ECLI:NL:RBGEL:2021:4033

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
05/178155-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het tot ontploffing brengen van vuurwerkbommen in woonwijken

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 januari 2019 in Brakel en Zuilichem vuurwerkbommen tot ontploffing heeft gebracht. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen met zwaar vuurwerk, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende had gerealiseerd dat zijn acties ernstige gevolgen konden hebben, maar dat hij wel opzet had om de ontploffingen te veroorzaken. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging, maar sprak hem vrij van levensgevaar voor bepaalde slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de ontploffingen schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/178155-19
Datum uitspraak : 27 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. A.R. van Roo, advocaat te Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Brakel,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (zwaar) vuurwerk, althans een explosief
(voorwerp) in aanraking te brengen met open vuur, in elk geval tot ontploffing te brengen op of aan Burgemeester Posweg, althans op of aan de openbare weg,
en daarvan gemeen gevaar voor de woning aan [adres 2] en/of (een) andere belendende woning(en) gelegen aan Burgemeester Posweg, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Zuilichem,
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (telkens) een ontploffing teweeg heeft gebracht door (zwaar) vuurwerk, althans een explosief (voorwerp) in aanraking te brengen met open vuur, in elk geval tot ontploffing te brengen op of aan Nicolaas Hooijkaasstraat, althans op of aan de
openbare weg, en daarvan (telkens) gemeen gevaar voor de woning gelegen aan [adres 3]
en/of [adres 4] en/of (een) andere belendende woning(en) aan Nicolaas Hooijkaasstraat, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
(telkens) levensgevaar voor [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of
(telkens) gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 1. Ze heeft gemotiveerd gesteld dat hierbij sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen en van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft vrijspraak geëist ten aanzien van [slachtoffer 3] , nu deze naam per abuis in de tenlastelegging onder feit 1 is opgenomen.
De officier van justitie acht ook het ten laste gelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen en heeft gesteld dat hierbij sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar nu zich op straat geen mensen bevonden. Ze heeft daarom vrijspraak geëist van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte zich nooit heeft gerealiseerd dat het afsteken van vuurwerk zulke gevolgen kon hebben, laat staan dat hij opzet heeft gehad om een ontploffing teweeg te brengen waarbij levensgevaar dan wel zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van beide feiten
Verdachte heeft verklaard dat hij drie vuurwerkbommen heeft gekocht van jongens in Poederooyen. Hij heeft niet gevraagd waar het vuurwerk vandaan kwam en of het legaal vuurwerk was. Tijdens de oudjaarsnacht heeft hij de eerste vuurwerkbom in Poederooyen afgestoken. Deze bom knalde naar zijn zeggen stevig. Vervolgens heeft hij de tweede vuurwerkbom aangestoken en tegen de schutting van de woning aan de [adres 5] gegooid. De derde vuurwerkbom heeft hij tot ontploffing gebracht op de Nicolaas Hooijkaasstraat in Zuilichem. [2]
De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of door de ontploffingen die verdachte teweeg heeft gebracht gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar te duchten was.
Betoogd is dat het opzet van verdachte niet gericht was op de gevolgen van de ontploffing. Het opzet in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht behoeft echter slechts gericht te zijn op het teweegbrengen van een ontploffing. De omstandigheid dat gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar te duchten was door de ontploffing, is onttrokken aan het opzetvereiste. Het is niet van belang of de dader zelf dat gevaar heeft voorzien. Voldoende is dat het bedoelde gevaar naar objectieve maatstaven aanwezig is en in het algemeen voorzienbaar is op het moment dat de gedraging wordt verricht.
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze op 1 januari 2019 in Brakel, samen met haar man [slachtoffer 4] , voor de woning van haar ouders aan de [adres 2] stond. Op dat moment bevonden zich zo’n twintig tot dertig mensen op straat. Ze hoorde gesis en zag dat er rook vanaf de schutting bij haar woning aan de [adres 5] vandaan kwam. Ze zag een flits en hoorde een enorme klap en direct hierna een harde piep in haar oor. Ze zag dat de ramen aan de voorzijde van de woning op [adres 2] gebroken waren. Er zat ook een barst in een raam van haar eigen woning. [3] Ook [slachtoffer 4] had last van een piep in zijn oor. [4]
