaande bewegingen te maken,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten pijn in/aan de voet en/of been en/of hand en/of schouder bij die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder 1 (een poging tot doodslag). Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de handelingen die verdachte heeft gepleegd zijn te kwalificeren als een poging tot doodslag. Primair acht zij vol opzet bewezen, subsidiair voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft met zijn gedragingen op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] aanvaard. De officier van justitie heeft daarnaast gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder 2 (verzet tegen een ambtenaar met enig letsel als gevolg).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het opzet, ook in voorwaardelijke vorm, volledig ontbreekt.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij zich ervan bewust is dat de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 13 maart 2021 een verschrikkelijke ervaring hebben meegemaakt. De rechtbank wil niets afdoen aan het geweld en het gevaar waaraan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn blootgesteld. Maar de rechtbank moet op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vaststellen of en zo ja, welk deel van de tenlastelegging kan worden bewezen. Zij moet op grond van het dossier de feiten vaststellen en deze vertalen naar een juridisch oordeel. Dat is haar taak. De rechtbank realiseert zich dat er een wereld van verschil kan bestaan tussen haar juridische oordeel en de ervaringen van de twee verbalisanten.
Feit 1
Primair poging tot doodslag - vrijspraak
De rechtbank acht met de raadsvrouw niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot doodslag.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] geen kwaad wilde doen. Daarom moet voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag uit het handelen van verdachte kunnen worden afgeleid dat hij (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] had.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte vol opzet op de dood van [slachtoffer 1] had.
De letselverklaring meldt (diepe) krasverwondingen en stompinwerkend geweld.
Ten aanzien van het steken/slaan met de sleutel merkt de rechtbank op dat deze handelingen (diepe) krasverwondingen tot gevolg hadden. Uit de letselverklaring is niet af te leiden dat het risico op snijwonden en bijvoorbeeld letsel aan de hals(slag)aders heeft bestaan. De rechtbank kan aldus niet vaststellen dat de sleutel een potentieel dodelijk wapen is.
Uit de mogelijke gevolgen van de krasverwondingen die de letselverklaring wel noemt -de mogelijkheid dat micro-organismen het lichaam binnentreden- kan de rechtbank vol opzet op de dood niet afleiden.
Ook vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood had. Weliswaar volgt uit de letselverklaring over de verwondingen van [slachtoffer 1] dat een inwerkende mechanische kracht op het hoofd en aan de voorzijde van de halsregio potentieel levensbedreigend kan zijn. De mate van stompgeweld dat op [slachtoffer 1] is uitgeoefend, leidt de forensisch arts af uit het feit dat de sleutel waarmee verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geslagen is verbogen. In het dossier bevindt zich een foto van de autosleutel. Te zien is dat de sleutel inderdaad verbogen is. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden opgemaakt van wat voor materiaal de sleutel was gemaakt en onder welke omstandigheden en met welke kracht dat materiaal te buigen is. Stompinwerkend geweld op de schedel kan de dood tot gevolg hebben. In dit geval kan de rechtbank de kracht waarmee is geslagen echter niet met voldoende zekerheid vaststellen.
De letselverklaring noemt daarnaast nog andere mogelijke doodsoorzaken die hadden kunnen optreden door geweld op het hoofd, te weten, een zwelling die de luchtweg had kunnen afsluiten, het loswoelen van stolsels en hartritmestoornissen. Echter op grond van de letselverklaring is niet vast te stellen dat er een aanmerkelijke kans was dat deze gevolgen zouden optreden.
