ECLI:NL:RBGEL:2021:4096

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
C/05/381598 / HZ ZA 20-479
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen in verband met vermeende levering van auto's

In deze zaak vordert de rechtspersoon naar buitenlands recht, Fenerbahçe Futbol A.S., gevestigd in Istanbul, Turkije, een bedrag van € 831.929,50 terug van de gedaagden, een vennootschap onder firma en haar vennoten, die zich bezighouden met de handel in auto's. Fenerbahçe stelt dat dit bedrag onverschuldigd is betaald, omdat er geen rechtsverhouding bestaat tussen haar en de gedaagden. De betaling vond plaats op 30 september 2020, op een rekening van de gedaagden, na ontvangst van een vervalste e-mail waarin werd verzocht om de betaling te doen op een gewijzigd rekeningnummer. De rechtbank heeft vastgesteld dat Fenerbahçe de betaling heeft gedaan zonder dat er een rechtsgrond voor bestond, aangezien de gedaagden niet in staat zijn geweest te bewijzen dat zij daadwerkelijk auto's aan Fenerbahçe hebben geleverd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 december 2020. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten en de beslagkosten. De rechtbank heeft de vordering van Fenerbahçe tot terugbetaling toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/381598 / HZ ZA 20-479
Vonnis van 4 augustus 2021
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
FENERBAHÇE FUTBOL A.S.,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
eiseres,
advocaat mr. Ph.A. Vos te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
V.O.F. [gedaagde partij 2],
gevestigd te Doetinchem,
2.
[gedaagde partij 2],
wonende te Doetinchem,
3.
[gedaagde partij 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N. Turkkol te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Fenerbahçe en [gedaagde partijen] genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk van elkaar [gedaagde partij 1] , [gedaagde partij 2] en [gedaagde partij 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de akte houdende overlegging producties van Fenerbahçe van 10 juni 2021
  • de nadere akte overlegging producties van Fenerbahçe van 10 juni 2021
  • het proces-verbaal van 10 juni 2021, waarover bij e-mailbericht van 21 juni 2021 namens Fenerbahçe opmerkingen zijn gemaakt
  • de aanhouding van de zaak in verband met schikkingsonderhandelingen
  • het verzoek op de rol van 30 juni 2021 van [gedaagde partijen] om een tussenvonnis te wijzen waarin hij in de gelegenheid wordt gesteld om getuigen te horen
  • het bericht op de rol van 30 juni van Fenerbahçe waarin zij zich op het standpunt stelt dat het verzoek van [gedaagde partijen] om getuigen te mogen horen dient te worden gepasseerd en om vonnis vraagt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Fenerbahçe is een grote voetbalclub. De heer [betrokkene1] (hierna: [betrokkene1] ) is bestuursvoorzitter van Fenerbahçe.
2.2.
[gedaagde partij 1] is een onderneming die zich bezighoudt met de handel in auto’s. [gedaagde partij 2] en [gedaagde partij 3] zijn vennoten van [gedaagde partij 1] (productie 1 van Fenerbahçe).
2.3.
Op 31 januari 2019 heeft Fenerbahçe een overeenkomst gesloten met de Italiaanse voetbalclub Empoli Football Club S.p.a (hierna: Empoli) op grond waarvan Fenerbahçe een voetballer van Empoli heeft gekocht voor een bedrag van € 3.900.000 (productie 2 en 20 van Fenerbahçe).
In de overeenkomst is bepaald dat het bedrag in drie termijnen wordt betaald, te weten € 1.500.000 bij het tekenen van de overeenkomst, € 1.400.000 op 25 januari 2020 en € 1.000.000 op 25 september 2020 op een rekening van Empoli FC, gehouden bij de bank Monte Dei Paschi, rekeningnummer IT 05 Q 01030 3783000063492305.
Bij factuur van 31 januari 2019 heeft Empoli de bedragen bij Fenerbahçe in rekening gebracht met de vermelding van voormelde betaaldata en rekeningnummer (productie 3 van Fenerbahçe).
2.4.
Op 25 september 2020 heeft [gedaagde partij 1] € 830.000,00 gefactureerd aan de heer [betrokkene1] onder vermelding van “Delivery of Special Cars, commisionar [betrokkene5] ”.