[slachtoffer 5] , de dochter van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] , heeft verklaard dat ze op 1 januari 2019 in de woning aan de [adres 5] in de woonkamer op de bank zat. Ze zag een flits en hoorde een harde knal. Ze heeft twee weken last gehad van een piep in haar oor. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij de eerste van de drie vuurwerkbommen tijdens de oudjaarsnacht heeft getest en dat dit stevig knalde. Door met opzet dergelijk illegaal zwaar vuurwerk te ontsteken in een woonwijk in de directe nabijheid van personen en goederen, terwijl verdachte wist wat voor vuurwerk hij in handen had, was gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te voorzien. Naar algemene ervaringsregels kan immers worden aangenomen dat een dergelijke ontploffing gevaar voor gehoorbeschadiging en/of letsel als gevolg van rondvliegend glas kan opleveren. Van te duchten levensgevaar is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] te duchten is geweest nu hij zich niet voor zijn woning op [adres 2] bevond en ook niet in de nabijheid van de ramen van zijn woning, die gesprongen zijn. De naam [slachtoffer 3] is per abuis in de tenlastelegging onder 1 opgenomen zodat de rechtbank verdachte ook van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op 1 januari 2019 in de woonkamer zat van zijn woning gelegen aan de [adres 3] in Zuilichem. Hij zag een auto langsrijden en hoorde een paar seconden later een geweldige klap. Toen hij buiten ging kijken bleek de voordeur ontzet te zijn. [6]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze op 1 januari 2019 in de woonkamer van haar woning aan de [adres 4] in Zuilichem zat toen ze enorme knal hoorde. De volgende dag zag ze dat haar woning beschadigd was, er waren onder andere glas-in-loodramen gevallen en de voordeur klemde. [7]
Verdachte heeft opzettelijk een vuurwerkbom aan de Nicolaas Hooijkaastraat tot ontploffing gebracht. Hierbij is gemeen gevaar te duchten geweest voor de woningen gelegen aan de [adres 3] en [adres 4] en de belendende woningen. Van te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest nu zich geen personen op straat bevonden en de vuurwerkbom in het midden van de straat tot ontploffing is gebracht waardoor ook niet is gebleken van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van personen die zich in de woningen op [adressen 3 en 4] bevonden. De rechtbank zal verdachte daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te Brakel,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (zwaar) vuurwerk,
althans een explosief
(voorwerp)in aanraking te brengen met open vuur,
in elk geval tot ontploffing te brengen op ofaan Burgemeester Posweg,
althans op of aan de openbare weg,
en daarvan gemeen gevaar voor de woning aan [adres 2] en
/of (een)andere belendende woning
(en
)gelegen aan Burgemeester Posweg,
in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of
levensgevaar voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[slachtoffer 1] ,[slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] ,[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] ,
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,te duchten was;
2
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te Zuilichem,
meermalen, althans eenmaal,opzettelijk
(telkens)een ontploffing teweeg heeft gebracht door (zwaar) vuurwerk,
althans een explosief (voorwerp)in aanraking te brengen met open vuur,
in elk geval tot ontploffing te brengen op ofaan de Nicolaas Hooijkaasstraat,
althans op of aan de
openbare weg,en daarvan
(telkens)gemeen gevaar voor de woning gelegen aan [adres 3]
en
/of[adres 4] en
/of (een)andere belendende woning
(en
)aan Nicolaas Hooijkaasstraat,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
(telkens) levensgevaar voor [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of
(telkens) gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
feit 2:
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige en gevaarlijke feiten. Hij heeft tijdens oudjaarsnacht tweemaal een vuurwerkbom in een woonwijk tot ontploffing gebracht waarbij eenmaal zichtbaar personen in de directe nabijheid aanwezig waren. Hierbij zijn woningen beschadigd en hebben meerdere personen een aantal weken gehoorschade gehad. Het handelen van verdachte had echter ook verstrekkender gevolgen kunnen hebben. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
In strafverminderende zin heeft de rechtbank meegewogen dat de feiten inmiddels meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. Ook is artikel 63 Sr aan de orde. Ten slotte heeft de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat, hoe laakbaar het handelen van verdachte ook is geweest, er geen sprake is geweest van een gerichte actie op een woning of een persoon.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , vertegenwoordigd door haar ouders als wettelijk vertegenwoordigers en allen bijgestaan door mr. Van Dorsselaer-Spapen, hebben in verband met het onder 1 bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 17.238,51 aan materiële schade, een bedrag van € 2.500,- aan smartengeld en een bedrag van € 96,22 aan proceskosten. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] vorderen elk een bedrag van € 1.000,- aan smartengeld en [slachtoffer 5] een bedrag van € 1.500,-, eveneens aan smartengeld. Ook wordt een bedrag van € 55,57 aan proceskosten gevorderd. Alle benadeelde partijen hebben gevraagd om toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen met dien verstande dat bij de door [slachtoffer 1] gevorderde reiskosten moet worden uitgegaan van € 0,26 per kilometer. Ook heeft ze gevraagd om toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat hij niet ziet waarom de door
