ECLI:NL:RBGEL:2021:4149

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
05/043117-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, een gaspistool van het merk BBM, model 17. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 29 december 2020 in Maarssen. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim, omdat het vermoeden van het wapen enkel was gebaseerd op onduidelijke getuigenverklaringen en dat er geen redelijk vermoeden was voor een strafbaar feit. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor het vermoeden van een strafbaar feit, en dat de verbalisanten bevoegd waren om het wapen te vorderen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het gaspistool in zijn woning voorhanden had en dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde een geldboete op van € 550,-, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had en dat hij jonge kinderen in huis had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/043117-21
Datum uitspraak : 29 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsvrouw: mr. K. Bruil, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2020 te Maarssen, een vuurwapen van categorie III, te weten: een (gas)pistool, van het merk BBM, model 17, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim omdat het vermoeden dat er een wapen in de woning van verdachte zou zijn, alleen is gebaseerd op niet nader geconcretiseerde en volstrekt onduidelijke uitlatingen van een getuige. Daarbij is enige mate van druk niet geschuwd door de verbalisanten. Omdat er geen redelijk vermoeden was van een door verdachte gepleegd strafbaar feit, mocht geen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid ex artikel 52, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Het onder verdachte aangetroffen gaspistool dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt is dat, indien het niet de verdachte is die door de niet-naleving van een vormvoorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, als regel geldt dat geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft, voor zover al druk zou zijn uitgevoerd op getuige [getuige] , daaraan in de zaak van verdachte daarom geen consequentie te worden verbonden.
Met betrekking tot het betoog dat geen sprake was van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit overweegt de rechtbank het volgende.
Getuige [getuige] , de vrouw van (medeverdachte) [medeverdachte] , heeft op 29 december 2020 verklaard dat de computer en telefoon van [medeverdachte] op dat moment bij verdachte zouden zijn. Zij heeft verder verklaard dat er bij de aanhouding van [medeverdachte] ‘iets’ niet was gevonden en dat dat mogelijk nog in Heerhugowaard zou liggen of op het adres [adres] in Maarssen. Verbalisanten hadden het vermoeden dat het om een vuurwapen ging, maar dat [getuige] dat niet hardop durfde uit te spreken. Dit vermoeden van de verbalisanten was (ook) gebaseerd op de omstandigheid dat [getuige] op 8 december 2020 tegenover de wijkagent heeft verklaard dat [medeverdachte] over een vuurwapen kan beschikken en hij dit in de tuin bewaarde. Op dat moment werd in de tuin geen wapen aangetroffen, zodat verbalisanten het vermoeden hadden dat het wapen in omloop was.
Deze omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, maken naar het oordeel van de rechtbank dat er een redelijk vermoeden was van een strafbaar feit. De verbalisanten waren daarom bevoegd om uitlevering van het wapen te vorderen. De rechtbank concludeert dat van een vormverzuim geen sprake is geweest.
Op 29 december 2020 waren verbalisanten in de woning van verdachte in Maarssen en nadat naar het wapen van [medeverdachte] was gevraagd, overhandigde verdachte een plastic zak. In de zak zat een zwart koffertje. Na opening van het koffertje zag de verbalisant een op een zwart vuurwapen gelijkend voorwerp, met een magazijn met patronen. [2]
Het inbeslaggenomen voorwerp is een gaspistool van het merk BBM, model 17 en is geschikt
om weerloosmakende of traanverwekkende stoffen door een loop af te schieten. Derhalve is dit gaspistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de WWM. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dit wapen in zijn woning voorhanden gehad en is het hem ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 december 2020 te Maarssen, een vuurwapen van categorie III, te weten: een
(gas
)pistool, van het merk BBM, model 17, voorhanden heeft gehad
en/of heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, mocht het verweer omtrent het verzuim in het vooronderzoek niet leiden tot bewijsuitsluiting, met deze omstandigheid rekening wordt gehouden bij de strafmaat. Verder heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de oriëntatiepunten van de rechtbanken eerst op 1 juli 2021 zijn veranderd van een geldboete van € 550,- naar een gevangenisstraf van een maand. Het nieuwe oriëntatiepunt doet geen recht aan de zaak van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een gaspistool in zijn woning voorhanden gehad. Hij heeft daarover niet willen verklaren, maar verdachte heeft een gevaarlijke situatie gecreëerd in zijn huis, waar ook jonge kinderen wonen. De rechtbank betrekt daarbij dat het pistool in een koffertje in een plastic zak op een kast lag en dus niet goed afgesloten (bijvoorbeeld in een kluis) werd bewaard.
De rechtbank betrekt verder bij haar beslissing dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De reclassering heeft dit ook benoemd in het rapport van 2 juli 2021. Daarin is beschreven dat verdachte zijn leven in maatschappelijk opzicht op orde heeft. Er worden geen problemen gesignaleerd op de verschillende uitgevraagde leefgebieden. Desondanks bestaan er vraagtekens en zorgen rondom het delict en een eventueel netwerk daaromheen. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat omdat verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept. Indien verdachte wordt veroordeeld, heeft de reclassering wel zorgen over het feit dat hij een vuurwapen in zijn woning bewaart. Dit brengt veiligheidsrisico's met zich en verdachte heeft twee minderjarige kinderen die ook woonachtig zijn in zijn huis. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank ziet aanleiding aan te sluiten bij de LOVS-oriëntatiepunten zoals die golden tot juli 2021. Naar het oordeel van de rechtbank is een geldboete van € 550,- passend in de zaak van verdachte. Die straf zal hem dan ook worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 550,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door elf dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON4R020116 (onderzoek Borch), gesloten op 16 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1156-1157.
3.Proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 1163-1164.