Gelet op vorengaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Subsidiair zware mishandeling - bewezen
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank neemt de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Op 13 maart 2021 waren verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het werk. Omstreeks 21:00 uur kregen zij een ANPR-melding over een Duits motorvoertuig, welke op dat moment op de A12 reed bij Zevenaar. In de melding stond dat de bestuurder van het voertuig zonder rijbewijs zou rijden, dat hij eerder onder invloed van drugs had gereden en dat de bestuurder (hierna: verdachte) verbaal agressief zou kunnen zijn. Verbalisanten zijn achter het voertuig aangereden. Nog voordat er een stopteken werd gegeven, is verdachte de vluchtstrook opgereden. Ongevraagd werd vervolgens door verdachte zijn ID-kaart getoond aan [slachtoffer 1] . Vervolgens begon verdachte te tieren en riep hij meerdere malen dat hij een exorcist was. Omdat de verdachte zonder rijbewijs reed en hij onder invloed leek, wilden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdachte aanhouden voor deze feiten en dit op het bureau onderzoeken. [2] Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat verdachte met zijn rechterarm een beweging richting het stuur maakte. [slachtoffer 1] vermoedde dat verdachte aanstalten maakte om de auto te starten en weg te rijden. [3] [slachtoffer 2] zag dat verdachte de autosleutel in zijn rechterhand had en met zijn hand richting het contact van het voertuig ging, waardoor hij het gevoel kreeg dat verdachte de sleutel in het contact wilde stoppen. [4] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] spraken naar elkaar uit dat zij wilden voorkomen dat verdachte weg zou rijden, omdat dit gezien de verdenking (rijden onder invloed en zonder rijbewijs) gevaarlijke situaties kon opleveren. [5] [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] het portier van de bestuurderszijde opende en met zijn rechterhand trachtte de sleutel uit de hand van verdachte te pakken. Hij zag dat [slachtoffer 1] hierbij met zijn bovenlichaam in het voertuig, over de bestuurder heen boog. [6]
Over hetgeen hierop volgde heeft [slachtoffer 1] het volgende verklaard:
“Ik bewoog met mijn bovenlichaam de auto in om met mijn arm, links of rechts, te voorkomen dat hij de auto kon starten. Ik wilde met gestrekte arm zijn sleutels van hem afpakken, (...) Ik voelde meteen een klap of klappen op de linkerzijde van mijn gezicht. Ik was compleet verrast hierdoor. Ik voelde dat hij mij meerdere malen tegen mijn gezicht sloeg. Om zijn klappen af te weren duwde ik hem met mijn rechterhand in zijn gezicht en mijn linkerarm gebruikte ik om zijn klappen af te weren. Voor ik het wist lag ik in één keer boven op de verdachte en voelde ik weer meerdere klappen op mijn hoofd, meerdere, constant. Ik voelde pijn, prikken, ik voelde dat hij met iets scherps op mijn hoofd insloeg. Dat had ik bij de eerste klappen nog niet door, mogelijk dat ik door de adrenaline dit niet voelde maar toen ik daar in de auto lag voelde ik dat hij mij met iets scherps op mijn gezicht en hoofd sloeg. Ik dacht alleen: 'ik moet hier weg, dit is niet goed' Het was echt een kwestie van overleven, ik moest hier weg, het kon slecht met mij aflopen. Ik had het gevoel dat ik voor mijn leven aan het vechten was. Ik heb niet eens gevoeld of hij mij de auto in had getrokken. Mede door mijn veiligheidsvest die ik droeg is dit lastig te merken. (...) Ik lag languit in de auto boven op de verdachte. (...) Zijn slagen kwamen alle keren links op mijn hoofd en gezicht hard aan. (...) Ik voelde dat hij sloeg maar ik voelde ook dat hij, het was niet een slag zoals je met een vuist geraakt wordt. Ik voelde ook alsof ik gestoken was, alsof hij mij met iets scherps sloeg. (...) Ik voelde op enig moment ook dat ik aan het bloeden was, (...) Ik had maar één doel en dat was overleven, uit die auto komen. (...) Ik moest hem onder controle houden en dat lukte alleen met mijn rechterarm op zijn gezicht. Hij lag volgens mij toen met zijn gezicht volledig tegen de portier aan de passagierskant gedrukt zeg maar. (...) Ik voelde dat hij mij met iets scherps aan het verwonden was, ik voelde dat dit enorm veel pijn deed op de plekken