ECLI:NL:RBGEL:2021:3803

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21_3145 en 21_3171
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting perceel wegens drugslab en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de burgemeester van de gemeente Lingewaard een perceel gesloten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er een drugslab was aangetroffen. De sluiting betreft een perceel in [woonplaats], inclusief de waterkant en een botenlift. Verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen deze sluiting, hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 6 juli 2021 de verzoeken behandeld, waarbij de burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en andere ambtenaren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting van het perceel in beginsel noodzakelijk en evenredig is gezien de grootschalige drugsproductie, maar heeft twijfels over de noodzaak van de sluiting van de botenlift. De burgemeester heeft niet voldoende gemotiveerd waarom de sluiting van de botenlift noodzakelijk is, aangezien deze niet direct toegang biedt tot het perceel. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen voor het gebruik van de botenlift, terwijl de rest van de sluiting in stand blijft. De burgemeester moet het griffierecht en proceskosten vergoeden aan de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 21/3145 en ARN 21/3171

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] ,

[verzoeker], te [woonplaats] ,
[verzoeker] ,te [woonplaats]
samen verzoekers
(gemachtigde: mr. C.J. Driessen),
en

de burgemeester van de gemeente Lingewaard.

Procesverloop

In het besluit van 24 juni 2021, gericht aan verzoekers [verzoeker] en [verzoeker] , heeft de burgemeester de sluiting gelast van het perceel kadastraal bekend [locatie] [woonplaats] en een klein deel van het perceel kadastraal bekend [locatie]
[woonplaats] vanaf 2 juli 2021 voor de duur van drie maanden.
Verzoekers [verzoeker] en [verzoeker] hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ARN 21/3145).
Bij besluit van 30 juni 2021 heeft de burgemeester het eerdere besluit in zoverre herzien dat hij de sluiting gelast vanaf twee dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter maar uiterlijk op 30 juli 2021. Dit herziene besluit is, naast aan verzoekers [verzoeker] en [verzoeker] , ook gericht aan verzoeker [verzoeker]
heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ARN 21/3171).
De voorzieningenrechter heeft de beide verzoeken op 6 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mevrouw A.M. van den Elshout. Namens de burgemeester hebben aan de zitting ook deelgenomen mevrouw D. Tuinte en mevrouw C. Bremer.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter behandelt in deze uitspraak de verzoeken om de voorlopige voorzieningen in de zaken ARN 21/3145 en ARN 21/3171.
1.1.
Zoals uit het procesverloop volgt heeft de burgemeester eerst een besluit genomen op 24 juni 2021. Dit besluit is geadresseerd aan mevrouw [verzoeker] en meneer [verzoeker] . Hiertegen hebben mevrouw [verzoeker] en meneer [verzoeker] bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (ARN 21/3145). Vervolgens heeft de burgemeester een herziend besluit genomen op 30 juni 2021. Dit besluit is gericht aan mevrouw [verzoeker] en meneer [verzoeker] . Dit besluit is echter ook apart gericht aan [verzoeker] (de vennootschap). Naar aanleiding van het herziene besluit van 30 juni 2021 heeft de vennootschap apart bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (ARN 21/3171).
1.2.
De vennootschap heeft aangevoerd dat zij zich met het besluit van 30 juni 2021 niet kan verenigen omdat er niet eerder een last onder bestuursdwang is gericht aan hem. Ook is zij in strijd met artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in de gelegenheid gesteld haar zienswijze kenbaar te maken.
1.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het besluit van 30 juni 2021 een besluit is als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb, voor zover het mevrouw [verzoeker] en de heer [verzoeker] betreft. Hun bezwaar heeft van rechtswege ook betrekking op het besluit van 30 juni 2021. Dat besluit was ook nog apart gericht aan de vennootschap. Deze heeft op zich terecht aangevoerd dat het besluit van 30 juni 2021 voor haar een eerste handhavingsbesluit is en dat het voornemen tot het opleggen van een last ook niet aan haar gericht was. Op zitting heeft de burgemeester gesteld dat [verzoeker] naar aanleiding van het bezwaarschift bij de procedure is betrokken omdat deze vennootschap formeel de eigenaar zou zijn van het perceel. De burgemeester heeft verder gesteld dat mevrouw [verzoeker] de aandeelhouder is van de vennootschap en dat zij samen met haar zoon, de heer [verzoeker] , bestuurder daarvan is. [verzoeker] en [verzoeker] zijn uitgenodigd voor het zienswijze gesprek en hebben de gelegenheid gekregen om hun zienswijze kenbaar te maken, schriftelijk en mondeling. Het besluit van 24 juni 2021 is geadresseerd aan het adres waar de vennootschap staat ingeschreven. Iedereen heeft de brief ontvangen die kennis zou moeten nemen van de inhoud. De voorzieningenrechter overweegt dat de aandeelhouder en bestuurders van de vennootschap bekend waren met de last en hun zienswijzen daarop hebben gegeven. Daarbij heeft de vennootschap in het verzoekschrift of op de zitting ook niet kenbaar gemaakt welke andere argumenten de vennootschap nog naar voren zou willen brengen. Verder is van belang dat alle verzoekers zijn aangeschreven en dat de verzoeken tegelijk worden behandeld. Er bestaat geen reden de last te schorsen als deze voor een of meer van hen in stand kan blijven. Wie in geval van een overtreding van de last aangesproken kan worden kan eventueel in bezwaar nog worden onderzocht. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond om het besluit voor zover gericht aan de vennootschap te schorsen. Gezien het voorgaande wordt hierna verder gesproken over verzoekers.
