Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure in de zaak 18-51 en in de zaak 18-52
- het tussenvonnis van 10 juni 2020
- het concept deskundigenbericht van 28 september 2020
- de reacties van [naam eiseres] en [naam eiseres] op het concept deskundigenbericht van respectievelijk 29 en 30 oktober 2020
- het definitieve deskundigenbericht van 20 november 2020
- de conclusie na deskundigenbericht van [naam eiseres]
- de conclusie na deskundigenbericht van [naam eiseres] met producties 38 tot en met 42
- de akte uitlating producties van [naam eiseres] .
2.De verdere beoordeling
, die - kort gezegd - meent dat op hem geen betalingsverplichting rust omdat [naam eiseres] ten aanzien van de vloer op de begane grond slecht werk heeft geleverd en hem een schadevergoeding zou moeten betalen, heeft de rechtbank een deskundige benoemd. Allereerst in verband met de vraag of [naam eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om op de begane grond een scheurvrije vloer op peil = 0 te realiseren welke vloer geschikt moet zijn voor het aanbrengen van alle vloerafwerkingen, een vloer van maximaal 80mm dik zodat 15mm resteert voor het aanbrengen van vloerafwerking.
maximaal80mm) de mogelijkheid had bij de trap de vloer onder peil = 0 aan te brengen. Maar, wat er ook zei van de hoogte van de onderste traptrede, zoals de deskundige in zijn reactie op de opmerkingen van [naam eiseres] op het conceptdeskundigenbericht (bijlage 5a bij het definitieve deskundigenbericht) terecht opmerkt is het de keuze van de opdrachtgever als de onderste trapopgang bij deugdelijke uitvoering van de vloer (op peil = 0) en na het aanbrengen van de vloerafwerking 5mm lager is dan de norm. Dit laat onverlet dat de vloer op het juiste peil aangelegd diende te worden en is temeer reden om geen enkele (verdere) overschrijding toe te laten op peil = 0 bij de trap, aldus de deskundige. Hieruit begrijpt de rechtbank dat een afwijking van +13mm bij de trap onaanvaardbaar is en dat het door [naam eiseres] voorgestelde afvlakken en egaliseren van de te hoog uitgevoerde vloer afstuit op functionele belemmeringen.
- € 23.391,02 voor de vloer op de begane grond,
- € 7.567,68 voor de vloer op de tweede verdieping, en
- € 3.439,86 voor de onderliggende fundering/ribcassettevloer, waarbij alle bedragen inclusief btw zijn.
Op de facturen 17-047, 17-048 en 17-049 wordt in conventie een totaalbedrag van € 753,97 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018 (zie overweging 4.17. van voormeld tussenvonnis).
genoemde prijzen zijn richtprijzen’ en naar de handgeschreven notitie van [naam eiseres] van het gesprek van 12 juli 2017, zoals door [naam eiseres] is overgelegd bij de conclusie van antwoord in reconventie. De inhoud van deze notitie is tijdens de mondelinge behandeling aan de orde geweest zodat de rechtbank [naam eiseres] niet kan volgen in zijn stelling dat hij niet in de gelegenheid zou zijn geweest hierop te reageren. De notitie, evenals voormelde formulering in de offertes zijn bij voormeld tussenvonnis van 8 april 2020 in de beoordeling betrokken en gaven de rechtbank geen aanleiding om uit te gaan van een richtprijs. In het herhaalde betoog van [naam eiseres] ziet de rechtbank dan ook geen aanknopingspunten dat de beslissing (uurtarief van € 35,00 exclusief btw en een opslag van 20% op de verwerkte materialen) berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag en evenmin dat deze beslissing onaanvaardbaar is op grond van een afweging van de aard van de beslissing en van alle betrokken belangen en omstandigheden.
(HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9610 (Ammerlaan/Enthoven).
5.013,00(4,5 punten × tarief € 1.114,00)