waar hij mij met dat voorwerp raakte. Ik heb uit woede ook meerdere malen gescholden. Ik had door dat zijn doel was om mij uit te schakelen, hij bleef constant met iets puntigs, iets scherps op mijn hoofd inhakken en wat ik ook deed, wat ik ook probeerde, hij bleef ermee doorgaan. (…).” [7]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij buiten de auto stond en slecht zicht had op wat er in de auto gebeurde. Hij zag dat er een worsteling gaande was. Hij hoorde [slachtoffer 1] roepen dat hij met iets in zijn gezicht werd gestoken. Hij zag vervolgens dat [slachtoffer 1] zijn gezicht van de verdachte afwendde. Hij zag toen dat het gezicht van [slachtoffer 1] onder het bloed zat. [8]
[slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat hij tijdens het boeien van verdachte zag dat de man zijn rechtervuist gebald had en dat er uit de vuist van de man, tussen de duim en wijsvinger, een stuk metaal stak. Nadat hij de verdachte had gesommeerd, om hetgeen hij vast had, los te laten, zag [slachtoffer 2] dat dit een autosleutel was en dat de sleutel helemaal verbogen was. [9] Ook de -te hulp geschoten- verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een kromgebogen sleutel in zijn rechterhand had toen hij geboeid werd. [10]
Het letsel van [slachtoffer 1] is onderzocht door een forensisch arts. Op het hoofd zijn negen schaaf- c.q. krasverwondingen en twee bloeduitstortingen geconstateerd. Over de schaaf- c.q. krasverwondingen is in de letselverklaring vermeld dat de oppervlakkige schaafverwondingen zullen genezen zonder littekenvorming. De wat diepere krasverwoningen, boven de lip, boven op het hoofd, op het achterhoofd en op het voorhoofd zullen een litteken achterlaten. [11] Op de foto van 5 mei 2021 is een duidelijk zichtbaar litteken boven de bovenlip van [slachtoffer 1] te zien. [12]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn vuist, waarin hij een autosleutel vast hield, meerdere keren op het hoofd en het gezicht van [slachtoffer 1] heeft geslagen of gestompt, dat hij daarbij met die autosleutel meerdere keren in het gezicht van [slachtoffer 1] heeft gestoken of geprikt. [slachtoffer 1] heeft hieraan onder meer een blijvend litteken in het aangezicht overgehouden, dat duidelijk zichtbaar aanwezig en ontsierend is. De rechtbank kwalificeert dit letsel daarom als zwaar lichamelijk letsel.
Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank het opzet af op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Met een sleutel kunnen immers blijvende littekens, ernstige schade aan de ogen en zelfs blindheid worden veroorzaakt.
Het subsidiair tenlastegelegde onder 1 is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met geweld tegen een ambtenaar. De rechtbank neemt de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 1] (na feit 1, op 13 maart 2021 te Zevenaar) probeerden om verdachte uit zijn auto te krijgen. Verdachte reageerde niet op pogingen om hem onder controle te krijgen. Verdachte was nog steeds aan het schreeuwen en tieren over demonen. Hij en [slachtoffer 1] hebben samen aan de benen van verdachte getrokken. Verdachte bleef echter richting de passagierszijde kruipen. Nadat het de verbalisanten gelukt was om verdachte uit het voertuig te krijgen, wilden ze verdachte naar de vangrail slepen. Verdachte verzette zich daartegen door met zijn armen en benen hevige schoppende en slaande bewegingen te maken was. [slachtoffer 2] kreeg het idee dat verdachte van hen los wilde komen, omdat verdachte zich een andere richting op bewoog dan zij hem wilden brengen. [13]
[slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard:
“Ik zag dat zijn benen nog wel uit de auto bungelden. Mijn collega en ik probeerden hem allebei aan één been uit de auto te trekken. Ik zag dat dit niet lukte (...) Ik liep toen om de auto heen en we trokken hem vervolgens aan beide armen (…) naar buiten en trokken hem tegen de daar gelegen vangrail. (...) Ik had hem en wilde hem niet los laten. Ik voelde dat hij zijn arm al die tijd in een andere richting bewoog dan waar wij hem heen bewogen, hij ging nog steeds in verzet. Uiteindelijk lukte het gelukkig om hem te boeien en dus onder controle te krijgen.” [14]
[slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat hij letsel heeft opgelopen tijdens de aanhouding van verdachte. Hij heeft verklaard dat hij pijn had aan zijn rechterwreef en rechterscheenbeen, zijn rechter hand / vuist en aan zijn rechterschouder. [15]
In het huisartsjournaal betreffende [slachtoffer 2] staat vermeld dat [slachtoffer 2] pijn ervaart bij het heffen van zijn schouder en dat hij drukpijn heeft aan de pezen aan de voorkant van de schouder. Verder staat vermeld dat zich aan de zijkant van de rechter pols van [slachtoffer 2] een kleine schaafwond bevindt. [16]
Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat verdachte zich een aantal keer in een andere (tegengestelde) richting heeft bewogen terwijl [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hem al vasthadden en dat verdachte heeft geprobeerd om zich los te rukken. Verdachte maakte daarbij slaande en schoppende bewegingen. Verdachte heeft zich met die gedragingen tegen [slachtoffer 2] verzet toen die hem samen met [slachtoffer 1] wilde aanhouden. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] en het huisartsjournaal is af te leiden dat [slachtoffer 2] daarbij enig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en het tenlastegelegde onder feit 2 heeft begaan, te weten dat:
1.
subsidiair
hij op
of omstreeks13 maart 2021 te Zevenaar,
althans in Nederlandaan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aan [slachtoffer 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
een ofmeerdere steekwonden in zijn gezicht, althans zijn hoofd, heeft toegebracht, door
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [slachtoffer 1]
een ofmeerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen
en
/of
-
(daarbij
)die [slachtoffer 1] met die autosleutel
een ofmeerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, te steken/prikken;
2.
hij op
of omstreeks13 maart 2021 te Zevenaar,
althans in Nederlandzich met geweld
en/of bedreiging met geweldheeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het controleren van verdachte naar aanleiding van een ANPR hit en
/ofhet vorderen van verdachtes identiteitsbewijs, door
-
(terwijl verdachte zich in die personenauto bevond en
/ofterwijl die [slachtoffer 2] probeerde om hem, verdachte, uit die personenauto te halen/trekken
)te proberen zich los te rukken en
/ofte proberen zich in tegengestelde richting te bewegen, en
/of
-
(nadat verdachte uit die personenauto was gehaald/gekomen en
/ofterwijl die [slachtoffer 2] verdachte vast hield
)te proberen zich los te trekken/rukken en
/ofte proberen zich in tegengestelde richting te bewegen en
/ofschoppende en
/ofslaande bewegingen te maken,
terwijl dit misdrijf en
/ofde daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten pijn in/aan de voet en
/ofbeen en
/ofhand en
/ofschouder bij die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, subsidiair:
zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Beroep op psychische overmacht
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien aan hem een geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt. De raadsvrouw heeft wat betreft feit 1 aangevoerd dat verdachte zich in een kleine ruimte bevond, waarbij een van buiten komende oorzaak (opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] dook zijn auto in) zorgde voor extreme angst en wat hem in een buitengewoon onprettige situatie bracht, terwijl hij zelf onder hoge spanning verkeerde en verward was (psychotisch). Verdachte handelde in die toestand in de overtuiging dat hij dit uit zelfbehoud moest doen (slaan, terwijl hij onbewust was dat hij de sleutel in zijn hand had) en kon aan die drang tot handelen geen weerstand bieden.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte in zijn auto zat en dat hij in die auto – voor zijn gevoel – werd aangevallen, waarop hij heeft gereageerd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het beroep op psychische overmacht moet worden verworpen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij geen herinneringen heeft aan de feiten, doch slechts brokstukken. De eisen die aan psychische overmacht worden gesteld zijn hoog. Uit de verklaring van verdachte komt de angst en de psychische spanning niet naar voren. Niet is aannemelijk geworden dat sprake was van psychische overmacht.
