ECLI:NL:RBGEL:2021:4048

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
C/05/378361 / HA ZA 20-603
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herbenoeming van aandeelhouder als bestuurder en uitleg aandeelhoudersovereenkomst

In deze zaak vordert de eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, dat de rechtbank een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis uitspreekt. De eiser stelt dat hij recht heeft op herbenoeming als bestuurder van de vennootschap, gebaseerd op een aandeelhoudersovereenkomst. De eiser heeft in het verleden als bestuurder gefunctioneerd, maar is in 2012 teruggetreden. Sindsdien zijn de andere aandeelhouders, Rodenhuis en De Visser, aan de macht. De eiser stelt dat de aandeelhoudersovereenkomst hem het recht geeft om als bestuurder terug te keren zolang er nog vorderingen op de vennootschap bestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eiser niet toewijsbaar zijn, omdat de voorwaarde voor zijn herbenoeming niet is vervuld. De rechtbank oordeelt dat de integrale aflossing van de lening aan de eiser in december 2019 heeft plaatsgevonden, waardoor de eiser zich niet kan beroepen op het benoemingsrecht. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 14 juli 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/378361 / HA ZA 20-603
Vonnis van 14 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eisende partij],
gevestigd te Ede,
eiseres,
advocaat mr. H.C.W. Geffroy te Ede (Gld),
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.R. BEHEER B.V.,
gevestigd te Hoevelaken,
advocaat mr. P.J. van der Korst te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VISSER'S HOLDING B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
advocaat mr. P.J. van der Korst te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENERGIE CONSULT HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagden,
advocaat mr. M.F.M. Groot Kormelink te Ede Gld.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Rodenhuis c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als Rodenhuis, De Visser en Energie Consult.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 januari 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 mei 2021, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Energie Consult Holland B.V. is een door de Nederlandse overheid aangewezen en bij de EU aangemelde keuringsinstantie voor drukapparatuur. Zij richt zich voornamelijk op het uitvoeren van inspecties en keuringen van apparatuur die op druk wordt belast.
2.2.
De heer [betrokkene1] was in 1994 één van de oprichters van de onderneming. Deze werd aanvankelijk gevoerd door Energie Consult Holland B.V. (hierna: de werkmaatschappij). Rodenhuis is vanaf 1995 bij de onderneming betrokken en vanaf 2000 samen met [eisende partij] aandeelhouder en bestuurder van de werkmaatschappij.
2.3.
In januari 2012 is [eisende partij] teruggetreden als bestuurder van de werkmaatschappij. Sinds die datum voeren Rodenhuis en De Visser de directie van de werkmaatschappij.
2.4.
In het verlengde van de onder 2.3. vermelde mutatie is op 23 juli 2013 de holding (gedaagde sub 3, Energie Consult) opgericht. [eisende partij] , Rodenhuis en De Visser werden toen elk voor 1/3 deel aandeelhouder in Energie Consult en Energie Consult hield vanaf dat moment alle aandelen in het kapitaal van de werkmaatschappij.
2.5.
[eisende partij] , Rodenhuis en De Visser zijn in het kader van het terugtreden van [eisende partij] als bestuurder van de werkmaatschappij en het toetreden van De Visser als aandeelhouder en bestuurder van de holding, op 23 juli een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de Aandeelhoudersovereenkomst) aangegaan. Hierin is, voor zover hier relevant, opgenomen:
(…)
A. De directie van de vennootschap wordt gevormd door J.R. Beheer B.V. en De Visser’s Holding B.V.
B. 1.
Het aanstellen, ontslaan en schorsen van directieleden alsmede het vaststellen van de voorwaarden waaronder zij zijn aangesteld en het wijzigen daarvan in de vennootschap en de werk B.V. geschiedt met unanimiteit van stemmen van alle aandeelhouders te weten de persoonlijke holdings.
In afwijking van het voormelde heeft de heer [betrokkene1] casu quo zijn vennootschap [eisende partij] te allen tijde het recht om toe te treden als bestuurder van de vennootschap casu quo de werk B.V. en wel zolang [eisende partij] nog vorderingen op de vennootschap en/of de werk B.V. heeft. Aan de aandelen in de vennootschap welke eigendom zijn van [eisende partij] wordt terzake beslissend stemrecht toegekend.