Waarover gaat deze zaak?
2. Deze zaak gaat over de last tot sluiting van het perceel kadestraal bekend als [locatie] en een klein deel van het perceel kadastraal bekend als [locatie] in [woonplaats] (het perceel) voor de duur van drie maanden.
2.1.
Naar aanleiding van binnengekomen informatie en nader politieonderzoek over de aanwezigheid van een drugslab heeft de politie de scheepswerf gelegen aan de [locatie] in [woonplaats] op dinsdag 11 mei 2021 betreden en zeecontainers doorzocht. Hiervan is een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Tijdens de doorzoeking is in twee geschakelde containers een aangesloten synthetisch drugslab aangetroffen. Hierin is een batch van (minstens) circa 450 kg MDMA1 (harddrugs) geproduceerd. Dit blijkt uit het feit dat ter plaatse lege verpakkingen met restanten PMK zijn aangetroffen waaruit blijkt dat op deze locatie minimaal 380 liter PMK is verwerkt. Vanuit deze 380 liter PMK kan circa 450 kg MDMA HCL worden geproduceerd. MDMA is ook wel bekend als XTC. Van 450 kilogram MDMA kunnen 2.700.000 XTC-pillen worden gemaakt.
2.2.
De burgemeester ziet hierin aanleiding te gelasten het genoemde perceel te sluiten voor de duur van drie maanden. Dit betreft niet de gehele scheepswerf maar een toegangspoort, het gebied rondom de zeecontainers en de gehele waterkant van het perceel. Dit betreft twee wateropgangen en een botenlift. Hij doet dit op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet omdat sprake is van (hard)drugsproductie of voorbereidingen daartoe.
2.3.
Verzoekers zijn het niet eens met de last tot sluiting en zij hebben daartegen bezwaar gemaakt. Verzoekers willen daarnaast dat het besluit wordt geschorst. Daarom hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Waarover moet de voorzieningenrechter beslissen?
3. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de percelen. Hij beoordeelt daarbij of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de argumenten die verzoekers hebben aangevoerd, de zogenoemde gronden. De voorzieningenrechter beoordeelt ook of de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van de woning mag overgaan en of de begunstigingstermijn zorgvuldig is. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat in de zeecontainers een drugslab is aangetroffen en dat de burgemeester om die reden in beginsel bevoegd is tot sluiting van het perceel over te gaan en dat de sluiting van het perceel past in het beleid van de burgemeester. Verzoekers verzetten zich ook niet tegen het sluiten van desbetreffende containers. Het verzoek om de voorlopige voorziening richt zicht tot de noodzakelijkheid en evenredigheid tot afsluiting van de waterkant in verband met de bedrijfsactiviteiten van de scheepswerf.
Moet de gehele waterkant van het perceel worden gesloten?
5. Verzoekers voeren aan dat de sluiting van het perceel onevenredig is. Het afsluiten van de wateropgangen zal leiden tot onoverkomelijke financiële en bedrijfseconomische problemen voor het scheepwerfbedrijf inclusief ontslag van personeelsleden. Ook is een gedeelte van het af te sluiten terreingedeelte verhuurd aan [bedrijf] die daar meerdere keren per dag in de door hun gestalde containers spullen komen halen en brengen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de sluiting van het perceel evenredig is dan wordt verzocht om in ieder geval de botenlift, om boten uit het water te liften of in het water te laten, niet te sluiten. Door het sluiten van de botenlift komen de bedrijfsactiviteiten van het scheepwerfbedrijf, bestaande uit de reparatie van boten, in de drukste periode van het jaar, stil te liggen. Ook kunnen door derden op het terrein gestalde boten in de zomer- en vakantieperiode niet meer te water worden gelaten.