Op 25 september 2020 heeft [gedaagde partij 1] afzonderlijke facturen bestemd voor [betrokkene1] opgesteld met betrekking tot auto’s, een boot en twee graafmachines (hierna gezamenlijk te noemen: de auto’s) voor een bedrag van in totaal € 725.000 en een factuur bestemd voor [betrokkene2] te [land] ten bedrage van € 105.000 (productie 7 en 9 bij de beslagstukken, zijnde productie 17 van Fenerbahçe).
2.5.
Bij e-mailbericht van 25 september 2020, 17:16 uur, afkomstig van e-mailadres [e-mailadres] heeft Empoli aan Fenerbahçe een herinnering gestuurd aan de overeenkomst en de laatste betaaltermijn (productie 19 van Fenerbahçe).
2.6.
Bij e-mailbericht van 25 september 2020, 19:25 uur, afkomstig van e-mailadres [e-mailadres] is Fenerbahçe medegedeeld:
“Please disregard my previous email, i have attached new documents fort this payment. I look forward to your reply and proof of payment.”Als bijlagen bij het bericht zijn een brief gevoegd waarin wordt verzocht om de laatste termijn over te maken op een rekeningnummer [nummer] bij de Rabobank op naam van “Empoli FC [betrokkene3] ” en een gewijzigde factuur met het gewijzigde bankrekeningnummer en tenaamstelling gedaan (producties 4, 12 en 19 van Fenerbahçe).
Bij e-mailberichten, afkomstig van e-mailadres [e-mailadres] van 28 en 29 september 2020 heeft Fenerbahçe aanmaningen ontvangen in verband met betaling van de laatste termijn (productie 20 van Fenerbahçe).
2.7.
Op 30 september 2020 heeft Fenerbahçe een bedrag van € 831.929,50 betaald op rekeningnummer [nummer] (productie 6 van Fenerbahçe).
2.8.
Bij e-mailbericht van 30 september 2020, 13:05 uur, afkomstig van e-mailadres [e-mailadres] heeft Empoli Fenerbahçe bericht dat geen betaling is ontvangen en gesommeerd om voor 9 oktober 2020 het bedrag van € 1.000.000,00 vermeerderd met een bedrag van € 64.200,00 in verband met te late betaling, aan Empoli te voldoen (productie 19 van Fenerbahçe).
2.9.
Bij e-mailbericht van 1 oktober 2020 heeft Fenerbahçe aan e-mailadres [e-mailadres] bericht dat zij op 30 september € 831.292,50 heeft voldaan. Daarbij is als volgt medegedeeld:
“According to Article 2/c, d and e of the transfer agreement executed by and between Empoli and Fenerbahçe, Fenerbahçe deducted solidarity contribution amounted 168.070,50-EUR from the third instalment.”(productie 20 van Fenerbahçe).
2.10.
Op 19 oktober 2020 heeft Empoli een arbitrageprocedure tegen Fenerbahçe aanhangig gemaakt bij de FIFA omdat Fenerbahçe de laatste termijn niet aan haar had voldaan (productie 16 van Fenerbahçe).
2.11.
Op 3 december 2020 hebben [betrokkene1] en de heer [betrokkene4] , vice-voorzitter van Fenerbahçe een verklaring opgesteld waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
7. Mr. [betrokkene1] hereby confirms that he has never ordered anything from [gedaagde partij 1] , never instructed or authorizes anyone to purchase anything from [gedaagde partij 1] and never received delivery of anything from [gedaagde partij 1] or from any of the brokers referred to by [gedaagde partij 2] (...)
9. Fenerbahçe also never consented to intended to make any payment to [gedaagde partij 2] or his company. (…)”productie 8 van Fenerbahçe).
2.12.
Bij brief van 3 december 2020 heeft de advocaat van Fenerbahçe aan [gedaagde partijen] medegedeeld dat er geen rechtsbetrekking bestaat tussen Fenerbahçe en [gedaagde partijen] en dat het bedrag van € 831.929,50 onverschuldigd is betaald, zodat [gedaagde partijen] het bedrag op grond van artikel 6:203 BW, vermeerderd met wettelijke handelsrente per 30 september 2020 dient terug te betalen aan Fenerbahçe (productie 9 van Fenerbahçe).
2.13.