2.
De volgende bestuursbesluiten worden genomen in unanimiteit van stemmen van de aandeelhouders. (…)
1. (…)
(…)
De volgende bestuursbesluiten worden genomen in overleg met de aandeelhouders waarbij de aandelen van [betrokkene1] / [eisende partij] een bindende zeggenschap hebben. Dit voor de tijdsduur die benodigd is om te voldoen aan de aflossingsverplichting naar [betrokkene1] / [eisende partij] .
9. Besluiten die noodzakelijk zijn om een patstelling in de besluitvorming met negatieve gevolgen voor de vordering van [betrokkene1] / [eisende partij] te doorbreken.
10. Afwijkingen van het aangehechte betalingsschema.
(…)
2.6.
Op 23 december 2019 heeft het bestuur van Energie Consult, bestaande uit Rodenhuis en De Visser, besloten om de openstaande vordering van [eisende partij] op Energie Consult af te lossen. In de daaropvolgende dagen heeft Energie Consult de restantschuld aan [eisende partij] ter grootte van € 244.000,00 door middel van vier deelbetalingen afgelost.
2.7.
Nadat Rodenhuis, bij monde van haar enig bestuurder [betrokkene2] , de heer [eisende partij] hierover in een gesprek had geïnformeerd, heeft hij bij e-mail van 27 december 2019 de volgende boodschap aan de heer [eisende partij] overgebracht, voor zover hier relevant:
(…)
Dan nogmaals de boodschap die ik je kwam vertellen:
De afgelopen dagen hebben wij de nog openstaande vordering van [eisende partij] op EC Holding ingelost. Wij zijn daar blij mee want wij hoeven nu niet meer van mening te verschillen over de afspraken uit de aandeelhoudersovereenkomst.
Door de meerdere malen geconstateerde verschillen van mening is wel duidelijk geworden dat wij een verschillend beeld hebben over wat EC Holland is en wat onze rol ( [voornaam] , jij en ik) daarin is.
(…)
Het besturen moet op een goede en zorgvuldige wijze gebeuren, dit in het belang van de onderneming maar ook in het belang van de medewerkers.
[voornaam] en ik nemen deze verantwoordelijkheid en moeten deze ook nemen. Om die reden hebben wij de volgende besluiten genomen die wij met ingang van 1 januari 2020 laten ingaan.
  • Voortaan doen wij het Werkoverleg en het I&K overleg zonder dat jij daarbij aanwezig bent.
  • [betrokkene3] wordt de Audit coördinator.
  • Wij gaan de e-mail groep met de naam “alle medewerkers” alleen gebruiken voor ECH medewerkers.
Verder beraden wij ons op hoe wij in 2020 kerst willen gaan vieren met het personeel. (…)
Het leidend motief achter deze besluiten is dat wij als directie zorg moeten dragen voor een veilige werkomgeving voor het personeel.
Het zijn niet alleen [betrokkene4] en [betrokkene3] die aangeven of aangegeven hebben dat zij een onveilig gevoel krijgen als jij in het kantoor bent.
De laatste ronde van beoordelingsgesprekken heeft ook laten zien dat meerdere medewerkers zich zorgen maken en vragen stellen over wat voor soort organisatie EC Holland is als iemand van buiten de organisatie invloed kan uitoefenen op het personeelsbeleid.
Ook de vergaderingen waarbij jij je boosheid duidelijk etaleerde hebben vragen opgeroepen over wat deze boosheid met EC Holland te maken heeft en wat jou boosheid voor een individuele ECH werknemer kan betekenen.
(…)
2.8.
Tijdens een ingelaste Algemene Vergadering van Aandeelhouders (ava) van
9 januari 2020, waarbij zowel [eisende partij] als Rodenhuis en De Visser werden bijgestaan door advocaten, is onder meer besproken hoe het vertrouwen tussen partijen weer zou kunnen worden hersteld en is ook de versnelde aflossing besproken. [eisende partij] heeft daarbij een voorbehoud gemaakt om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van het besluit om versneld af te lossen. [eisende partij] heeft daar naderhand geen beroep meer op gedaan.