[slachtoffer 5] gevorderde immateriële schade hoger zou moeten zijn dan die van haar ouders. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman naar voren gebracht dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde schade vanwege vervanging van het glas niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu deze schade al door de verzekering is vergoed. De schadeposten ‘schilderwerk’ en ‘opknappen huiskamer’ zijn niet onderbouwd en voorts vormt behandeling van de schadepost ‘verlies van arbeidsvermogen’ een onevenredige belasting van het strafgeding zodat de benadeelde partij ook voor wat betreft deze onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Voor wat betreft het gevorderde bedrag wegens verlies van arbeidsvermogen overweegt de rechtbank dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde arbeidsongeschikt is geraakt in de periode van januari 2019 tot en met augustus 2019. Gesteld is dat de benadeelde partij over genoemde periode van 8 maanden inkomsten uit overwerk en inkomsten vanwege een afwezigheidsvergoeding heeft misgelopen. De rechtbank acht de gevorderde schade vanwege het mislopen van een afwezigheidsvergoeding niet toewijsbaar nu de benadeelde partij niet heeft onderbouwd dat genoemde post op iets anders ziet dan vergoeding van de (verhoogde) kosten die hij maakt als hij in het buitenland verblijft, zodat deze post niet als schade kan worden aangemerkt.
Wel kan een schadevergoeding volgen vanwege misgelopen inkomsten uit overwerk. De rechtbank kan echter niet exact vaststellen wat de gemiste inkomsten zijn geweest nu zij niet beschikt over loonstroken van vóór het moment van arbeidsongeschiktheid, zodat een representatief beeld ontbreekt. Wel blijkt uit de overgelegde loonstroken uit 2019 en begin 2020 dat een niet te verwaarlozen deel van het inkomen van de benadeelde partij uit overwerk bestaat en dat hij deze inkomsten over een periode van 8 maanden vanwege ziekte is misgelopen. De rechtbank schat het bedrag aan niet ontvangen inkomsten uit overuren op ten minste € 300,- per maand. Dit betekent dat de rechtbank de gevorderde schade wegens gederfde inkomsten zal toewijzen tot een bedrag van € 2.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Ook de gevorderde reiskosten vanwege bezoeken aan de psycholoog zal de rechtbank toewijzen, uitgaande van € 0,26 per kilometer. Dit is een bedrag van € 101,40 en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente. Wat betreft het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank zal de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering voor wat betreft de gevorderde kosten ter vervanging van het glas nu niet is onderbouwd waarom meerkosten vanwege vervanging van enkelglas door dubbelglas als schade kan worden aangemerkt. De gevorderde schade vanwege schilderkosten en kosten vanwege het opknappen van de huiskamer zijn ook niet toewijsbaar nu deze schadeposten niet zijn onderbouwd.
Smartengeld [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] lichamelijk letsel (gehoorschade) als gevolg van het bewezenverklaarde onder 1 hebben opgelopen op grond waarvan ze voor vergoeding van smartengeld in aanmerking komen. De benadeelde partij [slachtoffer 1] is in zijn persoon aangetast en heeft geestelijk letsel opgelopen (acute stressstoornis en een depressieve stoornis) en komt op die grond voor vergoeding van smartengeld in aanmerking.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en het door de benadeelde partijen opgelopen letsel. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] op een bedrag van € 500,- vaststellen, vermeerderd met de wettelijke en ten aanzien van [slachtoffer 1] , gelet op zijn opgelopen psychische letsel, op € 1.000,- eveneens vermeerderd met de wettelijke rente.
Wat betreft het meer gevorderde bedrag zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard worden in hun vordering. Zij kunnen dit gedeelte aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019.
Proceskosten
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen met betrekking tot de gevorderde proceskosten. Indien een benadeelde partij zich laat bijstaan door een gemachtigde, zoals in deze zaak het geval is, zijn de enige toewijsbare proceskosten de kosten van rechtsbijstand. De gevorderde reiskosten voor bezoeken aan het politiebureau (gevorderd door [slachtoffer 1] ) en voor het bijwonen van de zitting (gevorderd door alle benadeelde partijen) zijn gelet hierop niet voor toewijzing vatbaar. Bovendien zijn de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] niet ter zitting verschenen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt daarnaast op een
taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 3.501,40 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 40 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 2] € 500,-

2. [slachtoffer 4] € 500,-

3. [slachtoffer 5] € 500,-

 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [slachtoffer 2] € 500,- 10 dagen

2. [slachtoffer 4] € 500,- 10 dagen

3. [slachtoffer 5] € 500,- 10 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en
mr. I.W.M. Olthof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2021.
mr. Van Apeldoorn is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2019000369, gesloten op 1 augustus 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 13 juli 2021.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 27 en 28.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 32.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 39.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 48.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 50 en 51.