ECLI:NL:RBGEL:2021:3866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/05/277812 / HA ZA 15-83
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Slotsom van verkeersaansprakelijkheidszaak en schadebegroting naar Oostenrijks recht

In deze zaak, die betrekking heeft op verkeersaansprakelijkheid en schadevergoeding, heeft de Rechtbank Gelderland op 21 juli 2021 een vonnis gewezen. De eisende partijen, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Kragt, hebben hun vorderingen ingesteld tegen Generali Versicherung A.G., vertegenwoordigd door advocaat mr. G.C. Endedijk. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 9 juni 2021 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de schade wegens verloren onderhoudsbijdrage. De eisende partijen hebben een bedrag van € 284.526,00 gevorderd, wat door Generali is geaccepteerd. De rechtbank heeft dit bedrag toegewezen, evenals andere schadeposten zoals begrafeniskosten en herstelkosten van een fiets, wat resulteert in een totaal van € 341.158,61 aan schadevergoeding.

Daarnaast heeft de rechtbank de wettelijke rente toegewezen volgens Oostenrijks recht, met specifieke data voor de aanvang van de rente voor verschillende schadeposten. Generali is ook veroordeeld tot het verstrekken van een belastinggarantie en moet de proceskosten vergoeden, die zijn begroot op € 10.345,30. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/277812 / HA ZA 15-83 / 167 / 512
Vonnis in hoofdzaak van 21 juli 2021
in de zaak van

1.[eisende partij 1] ,

2.
[eisende partij 2]
3.
[eisende partij 3],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. H.A. Kragt te Arnhem,
tegen
de vennootschap naar Oostenrijks recht
GENERALI VERSICHERUNG A.G.,
gevestigd te Wenen, Oostenrijk,
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds [eisende partijen] en anderzijds Generali genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 juni 2021
  • de akte van [eisende partijen] tevens houdende een voorwaardelijke wijziging van eis
  • het rolbericht van Generali
  • de rolbeslissing van 7 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Verloren onderhoudsbijdrage

