ECLI:NL:RBGEL:2021:4094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
05/881124-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het gebruik van valse documenten om subsidiegelden te verkrijgen

Op 19 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Renkum, die werd beschuldigd van het gebruik maken van valse documenten om subsidiegelden van de provincie Gelderland te verkrijgen. De verdachte, geboren in 1967, werd ervan beschuldigd in de periode van 19 april 2017 tot en met 16 november 2017, samen met een medeverdachte, meermalen opzettelijk valse en/of vervalste geschriften voorhanden te hebben gehad en hiervan gebruik te maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte valse urenregistraties en arbeidsovereenkomsten hebben ingediend bij een instantie, met als doel het verkrijgen van subsidiegelden voor een project. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk valse geschriften heeft gebruikt, maar sprak hem vrij van een deel van de tenlastelegging omdat het bewijs niet voldeed aan de wettelijke eisen.

De rechtbank overwoog dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat de redelijke termijn was overschreden. De officier van justitie had een taakstraf van 90 uur geëist, met als alternatief 45 dagen hechtenis. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op van 90 uur, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zou worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/881124-18
Datum uitspraak : 19 juli 2021
Verstek
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2017 tot en met 16 november 2017 te Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk valse en/of vervalste geschriften voorhanden heeft gehad en gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
-een declaratie met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] (door [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] ) en met betrekking tot gewerkte uren op 29 februari 2017 (door [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [medeverdachte] en [verdachte] ) in het eerste kwartaal van 2017 (A01.01-026.01)
-een declaratie met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] door [naam 3] in het tweede kwartaal van 2017 (A01.01-027.01),
-een urenregistratie met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] door [medeverdachte] op 29 februari 2017 (A01.01-015),
-een urenregistratie met betrekking tot gewekte uren bij [bedrijfsnaam 1] door [verdachte] op 29 februari 2017 (A01.01-015)
-een arbeidsovereenkomst van [naam 4] met [bedrijfsnaam 1] (A01.01-018-025), -urenregistraties met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] in de periode januari tot en met maart 2017 door [naam 3] / [naam 4] (A01.01-018-008, A01.01-018-009, A01.01-018-010),
-urenregistraties met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] in de periode januari tot en met maart 2017 door [naam 1] (A.01.01-018-002, A01.01-018-003, A01.01-018-004) en/of
-urenregistraties met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] in de periode januari tot en met maart 2017 door [naam 2] (A.01.01-018-005, A01.01-018-006, A01.01-018-007)
in de dienen bij / te overleggen aan / op te sturen naar / ter beschikking te stellen aan [bedrijfsnaam 2] en/of curator [naam 5] en/of (via curator [naam 5] ) de [slachtoffer] ten behoeve van het (laten) uit betalen van subsidiegelden voor het [projectnaam] .

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] in de periode van 19 april 2017 tot en met 16 november 2017 te Arnhem, meermalen opzettelijk valse en/of vervalste geschriften voorhanden heeft gehad en hiervan gebruik heeft gemaakt, te weten urenregistraties en arbeidsovereenkomsten van de in de tenlastelegging genoemde personen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] de geschriften hebben ingediend bij [bedrijfsnaam 2] en curator [naam 5] , met als doel het verkrijgen van subsidiegelden vanuit de [slachtoffer] ten behoeve van het [projectnaam] .
Verdachte heeft met het verstrekken van deze valse geschriften een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Hij heeft daarmee opzet gehad op de misleiding de [slachtoffer] . De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte opzet had op het declareren van uren op een niet bestaande datum van 29 februari 2017 (schrikkeljaar). De rechtbank zal verdachte daarvan partieel vrijspreken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

3.De beslissing inzake het bewijs

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 19 april 2017 tot en met 16 november 2017 te Arnhem,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk valse
en/of vervalstegeschriften voorhanden heeft gehad en gebruik heeft gemaakt van valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
-een declaratie met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] (door [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] )
en met betrekking tot gewerkte uren op 29 februari 2017 (door [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [medeverdachte] en [verdachte] )in het eerste kwartaal van 2017 (A01.01-026.01)
-een declaratie met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] door [naam 3] in het tweede kwartaal van 2017 (A01.01-027.01),
-een urenregistratie met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] door [medeverdachte] op 29 februari 2017 (A01.01-015),
-een urenregistratie met betrekking tot gewekte uren bij [bedrijfsnaam 1] door [verdachte] op 29 februari 2017 (A01.01-015)
-een arbeidsovereenkomst van [naam 4] met [bedrijfsnaam 1] (A01.01-018-025),
-urenregistraties met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] in de periode januari tot en met maart 2017 door [naam 3] / [naam 4] (A01.01-018-008, A01.01-018-009, A01.01-018-010),
-urenregistraties met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] in de periode januari tot en met maart 2017 door [naam 1] (A.01.01-018-002, A01.01-018-003, A01.01-018-004) en/of
-urenregistraties met betrekking tot gewerkte uren bij [bedrijfsnaam 1] in de periode januari tot en met maart 2017 door [naam 2] (A.01.01-018-005, A01.01-018-006, A01.01-018-007)
in de dienen bij / te overleggen aan / op te sturen naar / ter beschikking te stellen aan [bedrijfsnaam 2] en
/ofcurator [naam 5] en
/of(via curator [naam 5] ) de [slachtoffer] ten behoeve van het (laten) uit betalen van subsidiegelden voor het [projectnaam] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde en de strafbaarheid van het feit

Artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt het “opzettelijk voorhanden hebben” van een vals of vervalst geschrift slechts dan strafbaar als verdachte heeft voldaan aan het bestanddeel “terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik”, waarbij “zodanig gebruik” ziet op het gebruikmaken van een vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst. Nu het bestanddeel “terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik” niet in de tenlastelegging is opgenomen, levert het bewezenverklaarde voorhanden hebben geen strafbaar feit op. Verdachte zal van dit deel van de bewezenverklaarde feiten partieel worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde ‘gebruik maken van de valse geschriften’ levert de volgende kwalificatie op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 90 uur taakstraf, bij gebreke daarvan te vervangen door 45 dagen hechtenis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met medebestuurder [medeverdachte] meermalen valse documenten gebruikt. Hij heeft urendeclaraties en een arbeidsovereenkomst met daarop valse handtekeningen opgemaakt en deze, buiten het weten van de personen waarop deze documenten zagen, bij de [slachtoffer] ingediend ter verkrijging van subsidiegelden. Door zijn handelen heeft verdachte de [slachtoffer] geprobeerd te bewegen subsidiegelden over te maken. In het maatschappelijk-economisch verkeer moet men kunnen uitgaan van de juistheid van ingebrachte documenten. Dat de [slachtoffer] uiteindelijk geen subsidiegelden heeft overgemaakt naar aanleiding van de valse documenten maakt een en ander niet minder erg. Dit is alleen te wijten aan de oplettendheid van de provincie. Bovendien heeft hij, door zo te handelen, onschuldige derden meegetrokken in zijn plannen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 10 juni 2021 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat de redelijke termijn is overschreden.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf passend en geboden. De rechtbank zal dan ook, conform de eis, een taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uur opleggen, als die niet wordt verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
  • ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van het bewezenverklaarde voor zover dit betreft het voorhanden hebben van valse geschriften;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • legt op een taakstraf van 90 (negentig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. A.S. Gaastra, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2021.