2.9.
In de ava van 16 april 2020 is de jaarrekening 2019 van Energie Consult met meerderheid van stemmen goedgekeurd. [eisende partij] heeft geen goedkeuring gegeven en heeft daar blijkens de notulen als reden voor aangegeven: ‘verkrijging financiering zonder goedkeuring aandeelhouders’.
2.10.
Bij brief van 11 mei 2020 heeft de advocaat van [eisende partij] namens [eisende partij] - kort samengevat - aanspraak gemaakt op toetreding tot het bestuur van Energie Consult en de werkmaatschappij en heeft hij de directie verzocht om daartoe een ava te (laten) beleggen.
2.11.
Tijdens een ava van 28 mei 2020 is het voorstel van [eisende partij] om hem te laten toetreden tot het bestuur van Energie Consult in stemming gebracht en verworpen, nadat Rodenhuis en De Visser, die 2/3 deel van de uitgebrachte stemmen hebben, tegen het voorstel hadden gestemd.
2.12.
Na het uitbrengen van de dagvaarding hebben Rodenhuis en Visser nog tweemaal een schikkingsvoorstel aan [eisende partij] gestuurd. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Rodenhuis en De Visser veroordeelt om uiterlijk binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis, met de voorafgaande instemming van [eisende partij] , een algemene vergadering van aandeelhouders van Energie Consult bijeen te roepen en in die algemene vergadering van aandeelhouders een besluit te nemen tot toetreding van [eisende partij] als bestuurder van Energie Consult;
Energie Consult veroordeelt tot medewerking en uitvoering aan het besluit dat op grond van het hiervoor gevorderde, door de algemene vergadering van aandeelhouders van Energie Consult zal worden genomen;
Rodenhuis en De Visser veroordeelt tot betaling van € 5.808,75 ten titel van buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente daarover indien niet binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis tot betaling daarvan is overgegaan;
Rodenhuis en De Visser veroordeelt tot betaling van een dwangsom van
€ 5.000,00 per dag voor elke dag dat gedaagden met het hiervoor onder 1 en 2 gevorderde in gebreke blijven, tot een maximum van € 300.000,00;
5. Rodenhuis en De Visser veroordeelt in de proceskosten met wettelijke rente.
3.2.
[eisende partij] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Rodenhuis en De Visser hebben in strijd met de Aandeelhoudersovereenkomst de schuld aan [eisende partij] voortijdig laten aflossen, aangezien alleen in overleg en met bindende zeggenschap van [eisende partij] van het betalingsschema kon worden afgeweken. Hierdoor zijn zij toerekenbaar tekortgeschoten jegens [eisende partij] . Omdat [eisende partij] geen rente ontvangt bij de bank en in tegenstelling tot het ontvangen van rente (4% per maand) zelfs boeterente dient te betalen, heeft zij schade geleden. [eisende partij] heeft daarom een vordering tot betaling van schadevergoeding op Rodenhuis en De Visser. Zij vordert onder 1. nakoming van de tweede alinea van artikel B lid 1 van de Aandeelhoudersovereenkomst, waarin is bepaald dat [eisende partij] te allen tijde het recht heeft om toe te treden tot bestuurder van Energie Consult zolang er nog een vordering op Energie Consult bestaat.
Onder 2. vordert [eisende partij] dat Energie Consult, waarvan Rodenhuis en De Visser het bestuur vormen, haar medewerking zal verlenen tot de toetreding van [eisende partij] tot het bestuur. In verband met de blijvende weigering van Rodenhuis en De Visser om daarover in de ava een instemmend besluit te nemen, vordert [eisende partij] dat de rechtbank een dwangsom verbindt aan het onder 1 en 2 gevorderde. Ter zitting heeft [eisende partij] gesteld dat zijn achterliggende belang gelegen is in het als bestuurder kunnen verkrijgen van ‘ongecensureerde informatie’.
3.3.