Omdat [gedaagde partijen] weigerde het bedrag aan Fenerbahçe terug te betalen, heeft Fenerbahçe op 4 december 2020, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van rechtbank Amsterdam, ten laste van [gedaagde partijen] conservatoir beslag laten leggen onder de Rabobank, de ABN AMRO Bank, de ING bank, Nationale Nederlanden Bank, op roerende zaken en op onroerende zaken (productie 10 van Fenerbahçe).
2.14.
Op 8 december 2020 heeft de advocaat van Fenerbahçe namens Fenerbahçe aangifte bij de politie gedaan van acquisitiefraude / oplichting (productie 11 van Fenerbahçe).
2.15.
In de arbitrageprocedure bij de FIFA is op 1 april 2021 een regeling getroffen, inhoudende dat Fenerbahçe een bedrag van € 831.930, te vermeerderen met rente en kosten aan Empoli betaalt waarmee zij intrekking van haar FIFA-licentie voorkomt (productie 16 van Fenerbahçe).

3.Het geschil

3.1.
Fenerbahçe vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde partijen] (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 831.929,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde partijen] (hoofdelijk) te veroordelen in de kosten van deze procedure, op de voet van het in artikel 706 Rv bepaalde de beslagkosten daaronder begrepen en de buitengerechtelijke incassokosten van € 5.934,65.
3.2.
Fenerbahçe legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde partij 1] omdat er geen enkele rechtsverhouding is tussen haar en [gedaagde partijen] . [gedaagde partijen] is daarom op grond van artikel 6:203 BW gehouden het ontvangen bedrag met rente en kosten aan haar terug te betalen.
3.3.
[gedaagde partijen] voert ten verwere aan dat het bedrag wel degelijk is betaald met een rechtsgrond omdat hij auto’s voor het bedrag heeft geleverd of in ieder geval geen rekening had hoeven houden met teruggave van het bedrag. [gedaagde partijen] concludeert tot afwijzing van de vorderingen door deze aan Fenerbahçe te ontzeggen, hetzij door Fenerbahçe niet-ontvankelijk te verklaren met veroordeling van Fenerbahçe in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

IPR
4.1.
Fenerbahçe is gevestigd in Turkije. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat de rechtbank allereerst ambtshalve zal beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van het geschil en welk recht van toepassing is.
4.2.
Op grond van artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechtelijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken wordt een partij die zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Gelet op de vestigings-/woonplaats van [gedaagde partijen] is de rechtbank bevoegd kennis te nemen van het geschil.
4.3.
Fenerbahçe heeft haar vorderingen gegrond op onverschuldigde betaling. De vordering is ingesteld in verband met fraude.
Een en ander betekent dat het toepasselijk recht is geregeld in de Verordering (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II). Ingevolge artikel 10 lid 1 Rome II wordt de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit ongerechtvaardigde verrijking, waaronder begrepen onverschuldigde betaling, en die tevens verband houdt met een bestaande, nauw met die ongerechtvaardigde verrijking samenhangende betrekking tussen partijen, zoals een overeenkomst of een onrechtmatige daad, beheerst door het recht dat op die betrekking van toepassing is. Artikel 4 lid 1 Rome II houdt in dat, tenzij in de verordening anders is bepaald, het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht is van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Gezien de gang van zaken heeft Nederland te gelden als het land waar de schade zich voordoet. Immers, deze zaak betreft vermogensschade, die is geleden in Nederland op het moment dat het onverschuldigd betaalde bedrag door Fenerbahçe werd gestort op de bankrekening van [gedaagde partij 2] bij de Rabobank. De Rabobank is statutair gevestigd in Nederland. Nederlands recht is dus toepasselijk.
onverschuldigde betaling
4.4.
Fenerbahçe vordert het door haar aan [gedaagde partijen] betaalde bedrag terug als onverschuldigd betaald. [gedaagde partijen] betwist allereerst dat onverschuldigd is betaald omdat hij voor het door Fenerbahçe betaalde bedrag auto’s heeft geleverd. [gedaagde partijen] stelt dat hij de auto’s heeft geleverd nadat de heren [betrokkene5] (hierna: [betrokkene5] ) en [betrokkene6] (hierna: [betrokkene6] ) medio september op bezoek waren geweest bij de autohandel, waarbij zij hadden meegedeeld geïnteresseerd te zijn in exclusieve oldtimers voor [betrokkene1] en dat het budget ongeveer € 830.000 was. [gedaagde partijen] stelt dat [betrokkene5] en [betrokkene6] als commissionairs optraden voor [betrokkene1] en dat hij de auto’s na betaling heeft geleverd. Er is dus wel degelijk sprake van een rechtsgrond voor de betaling, aldus [gedaagde partijen]
4.5.