De beoordeling door de rechtbank
Een beroep op psychische overmacht kan slechts slagen, indien de verdachte heeft gehandeld onder een zodanige van buiten komende drang, dat redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd dat hij daaraan weerstand zou bieden.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] de auto was ingebogen omdat hij de sleutel van de door verdachte bestuurde auto wilde pakken ten einde -kort weergegeven- gevaar op de weg te voorkomen. Vervolgens heeft verdachte hem geslagen en/of gestoken.
De rechtbank wil van de verdediging aannemen dat verdachte onder hoge spanning verkeerde, verward en extreem angstig was en dat hij daarom zo reageerde op het optreden van de verbalisant. De verbalisant trad echter rechtmatig op. Hij handelde ter bescherming van de verkeersveiligheid.
Er is dus sprake van een van buitenkomende dwang, maar van een dwang waarvan gevergd kan worden dat verdachte er weerstand aan biedt. De feiten die de verdediging heeft gesteld, leiden dus niet tot het door hen gewenste rechtsgevolg.
Het beroep op psychische overmacht kan daarom al niet slagen en wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte (geheel) uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat kan worden gedacht aan een voorwaardelijk deel, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Zij heeft hierbij de kanttekening gemaakt dat een voorwaardelijk deel het een en ander onnodig ingewikkeld maakt, nu de therapie die verdachte zou moeten volgen, beter door hem in Duitsland kan worden gevolgd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van een opsporingsambtenaar in functie. Verdachte heeft met zijn vuist met daarin een autosleutel meerdere malen op het hoofd en het gezicht van een opsporingsambtenaar geslagen, waardoor de ambtenaar blijvend letsel onder meer in zijn gezicht heeft opgelopen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het zich met geweld verzetten tegen een opsporingsambtenaar. Het verzet heeft plaatsgevonden op de vluchtstrook van de snelweg, hetgeen bijzonder gevaarzettend is.
Dit zijn ernstige feiten. De rechtbank rekent verdachte in het bijzonder aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de twee opsporingsambtenaren en op het ambtelijk gezag van de politie. De feiten rechtvaardigen de oplegging van een gevangenisstraf.
Adviezen
Uit het spoedconsult van 17 maart 2021, opgesteld door psychiater A. Boksem van het NIFP, volgt dat er bij verdachte aanwijzingen zijn voor een psychotisch toestandsbeeld, waarbij middelengebruik mogelijk een rol speelt. De psychiater heeft daarbij opgemerkt dat er vooralsnog geen kunnen uitspraken kunnen worden gedaan over de persoonlijkheid en het verdere functioneren van verdachte gezien het huidige floride psychotische toestandsbeeld. De psychater heeft geadviseerd tot plaatsing in het PPC en tot het laten uitvoeren van een gedragsdeskundig onderzoek door een psychiater.
In het daaropvolgende Pro Justitia rapport van 28 juni 2021 is door psychiater J. Marx gerapporteerd dat een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens door hem niet kon worden aangetoond. Hij heeft daarbij opgemerkt dat het waarschijnlijk is dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van psychotische symptomen, maar dat de oorzaak van deze mogelijke symptomen ongewis blijven. Er is geen zicht verkregen op de beweegredenen, drijfveren, remmingsmogelijkheden en handelingsalternatieven van verdachte. De psychiater heeft zich daarom onthouden van een advies omtrent de toerekening. Evenmin heeft de psychiater een uitspraak kunnen doen over het risico op recidive, doordat geen pathologische context kon worden aangetoond. Om deze reden is eveneens geen advies omtrent behandeling en/of begeleiding in een strafrechtelijk kader gegeven.
De reclassering heeft in haar advies van 30 juni 2021 geadviseerd tot een afdoening zonder reclasseringsbemoeienis. De reclassering heeft geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico, nu zij geen delictanalyse heeft kunnen opstellen en nu een delictanalyse en diagnostiek ook niet vanuit het psychiatrisch onderzoek naar voren zijn gekomen. Uit het reclasseringsadvies volgt verder nog dat de inschatting van het recidiverisico op basis van de OXREC op laag uitkomt.