Rodenhuis c.s. voeren verweer. Zij voeren aan dat [eisende partij] geen schadevergoedingsvordering heeft op Energie Consult of op Rodenhuis en De Visser aangezien er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Slechts voor afwijkingen van het betalingsschema die ten nadele van [eisende partij] waren, zou instemming van [eisende partij] zijn vereist. Voor zover [eisende partij] toch enige vordering ter zake van rentederving zou hebben op Energie Consult, kan dit niet tot herbenoeming van [eisende partij] als bestuurder leiden. Het benoemingsrecht van [eisende partij] is immers niet bedoeld en is niet overeengekomen voor een dergelijke betwiste, beperkte vordering. De Aandeelhoudersovereenkomst kan dan ook niet de grondslag vormen voor toewijzing van de ingestelde vordering tot herbenoeming. Het bijeenroepen van een ava of het agenderen van een onderwerp zonder medewerking van het bestuur, kan bovendien uitsluitend langs de in het eerste lid van artikel 2:220 BW aangegeven regeling aan de voorzieningenrechter worden verzocht. De vordering tot benoeming van [eisende partij] als bestuurder is in strijd met de artikelen 2:9 BW en 2:239 lid 5 BW, die bepalen dat een bestuurder bij de vervulling van zijn taak zich moet richten op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Verder kan de uitoefening van stemrecht niet tegen de uitdrukkelijke wil van de aandeelhouder worden afgedwongen en kan een bestuurdersbenoeming niet tegen de zin van de meerderheid in de ava door de rechter worden bevolen of uitgesproken. Ten slotte heeft [eisende partij] ook geen rechtens te respecteren belang bij toewijzing van zijn vorderingen aangezien benoeming zonder draagvlak slechts tot conflicten zal leiden en bestuursbesluiten bovendien bij meerderheid worden genomen. Het afdwingen van herbenoeming is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (artikel 6: 248 lid 2 BW).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Rodenhuis en De Visser hebben onder meer betoogd dat de vorderingen van [eisende partij] , die erop gericht zijn om terug te keren als bestuurder van Energie Consult, niet toewijsbaar zijn aangezien een bestuurdersbenoeming niet tegen de zin van de meerderheid in de aandeelhoudersvergadering door de rechter kan worden bevolen of uitgesproken.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de benoeming van een bestuurder op de voet van artikel 2:242 lid 1 BW geschiedt door de ava. Daarnaast kan de Ondernemingskamer in geval van wanbeleid tijdelijk een (onafhankelijk) bestuurder aanstellen.
4.3.
In het onderhavige geval is een (voorstel tot) benoeming van [eisende partij] tot bestuurder in een aandeelhoudersvergadering aan de orde geweest. In deze aandeelhoudersvergadering van 28 mei 2020 hebben Rodenhuis en De Visser, die tezamen over 2/3 van de aandelen beschikken, door het uitbrengen van hun stem uitdrukkelijk te kennen gegeven [eisende partij] niet tot bestuurder van Energie Consult te willen benoemen. In verband met de wijze waarop [eisende partij] zich bleef mengen in het bestuur, en met name in het personeelsbeleid, van de onderneming en (in hun ogen) zijn persoonlijke belangen boven die van de onderneming heeft gesteld, menen zij dat een herbenoeming niet in het belang van de onderneming is. Het voorstel van [eisende partij] is aldus verworpen.
Gelet op het bepaalde in art. 2:242 lid 1 BW en de statuten van Energie Consult, waarin voor bestuurdersbenoeming aan de aandelen van [eisende partij] geen speciaal stemrecht is verbonden en evenmin is geregeld dat aan andere aandelen geen stemrecht is verbonden, is in beginsel sprake van een rechtsgeldig ava-besluit. [eisende partij] heeft ook geen vernietiging van dit besluit ingeroepen.
4.4.