2.1.
In het tussenvonnis van 9 juni 2021 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over ‒ kort gezegd ‒ de consequenties voor de door [deskundige1] berekende schade wegens verloren onderhoudsbijdrage, indien het in 2.1.6 van het tweede deeldeskundigenbericht van [deskundige1] berekende ouderdomspensioen 2 niet wordt meegerekend, maar in plaats daarvan wordt gerekend met het in de tabel op pagina 21 van het deskundigenbericht vermelde resultaat uit de onderneming van [eisende partij 2+3] , echter zonder de in die tabel vermelde FOR-inhouding op de winst in mindering te brengen.
2.2.
[eisende partijen] heeft zich in haar akte op het standpunt gesteld dat de verloren onderhoudsbijdrage dan kan worden begroot op een bedrag van in totaal € 284.526,00 in plaats van de door [deskundige1] berekende € 280.470,00. Generali heeft zich bij rolbericht aan dit door [eisende partijen] nader begrote totaalbedrag geconformeerd. Aan verloren onderhoudsbijdrage, contant gemaakt per 1 januari 2020, is derhalve een bedrag van in totaal € 284.526,00 toewijsbaar. De in randnummer 111 van de conclusie na deskundigenbericht van 2 september 2020 door [eisende partijen] gevorderde overlijdensschade zal tot dit bedrag worden toegewezen.
Overige schadeposten
2.3.
Aan begrafeniskosten heeft de rechtbank blijkens overweging 2.31. van het tussenvonnis van 9 juni 2021 in totaal een bedrag van € 16.150,72 toewijsbaar geoordeeld.
2.4.
De gevorderde € 7.500,00 ter zake van herstelkosten fiets heeft de rechtbank toewijsbaar geoordeeld in overweging 3.11. van het tussenvonnis van 6 juli 2016.
2.5.
In overweging 3.22. van het hiervoor bedoelde tussenvonnis is een bedrag van in totaal € 32.981,89 aan buitengerechtelijk kosten toewijsbaar geacht.
Slotsom
2.6.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar is tot een bedrag van € 341.158,61 (€ 284.526,00 + € 16.150,72 + € 7.500,00 + € 32.981,89).
Rente
2.7.
Voor de uitlatingen in de akte van [eisende partijen] over concrete bedragen aan reeds verschenen wettelijke rente heeft de rechtbank geen toestemming gegeven. Deze uitlatingen worden daarom buiten beschouwing gelaten. De aanspraak van [eisende partijen] op vergoeding van wettelijke rente zal hierna worden beoordeeld aan de hand van de daartoe in randnummer 111 van de conclusie na deskundigenbericht van [eisende partijen] van 2 september 2020 reeds ingestelde vorderingen.
2.8.
[eisende partijen] vordert vergoeding van wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen. Klaarblijkelijk heeft zij dan niet het oog op de in art. 6:119 BW bedoelde rente, maar op de (wettelijke) rente naar Oostenrijks recht, die is geregeld in art. 1000 lid 1 en 1333 lid 1 ABGB. De rente over de verloren onderhoudsbijdrage is toewijsbaar vanaf de kapitalisatiedatum van 1 januari 2020, over de begrafeniskosten vanaf 2 september 2013, de datum van de begrafenis, over herstelkosten van de fiets vanaf 25 augustus 2013, over de buitengerechtelijke kosten vanaf de dag der dagvaarding (22 december 2014) nu deze kosten gedeeltelijk zijn voorgeschoten en niet duidelijk is in hoeverre Generali deze kosten al voor dagvaarding verschuldigd was, en steeds tot de dag van volledige betaling.
Betaalde voorschotten
2.9.
Vast staat dat Generali als voorschot op schadevergoeding in totaal een bedrag van € 70.000,00 aan [eisende partijen] heeft betaald. Dit voorschot strekt op na te vermelden wijze in mindering op het toe te wijzen bedrag.
Belastinggarantie
2.10.
[eisende partijen] heeft in haar akte verder “voor zover de rechtbank dat nodig oordeelt” haar eis vermeerderd in die zin dat Generali zal worden veroordeeld ter zake van de uitgekeerde schade de gebruikelijke belastinggarantie te verstrekken. [eisende partijen] heeft bij conclusie na deskundigenbericht reeds aanvullend gevorderd dat Generali zal worden veroordeeld om de aan [eisende partijen] de gebruikelijke belastinggarantie te verstrekken. Tegen deze eisvermeerdering heeft Generali zich bij antwoordakte kunnen verweren. Bij deze stand van zaken is het niet nodig dat [eisende partijen] haar eisvermeerdering herhaalt. Een nieuwe eiswijziging ligt derhalve niet voor. Daarom bestaat geen aanleiding Generali gelegenheid te bieden om daarop nog te reageren.
2.11.
Het gaat [eisende partijen] klaarblijkelijk erom dat Generali gehouden zal zijn om haar te compenseren voor eventuele, door de belastinginspecteur naar aanleiding van de schadevergoeding op te leggen aanslagen of premies. Ook naar Oostenrijks recht dienen belastingtechnische consequenties te worden verdisconteerd in de schadevergoeding, zo volgt uit pagina 16 van de vertaling van het deskundigenbericht van [deskundige2] . Generali heeft zich tegen de verstrekking van de garantie niet verzet. Zij zal daartoe worden veroordeeld.
Proceskosten
2.12.
Generali zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eisende partijen] op basis van het toegewezen bedrag en met nihilstelling van haar proceskosten in het vrijwaringsincident, begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 1.533,00
- salaris advocaat
8.718,50(3,5 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 10.345,30
2.13.
De nakosten zijn niet betwist en toewijsbaar als gevorderd.
2.14.
Over de proceskosten en de nakosten is, zoals gevorderd en niet weersproken, wettelijke rente ex art. 6:119 BW toewijsbaar. Anders dan de schadevergoeding betreft het hier kosten op de vergoeding waarvan Nederlands (proces)recht van toepassing is.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Generali om aan [eisende partijen] te betalen een bedrag van € 341.158,61 (driehonderdéénenveertigduizend éénhonderdachtenvijftig euro en éénenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 1000 lid 1 en 1333 lid 1 ABGB over het bedrag van € 284.526,00 met ingang van 1 januari 2020, over het bedrag van € 16.150,72 vanaf 2 september 2013, over het bedrag van € 7.500,00 vanaf 25 augustus 2013 en over het bedrag van € 32.981,89 vanaf 22 december 2014, steeds tot de dag van volledige betaling, te verminderen met het betaalde voorschot van € 70.000,00,
3.2.
veroordeelt Generali om aan [eisende partijen] de gebruikelijk belastinggarantie te verstrekken,
3.3.
veroordeelt Generali in de kosten van de hoofdzaak en het vrijwaringsincident, aan de zijde van [eisende partijen] tot op heden begroot op € 10.345,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt Generali in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Generali niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen, mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.