6. De burgemeester stelt dat de sluiting van het perceel noodzakelijk en evenredig is. De zeecontainers zijn gebruikt voor de bereiding van harddrugs. Er was sprake van een grootschalige drugsproductie waarbij waarschijnlijk grote hoeveelheden harddrugs (handelsvoorraad) zijn geproduceerd. Dit is een (ernstige) overtreding van de Opiumwet en een aantasting van de openbare orde. Ook zijn er mogelijk afvalstoffen geloosd op het terrein achter de containers waaronder in de Nederrijn, met alle gevolgen voor het milieu van dien. Verzoekers hebben zich beziggehouden met deze productie dan wel hebben zij hun verhuurplicht grondig verzaakt door zeecontainers te verhuren aan partijen die deze gebruikt hebben voor de productie van harddrugs. De gehele waterkant, bestaande uit de twee wateropgangen en de botenlift moet ook worden gesloten. Verzoekers hebben namelijk verklaard dat diegene die het drugslab in gebruik had, zich in de nachtelijke uren zeer waarschijnlijk toegang tot het perceel en de betreffende zeecontainers verschafte via het water. De burgemeester stelt dat de sluiting van een drugspand (met bijbehorend erf en opstallen) een ‘objectgerichte’ herstelmaatregel is welke beoogt om de bekendheid als zodanig ongedaan te maken. De locatie zichtbaar onttrekken aan het criminele circuit heeft een tweeledige werking. Aan de ene kant vergroot en herstelt dit het gevoel veiligheid in de buurt. En aan de andere kant wordt de locatie zichtbaar aan het criminele circuit onttrokken (lees voor de criminelen die de locatie hebben weten te vinden en te gebruiken). Nu de criminelen zich via de waterkant toegang zouden hebben verschaft tot het laboratorium, dient die waterkant te worden afgesloten. Met het ontmantelen van het drugslaboratorium alleen wordt dat doel niet bereikt. Het bedrijf wordt door sluiting van het perceel hard geraakt maar het komt voor rekening en risico van verzoekers. Verzoekers zijn verantwoordelijk voor het toezicht op hun eigen perceel. Door het perceel open te stellen voor criminelen en criminele activiteiten, al is het maar door onvoldoende toezicht, hebben verzoekers zichzelf in deze situatie gebracht.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de sluiting van het perceel in beginsel noodzakelijk en evenredig is gezien de grootschalige drugsproductie. Dat ook de schuinoplopende wateropgangen worden gesloten volgt de voorzieningenrechter ook. Verzoekers hebben immers zelf verklaard dat diegene die het drugslab in gebruik had, zich via de wateropgang(en) toegang zal hebben verschaft tot het perceel. Dat verzoekers in hun bedrijfsactiviteiten worden geraakt komt, zoals de burgemeester stelt, voor hun eigen rekening en risico. De burgemeester heeft echter niet deugdelijk gemotiveerd waarom de sluiting van de botenlift noodzakelijk dan wel evenredig is. Uit de stukken en de zitting volgt dat de botenlift een rechte wand kent, zodat deze plek niet gebruikt kan worden om vanaf het water de wal op te klimmen of te lopen. Slechts door het gebruiken van de botenlift zelf kan toegang worden verschaft tot het perceel. Verzoekers hebben op zitting uiteengezet dat de botenlift enkel bediend kan worden vanaf de kade. Om die reden heeft de burgemeester niet onderbouwd dat er rekening mee moet worden gehouden dat de criminelen het terrein hebben betreden door gebruik te maken van de botenlift. Dat kan ook niet uit de verklaringen van verzoekers worden afgeleid. Nu de burgemeester aan het afsluiten van de waterkant ten grondslag heeft gelegd dat de waterkant kan zijn gebruikt voor het verkrijgen van toegang tot het perceel, en dit niet geldt voor de botenlift, heeft de burgemeester niet afdoende gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met sluiting van de wateropgangen die zich aan weerszijden van de botenlift bevinden. De burgemeester heeft gesteld dat zij met de sluiting een signaal willen afgeven namelijk aan de ene kant het vergroten en herstellen van het gevoel van veiligheid in de buurt en aan de andere kant de locatie zichtbaar aan het criminele circuit onttrekken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit signaal ook kan worden afgegeven door middel van sluiting van het perceel en de twee schuine wateropgangen. Ten slotte is van belang dat de burgemeester in het besluit heeft bepaald dat de werkzaamheden op de werf niet gestaakt behoeven te worden. Door het sluiten van de botenlift wordt het echter onmogelijk om gerepareerde schepen in het water te laten of aangeboden schepen daaruit te tillen, zodat deze werkzaamheden ernstig worden beperkt. Evenmin kunnen de door derden op het terrein gestalde boten in de zomer- en vakantieperiode te water worden gelaten. In aanmerking genomen dat niet is onderbouwd dat de botenlift een rol heeft gespeeld in het drugslaboratorium acht de voorzieningenrechter dat een onevenredig verstrekkend gevolg. Gezien het voorgaande heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen.
Wat betekent dit voor het verzoek om voorlopige voorziening?
8. Zoals hiervoor is overwogen heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toe voor zover dat ziet op het kunnen gebruiken van de botenlift. Dit houdt in dat de waterkant dient te worden afgesloten op een wijze die het mogelijk maakt om van de botenlift gebruik te blijven maken. Uit de stukken leidt de voorzieningenrechter af dat het mogelijk moet zijn dit te realiseren door aan beide zijden van de botenlift hekken en borden te plaatsen. Voor het overige laat de voorzieningenrechter de last in stand.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht dat verzoekers hebben betaald in de zaak ARN 21/3145 aan hen vergoeden. Ook krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. De burgemeester moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst de last onder bestuursdwang zoals omschreven onder 8. tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het door verzoekers betaalde griffierecht van twee keer € 181,- aan hen vergoedt;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.