De rechtbank neemt verder nog in aanmerking dat in het proces-verbaal van voorgeleiding is opgenomen dat verdachte tijdens de voorgeleiding een verwarde indruk maakte. Hij sprak wartaal en deelde mee dat hij een exorcist (duivelbezweerder) was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het delict aan een psychische stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens leed, die heeft doorgewerkt in de mate waarin verdachte zijn handelen kon bepalen en waardoor het (bewezenverklaarde) feit aan hem in verminderde mate zou moeten worden toegerekend. De rechtbank ziet in het voorgaande echter wel aanleiding om bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening te houden met de psychotische symptomen die verdachte tijdens het delict en ook direct daarna vertoonde.
Gevangenisstraf
Verdachte heeft zwaar lichamelijk letsel toegebracht met behulp van een wapen. Als Uitgangspunt voor de strafoplegging voor dit feit is een gevangenisstraf van 7 maanden. Dat het slachtoffer een verbalisant was, en dat verdachte buitensporig veel geweld heeft gebruikt, werkt strafverhogend. Daarnaast heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding en daarbij letsel veroorzaakt bij een verbalisant. De psychotische symptomen die verdachte vertoonde werken strafverlagend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht hierop in mindering brengen. Een straf gelijk aan het voorarrest, zoals de raadsvrouw heeft bepleit, vindt de rechtbank niet passend gezien de ernst van de feiten en de impact van die feiten op de slachtoffers. De rechtbank ziet eveneens geen aanleiding om een voorwaardelijk deel op te leggen zoals de raadsvrouw subsidiair heeft voorgesteld. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank ook het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
De straf is veel lager dan de officier van justitie heeft geëist. Dit is onder meer gelegen in de omstandigheid dat de rechtbank een zware mishandeling bewezen heeft verklaard, in plaats van een poging tot doodslag zoals de officier van justitie bewezen vond. De rechtbank heeft ook in sterkere mate rekening gehouden met de omstandigheid dat het dossier aanleiding geeft om aan te nemen dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van een psychose.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.250,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 650,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. Zij heeft verder opgemerkt dat verdachte zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. Hij voelt zich verantwoordelijk, ondanks dat hij geen controle had over wat hij heeft gedaan.
De beoordeling van de rechtbank
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Vordering van [slachtoffer 1]
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt.
Door de zware mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een blijvend litteken in het aangezicht en littekens op het (achter)hoofd opgelopen. Verder levert het opzettelijk steken met een sleutel op het gezicht en hoofd een schending op van het fundamentele recht op de lichamelijk integriteit en het gevoel van veiligheid. De benadeelde is dus ook op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 1.250,-vaststellen.
Vordering van [slachtoffer 2]
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt.
Door het zich met geweld verzetten tegen een ambtenaar heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van pijn bij het heffen van de rechter schouder, drukpijn aan de pezen aan de voorkant van de rechter schouder en een kleine schaafwond op de zijkant van de rechter pols. Verder levert het verzetten met geweld tegen een ambtenaar een schending op van het fundamentele recht op de lichamelijk integriteit en het gevoel van veiligheid. De benadeelde is dus ook op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 400,-vaststellen. De rechtbank zal het overige deel afwijzen.
Verdachte is vanaf 13 maart 2021 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 181, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.250,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 1.250,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 22 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 400,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot smartengeld voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 400,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. M.P. Bos en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2021.
Mr. J.M.P. van der Meulen is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20210330-0955 ON4R021031, gesloten op 16 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 25-26; Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 26.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 26; Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 26-27.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 38.
11.Letselbeschrijving d.d. 1 juni 2021, opgesteld door mr. drs. J.M.B.L. van Remmen, forensisch arts VGGM.
12.Bijlage 3 bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 27-28.
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 32-33.
16.Huisartsjournaal, bijlage bij Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] , p. 37.