[eisende partij] wil door middel van deze procedure echter bereiken dat zijn voorstel opnieuw in de ava in stemming wordt gebracht, en dan wél het door haar beoogde besluit tot toetreding van [eisende partij] tot het bestuur wordt genomen. Zij baseert haar daarop gerichte vorderingen op de tweede alinea van artikel B, lid 1 van de Aandeelhoudersovereenkomst. Daaruit leidt de rechtbank af dat [eisende partij] de Aandeelhoudersovereenkomst als een geldige stemovereenkomst beschouwt, waaruit een contractuele verplichting voor Rodenhuis en De Visser voortvloeit om opnieuw een ava bijeen te roepen en alsdan voor het voorstel te stemmen dan wel zich te onthouden van het uitbrengen van een stem. Over de wijze waarop het door haar beoogde besluit in een volgende ava tot stand dient te komen, heeft [eisende partij] zich niet expliciet uitgelaten maar de rechtbank begrijpt dat van Rodenhuis en De Visser wordt verwacht dat zij bij een volgende aandeelhoudersvergadering voor het voorstel van [eisende partij] stemmen.
4.5.
De vraag die voorligt is derhalve of uit de tweede alinea van artikel B, lid 1 van de Aandeelhoudersovereenkomst voor Rodenhuis en De Visser een stemverplichting voortvloeit ten aanzien van de door [eisende partij] voorgestelde herbenoeming van [eisende partij] in het bestuur van Energie Consult. En zo ja, dan is de volgende vraag of een vordering tot nakoming van een dergelijke verplichting in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden beschouwd, zoals door Rodenhuis c.s. is betoogd.
4.6.
In de tweede alinea van artikel B, lid 1 van de Aandeelhoudersovereenkomst is opgenomen dat zolang [eisende partij] nog vorderingen op de vennootschap en/of de werk B.V. heeft, [eisende partij] te allen tijde het recht heeft om toe te treden als bestuurder van de vennootschap casu quo de werk B.V. Hoewel hieraan is toegevoegd dat terzake beslissend stemrecht wordt toegekend aan de aandelen van [eisende partij] , is er geen verplichting opgenomen voor Rodenhuis en De Visser om hun stemrecht overeenkomstig de stem van [eisende partij] uit te oefenen of om zich te onthouden van het uitbrengen van een stem.
4.7.
Gesteld echter dat in de genoemde bepaling toch een impliciete stemverplichting zou zijn besloten, dan geldt nog steeds dat op Rodenhuis en De Visser alleen een stemverplichting kan rusten indien aan de overeengekomen voorwaarde, dat [eisende partij] nog vorderingen op de vennootschap heeft, is voldaan.
4.8.
De rechtbank zal dan ook eerst beoordelen of [eisende partij] nog vorderingen heeft op Energie Consult en/of de werkmaatschappij, en of een eventuele vordering uit hoofde van gederfde rente meebrengt dat de voorwaarde voor herbenoeming van [eisende partij] geacht moet worden te zijn vervuld.
4.9.
[eisende partij] stelt dat de rentebedragen aan hem dienen te worden betaald die hem zouden zijn toegekomen indien het betalingsschema was gevolgd. Ter zitting heeft [eisende partij] het bedrag aan gemiste rente geschat op € 30.000,00. Vast staat dat noch in de Aandeelhoudersovereenkomst noch in het bijgevoegde aflossingsschema is bepaald dat Energie Consult bij vervroegde aflossing van de vorderingen een rentevergoeding verschuldigd zou zijn. Bij eerdere vervroegde aflossingen, waarbij het weliswaar om geringere bedragen ging, is dit ook niet aan de orde geweest. Een verplichting om bij vervroegde aflossing een rentevergoeding aan [eisende partij] te betalen, vloeit dan ook niet voort uit de Aandeelhoudersovereenkomst.
4.10.
Een verplichting om schadevergoeding bestaande uit gederfde rente en boeterente aan [eisende partij] te betalen, kan uitsluitend bestaan indien Energie Consult in strijd met artikel B lid 2 onder 10. van de Aandeelhoudersovereenkomst heeft gehandeld door zonder de instemming van [eisende partij] ineens af te lossen, en dit als een toerekenbare tekortkoming van Energie Consult moet worden aangemerkt, zoals [eisende partij] stelt en door Rodenhuis c.s. wordt betwist.
4.11.