Op grond van artikel 6:203 lid 1 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed geeft, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Niet in geschil is dat Fenerbahçe op 30 september 2020 € 831.929,50 heeft betaald op rekening [nummer] . Uit de door Fenerbahçe overgelegde bankafschriften (productie 10 bij de als productie 17 overgelegde beslagstukken) blijkt dat die rekening de zakelijke rekening van [gedaagde partij 2] is. De vraag is of die betaling een rechtsgrond heeft. Fenerbahçe stelt dat die rechtsgrond er niet is omdat er geen enkele rechtsbetrekking tussen haar en [gedaagde partijen] bestaat. [gedaagde partijen] stelt dat die rechtsbetrekking er wél is doordat [betrokkene5] en [betrokkene6] namens [betrokkene1] auto’s hebben gekocht. Fenerbahçe betwist dat [betrokkene5] en/of [betrokkene6] namens hem of Fenerbahçe kon(den) handelen.
4.6.
De rechtbank begrijpt het standpunt van [gedaagde partijen] aldus dat hij stelt dat hij auto’s heeft geleverd nadat een koopovereenkomst was gesloten waarbij [betrokkene5] en/of [betrokkene6] als opdrachtnemer(s) of gevolmachtigde(n) van [betrokkene1] bevoegd was/waren om namens [betrokkene1] auto’s te kopen. Naast de betwisting dat [betrokkene5] of [betrokkene6] bevoegd was om namens [betrokkene1] auto’s te kopen en dat een rechtsbetrekking met Fenerbahçe zou zijn ontstaan, stelt Fenerbahçe dat uit niets blijkt dat [gedaagde partijen] de auto’s heeft geleverd.
4.7.
[gedaagde partijen] beroept zich ter onderbouwing van zijn standpunt op de facturen van 25 september 2020. Opvallend is dat met uitzondering van één factuur de lay-out van alle facturen gelijk is. Gericht aan ali [betrokkene1] , fact: 2020261 en referentie 673P07880 Delivery of Special Cars, commisionar [betrokkene5] . De afwijkende factuur staat op naam van [betrokkene2] in [land] zonder de vermelding van het referentienummer en [betrokkene5] als commissionair. Dit betreft in elk geval geen koopovereenkomst waaraan [betrokkene1] gebonden kan zijn. Verder constateert de rechtbank dat geen van de facturen is geaccordeerd door de klant, terwijl onderaan de factuur een regel is opgenomen “
Voor akkoord klant:”. Gelet op de hoogte van de koopprijzen van de auto’s komt het onwaarschijnlijk voor dat geen paraaf wordt gevraagd. Verder is niet toegelicht waarom [betrokkene1] geïnteresseerd zou zijn in graafmachines die bovendien niet op het terrein van [gedaagde partij 1] gestald stonden. Dat er een overeenkomst met betrekking tot de in de facturen genoemde auto’s tot stand is gekomen, heeft [gedaagde partijen] in het licht van de betwisting door Fenerbahçe onvoldoende onderbouwd. Bovendien is niet gebleken aan wie de auto’s zijn geleverd. Daarnaast heeft [gedaagde partijen] , na betwisting door Fenerbahçe, op geen enkele wijze onderbouwd dat [betrokkene5] of [betrokkene6] bevoegd was om voor [betrokkene1] rechtshandelingen te verrichten terwijl Fenerbahçe die bevoegdheid door middel van haar als productie 8 overgelegde verklaring gemotiveerd en onderbouwd heeft betwist. Ter zitting heeft [gedaagde partij 3] weliswaar gesteld dat hij een kopie heeft gemaakt van het identiteitsbewijs van [betrokkene5] en dat [betrokkene5] een machtigingsformulier (een stuk genaamd “power of attorney) heeft laten zien, maar hij heeft daarvan geen kopie overgelegd. Gelet op de uitdrukkelijke vraag in de agenda van de mondelinge behandeling (Op welke wijze heeft [gedaagde partij 1] de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [betrokkene5] en [betrokkene6] gecontroleerd?) had deze gestelde kopie moeten worden overgelegd. Daarom heeft te gelden dat niet is gebleken dat [betrokkene5] (of [betrokkene6] ) namens [betrokkene1] overeenkomsten kon(den) sluiten. Daar komt bij dat een overeenkomst tussen [gedaagde partijen] en [betrokkene1] zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – nog geen rechtsbetrekking oplevert tussen [gedaagde partijen] en Fenerbahçe. Dat geldt te meer nu op de door [gedaagde partijen] overgelegde facturen (productie 7 van Fenerbahçe) slechts de naam van [betrokkene1] is vermeld en niet (zijn hoedanigheid van bestuursvoorzitter van) Fenerbahçe. Een en ander leidt tot de conclusie dat niet is gebleken van een rechtsbetrekking tussen Fenerbahçe en [gedaagde partijen] Daaruit vloeit voort dat Fenerbahçe het bedrag van € 831.929,50 onverschuldigd op de rekening van [gedaagde partij 2] heeft voldaan.
4.8.
[gedaagde partijen] heeft ter zitting en in zijn bericht (roldatum 30 juni 2021) verzocht om te worden toegelaten om bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen. [gedaagde partijen] heeft niet geconcretiseerd wie hij als getuigen wil horen en wat hij daarmee precies wil bewijzen. Ter zitting heeft zijn advocaat verklaard dat [gedaagde partijen] iemand als getuige wil horen die erbij aanwezig was toen [betrokkene5] en/of [betrokkene6] het machtigingsformulier liet(en) zien. Het bewijsaanbod zal worden gepasseerd. Zoals in r.o. 4.7 al is overwogen kan het eventuele bestaan van een rechtsbetrekking tussen [gedaagde partijen] en [betrokkene1] nog niet leiden tot de conclusie dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen [gedaagde partijen] en Fenerbahçe. [gedaagde partijen] heeft daarover niets gesteld, zodat eventueel bewijs van een machtiging door [betrokkene1] aan [betrokkene5] en/of [betrokkene6] geen bewijs oplevert van een rechtsbetrekking tussen Fenerbahçe en [gedaagde partijen] en [gedaagde partijen] niet kan baten.
eigen schuld/redelijkheid en billijkheid
4.9.
[gedaagde partijen] stelt zich voorts op het standpunt dat hij geen enkele twijfel had aan de juistheid van de opdracht en dat Fenerbahçe beter had moeten opletten en had moeten verifiëren dat de betaling naar de juiste partij zou gaan alvorens het bedrag over te boeken. Doordat zij dat niet heeft gedaan is sprake van "eigen schuld”. Verder stelt [gedaagde partijen] zich op het standpunt dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van hem kan worden gevergd dat hij het bedrag terugbetaalt omdat hij auto’s heeft geleverd voor het bedrag.
4.10.
Zoals in r.o. 4.7 reeds is overwogen heeft [gedaagde partijen] na betwisting door Fenerbahçe onvoldoende onderbouwd dat de auto’s daadwerkelijk door hem zijn geleverd.
Voor zover uitgangspunt is dat de auto’s zijn geleverd, geldt bovendien het volgende.
4.11.
Fenerbahçe heeft desgevraagd gesteld dat betalingen door haar plaatsvinden volgens gedetailleerde interne regelingen, onder meer inhoudende dat twee bestuursleden op basis van een ontvangen factuur de bankinstructie tekenen, de finance manager en de CFO de betaling vervolgens controleren waarna uiteindelijk effectuering van de betaling plaatsvindt. Fenerbahçe stelt dat deze gang van zaken ook heeft plaatsgevonden bij betaling van het bedrag van € 831.929. Ter onderbouwing heeft Fenerbahçe als productie 18 een rapport van 15 januari 2021 “Cyber Incident Analysis Report” overgelegd dat in opdracht van Fenerbahçe naar aanleiding van de fraude is opgesteld door E&Y waaruit een en ander blijkt. Aan de zijde van Fenerbahçe is blijkbaar een procedure gevolgd ter voorkoming van fraude. De sterke gelijkenis tussen de originele factuur en de vervalste factuur, de timing van de valse factuur (vlak na contact tussen Fenerbahçe en Empoli over de betaling), het gebruik van de naam van haar contactpersoon bij Empoli in het valse e-mailbericht en het feit dat het valse e-mailadres van de afzender slechts één letter verschilde van het juiste emailadres en toevoeging aan de naam “ [gedaagde partij 2] ” aan “Empoli FC” bij de tenaamstelling, hebben ertoe geleid dat Fenerbahçe ondanks de gevolgde procedure toch aan de verkeerde partij heeft betaald.