Rodenhuis c.s. hebben aangevoerd dat de integrale aflossing van de lening zonder de goedkeuring van [eisende partij] niet als een toerekenbare tekortkoming van Energie Consult kan worden aangemerkt aangezien geen voorafgaande goedkeuring van [eisende partij] vereist was voor vervroegde aflossing van de door [eisende partij] verstrekte lening. Het aflossingsschema was een indicatief schema waarvan kon worden afgeweken en in de praktijk ook werd afgeweken. Het beleid van Energie Consult is ook om schulden zo spoedig mogelijk af te lossen. Het zo mogelijk vervroegd aflossen van de schulden aan [eisende partij] (en Rodenhuis) is ook in lijn met hetgeen onder 6. van de uitgangspunten van het betalingsschema is opgenomen, namelijk dat er eventueel ‘extra ruimte is voor aflossingen op basis van reguliere afschrijvingen’. Dat er tussen juli 2013 en december 2019 wel vaker hogere bedragen dan opgenomen in het schema zijn afgelost en er derhalve is afgeweken van het schema, wordt door [eisende partij] ook niet betwist. Dat [eisende partij] de vervroegde aflossing in december 2019 ook niet als onregelmatig of (in financiële zin) nadelig heeft beschouwd kan tevens worden afgeleid uit de omstandigheid dat hij de bedragen niet heeft teruggestort en evenmin de vernietiging heeft ingeroepen van het bestuursbesluit van december 2019. Bovendien heeft [eisende partij] het onverplicht gedane aanbod van Energie Consult om een rentevergoeding te voldoen niet geaccepteerd. Voor zover de instemming van [eisende partij] met integrale aflossing van de lening al was vereist, kan [eisende partij] zich daar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op beroepen. In dat kader is nog van belang dat sprake was van oneigenlijke inmenging door [eisende partij] in de bedrijfsvoering van Energie Consult. Rodenhuis en De Visser dienden daaraan in het belang van de vennootschap een einde te maken, aldus Rodenhuis c.s.
Voorts hebben Rodenhuis c.s. aangevoerd dat zelfs indien [eisende partij] een schadevergoedings-vordering zou hebben op Energie Consult, hiermee nog niet de door [eisende partij] gestelde stemverplichting voor Rodenhuis en De Visser is ontstaan, aangezien de voorwaarde gelet op de aard en omvang van de vordering niet kan worden geacht te zijn vervuld.
4.12.
Het verweer van Rodenhuis c.s. ten aanzien van de gestelde toerekenbare tekortkoming, alsmede het verweer van Rodenhuis c.s. dat het benoemingsrecht van [eisende partij] c.q. de stemverplichting van Rodenhuis en De Visser niet is overeengekomen voor een eventuele rentevordering, noopt, verondersteld dat die rentevordering bestaat, tot uitlegging van de tussen partijen gesloten Aandeelhoudersovereenkomst.
4.13.
De rechtbank zal eerst beoordelen hoe de in artikel B lid 1 opgenomen voorwaarde voor het intreden van een eventuele stemverplichting moet worden begrepen.
Volgens het Haviltex-criterium kan de vraag hoe in een contract de verhouding van partijen is geregeld, en of dit contract een leemte laat, die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract; voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (HR 05-04 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, Lundiform/Mexx).
4.14.
De rechtbank overweegt dat gelet op de context van de betreffende bepaling en de aanleiding voor het opnemen daarvan in de overeenkomst, ervan moet worden uitgegaan dat partijen bedoeld hebben deze mogelijkheid voor [eisende partij] in het leven te roepen voor de situatie dat de terugbetaling van de leningen van [eisende partij] in gevaar zou komen. Ter zitting heeft [eisende partij] toegelicht dat de herbenoemingsbepaling op advies van de notaris is opgenomen gelet op de grote financiële belangen die [eisende partij] bleef houden in de onderneming door de aanzienlijke rekening-courantschuld en de lening die nog uitstond. In de bijlage bij de Aandeelhoudersovereenkomst was om die reden dan ook opgenomen welke minimale aflossingsverplichtingen golden. De rechtbank acht tevens van belang dat de bindende zeggenschap van [eisende partij] ten aanzien van afwijkingen van het aangehechte betalingsschema (zie onder het tweede lid onder B, besluit 10) is beperkt tot ‘de tijdsduur die benodigd is om te voldoen aan de aflossingsverplichting naar [eisende partij] ’. Dit vormt eveneens een aanwijzing dat het [eisende partij] ging om het zekerstellen van de nakoming van de aflossingsverplichtingen van Energie Consult. Gelet op het ingrijpende karakter van een herbenoeming, die met voorbijgaan aan de wil van de overige aandeelhouders/bestuurders zou kunnen worden afgedwongen, kan er behoudens duidelijke aanwijzingen ook niet van worden uitgegaan dat een daarop gerichte stemverplichting al zou ontstaan bij elke andere vordering die [eisende partij] meent te hebben op de vennootschap, ongeacht aard en omvang daarvan. Die duidelijke aanwijzingen zijn hier niet aanwezig nu de tekst van de overeenkomst en de stellingen van partijen geen aanknopingspunten bieden voor de stelling van [eisende partij] dat het herbenoemingsrecht c.q. de stemverplichting door partijen ook bedoeld was in te treden in het geval er nog slechts sprake was van een betwiste vordering bestaande uit rentederving.
4.15.
De slotsom is dat nu de rekening-courantschuld al in 2015 is terugbetaald en de lening van [eisende partij] in december 2019 volledig is afgelost, [eisende partij] zich niet langer kan beroepen op het in artikel B lid 1 opgenomen benoemingsrecht. Dit geldt temeer nu [eisende partij] een (mogelijk onverplicht) voorstel om eventueel gederfde rente te vergoeden heeft afgewezen, [eisende partij] geen zorgen heeft over de financiële gezondheid van Energie Consult, en Rodenhuis en De Visser zich bovendien in het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming verzetten tegen een herbenoeming. In verband met dat laatste geldt dat, zonder op alle stellingen dienaangaande in te gaan, wel als onbestreden vast staat dat de frictie tussen de aandeelhouders is ontstaan nadat de heer [eisende partij] Rodenhuis en De Visser wilde overrulen toen laatstgenoemden niet wilden overgaan tot het door [eisende partij] bepleite ontslag van een familielid waarmee hij gebrouilleerd was. Daarnaast zijn de verhoudingen tussen [eisende partij] , Rodenhuis en De Visser dermate verstoord, dat benoeming van [eisende partij] onvermijdelijk tot conflicten in het bestuur zou leiden. Naar het oordeel van de rechtbank moet dan ook worden aangenomen dat een herbenoeming van [eisende partij] in de gegeven omstandigheden niet in het belang is van de vennootschap, en toewijzing van de vorderingen ertoe zou leiden dat Rodenhuis en De Visser belemmerd zouden worden in de nakoming van hun vennootschappelijke verplichting als bestuurders.
4.16.
Gelet op het voorgaande, kan in het midden blijven of de door [eisende partij] gestelde schadevergoedingsvordering op Energie Consult bestaat, en behoeft dus niet meer te worden beoordeeld of Energie Consult op grond van de Aandeelhoudersovereenkomst verplicht was om in de gegeven omstandigheden de voorafgaande goedkeuring van [eisende partij] te verkrijgen alvorens tot integrale aflossing over te gaan. Aangezien geconcludeerd moet worden dat de voorwaarde voor het intreden van een eventuele stemverplichting niet is vervuld, komt de rechtbank ook niet toe aan het door Rodenhuis c.s. gedane beroep op artikel 6:248 lid 2 BW.
4.17.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.18.
Aangezien de advocaten van enerzijds Rodenhuis en De Visser en anderzijds Energie Consult gezamenlijk een conclusie van antwoord hebben genomen, zal per advocaat 0,5 punt voor de conclusie en 1.0 punt voor de mondelinge behandeling worden toegekend. De kosten aan de zijde van Rodenhuis en De Visser worden aldus begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
844,50,00(1,5 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 2.886,00
De kosten aan de zijde van Energie Consult, die een eigen advocaat heeft, worden begroot op hetzelfde bedrag.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Rodenhuis en De Visser tot op heden begroot op € 2.886,00, en aan de zijde van Energie Consult tot op heden eveneens begroot op € 2.886,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over deze bedragen met ingang van de 15de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisende partij] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en op
14 juli 2021in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. J.R. Veerman, rechter.