4.12.
[gedaagde partijen] heeft over de gang van zaken gesteld dat hij een identiteitsbewijs van [betrokkene5] heeft gezien en gekopieerd, maar hij heeft dat niet overgelegd. Het machtigingsformulier op grond waarvan namens [betrokkene1] zou zijn gehandeld, heeft [gedaagde partijen] niet gekopieerd. [gedaagde partijen] heeft ter zitting verklaard dat hij dat formulier niet heeft gekopieerd omdat hij een antennetje heeft voor mensen. Kennelijk heeft het die dag achteraf gezien niet gewerkt. [gedaagde partijen] heeft voorts gesteld dat hij nooit een overeenkomst of factuur laat ondertekenen door kopers en dat hij ook nooit laat tekenen als een auto bij hem wordt opgehaald. [gedaagde partijen] heeft in zijn conclusie van antwoord gesteld dat hij geen enkele reden had om te twijfelen aan de juistheid van de opdracht en dat hem in redelijkheid en billijkheid niets is te verwijten. Uit de geschetste gang van zaken blijkt echter dat [gedaagde partijen] bij het sluiten van de overeenkomst en het leveren van de auto’s niets schriftelijk heeft vastgelegd, waarbij hij kennelijk onvoldoende duidelijkheid had over wie zijn contractspartner precies was.
4.13.
Gelet op de door Fenerbahçe enerzijds en [gedaagde partijen] anderzijds in acht genomen zorgvuldigheid is de rechtbank van oordeel dat Fenerbahçe niet kan worden verweten dat zij onvoldoende zorgvuldig is geweest bij de betaling, terwijl [gedaagde partijen] kennelijk met personen heeft gecontracteerd zonder deugdelijk te verifiëren wie die personen precies waren en zonder zorgvuldige schriftelijke vastlegging daarvan. Een en ander brengt met zich dat het standpunt van [gedaagde partijen] dat sprake is van eigen schuld van Fenerbahçe als gevolg van onzorgvuldig handelen niet houdbaar is. Het beroep van [gedaagde partijen] op redelijkheid en billijkheid omdat hij voor het overgemaakte bedrag auto’s heeft geleverd, wordt gepasseerd. Daargelaten dat de auto voor [betrokkene2] in [land] voor een koopprijs van € 105.000,00 buiten beschouwing moet worden gelaten, is niet komen vast te staan dat [gedaagde partijen] auto’s heeft geleverd voor het overgemaakte bedrag.
resumerend
4.14.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering van Fenerbahçe tot terugbetaling van € 831.929,50 zal worden toegewezen. [gedaagde partijen] heeft verweer gevoerd tegen de vordering tot voldoening van de wettelijke rente omdat geen sprake is van verzuim. De vordering tot voldoening van wettelijke rente aan Fenerbahçe zal worden toegewezen vanaf 4 december 2020. Bij brief van 3 december 2020 heeft Fenerbahçe [gedaagde partijen] gesommeerd om het door haar onverschuldigd betaalde bedrag per ommegaande aan haar terug te betalen. Doordat [gedaagde partijen] aan die sommatie geen gehoor heeft gegeven, verkeerde hij vanaf dat moment in verzuim, zodat hij vanaf dat moment wettelijke rente verschuldigd is.
4.15.
Fenerbahçe vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten. [gedaagde partijen] voert verweer. Hij stelt dat er geen buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht die meer hebben omvat dan een aanmaning of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Fenerbahçe heeft onvoldoende onderbouwd dat en welke buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering daartoe zal daarom worden afgewezen.
4.16.
Fenerbahçe vordert [gedaagde partijen] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.909,10 voor verschotten en € 3.099,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 3.099,00).
4.17.
[gedaagde partijen] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fenerbahçe worden begroot op:
- dagvaarding € 110,81
- griffierecht 3.475,00 (€ 4.131,00 -/- € 656,00 i.v.m. beslagrekest)
- salaris advocaat
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)
Totaal € 9.783,81

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Fenerbahçe te betalen een bedrag van € 831.929,50 (achthonderdéénendertig duizendnegenhonderdnegenentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 4 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 5.008,10,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Fenerbahçe tot op heden begroot op € 9.783,81,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.
jo/st