ECLI:NL:RBGEL:2021:3802

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
C/05/379088 / HA ZA 20-627
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een notaris in het kader van een echtscheiding en de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een mondeling vonnis uitgesproken in een zaak betreffende de beroepsaansprakelijkheid van een notaris. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. du Bois, vorderde een schadevergoeding van € 30.000,00 van de gedaagde partij, de notaris, wegens vermeende tekortkomingen in de zorg- en informatieplicht. De zaak is ontstaan na de beëindiging van het huwelijk van eiseres met haar ex-partner, waarbij een vaststellingsovereenkomst was gesloten. Eiseres stelde dat de notaris tekort was geschoten in zijn verplichtingen door niet te wijzen op de gevolgen van de overdracht van de woning aan een derde partij, die kort na de ondertekening van de akte plaatsvond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de notaris niet in zijn zorgplicht heeft gefaald. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van benadeling van eiseres, omdat de notaris niet op de hoogte was van de verkoopprijs van de woning aan de derde partij en dat de hypotheeklasten op de woning geen overwaarde opleverden. De rechtbank concludeerde dat de notaris geen beroepsfout heeft gemaakt en dat eiseres geen schade heeft geleden. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de notaris, die zijn begroot op € 2.379,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen in echtscheidingszaken en de noodzaak voor cliënten om goed geïnformeerd te zijn over de juridische gevolgen van hun overeenkomsten. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van beroepsaansprakelijkheid van notarissen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/379088 / HA ZA 20-627
Proces-verbaal van mondeling vonnis gedaan op 9 juli 2021
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. du Bois te Amsterdam,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. V.J.N. van Oijen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en de notaris genoemd worden.
De zitting wordt gehouden ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 27 januari 2021 in het Stadstheater aan de Velperbinnensingel 10 te Arnhem.
Tegenwoordig zijn mr. G.J. Meijer, rechter, en mr. C.B.J.P. Leuverink, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • [eisende partij] in persoon, vergezeld door mevrouw [belangstellende] ,
  • mr. Du Bois voornoemd,
  • de notaris in persoon,
  • mr. Van Oijen voornoemd.
De rechter wijst het volgende vonnis.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eisende partij] vordert kort gezegd dat [gedaagde partij] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 30.000,00 aan schadevergoeding, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten (waaronder begrepen de nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
1.2.
Aan de vordering tot betaling van schadevergoeding legt zij de volgende feiten en gronden ten grondslag. [eisende partij] is met de heer [naam partner] (hierna: [naam partner] ) gehuwd geweest op huwelijkse voorwaarden, houdende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. In verband met de beëindiging van dit huwelijk hebben zij op 10 februari 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In paragraaf 3.1. van deze vaststellingsovereenkomst staat dat de woning, gelegen aan de ([postcode] [woonplaats] ) [adres] (hierna: de woning), in algehele eigendom toebehoort aan [naam partner] . Na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, toen [naam partner] de woning wenste te verkopen, bleek echter dat de woning aan [naam partner] en [eisende partij] in gezamenlijke eigendom toebehoorde. [eisende partij] en [naam partner] zijn toen opnieuw in overleg getreden en hebben nadere afspraken gemaakt. De notaris heeft deze afspraken op 29 december 2016 in een door hem opgemaakte notariële akte van verdeling registergoed vastgelegd. In deze akte staat dat [naam partner] de woning krijgt toebedeeld en dat [eisende partij] een bedrag van € 10.000,00 van [naam partner] ontvangt wegens onderbedeling. [eisende partij] betoogt dat dit bedrag is gebaseerd op een geschatte waarde van de woning van € 211.000,00 althans € 215.000,00. Later is het [eisende partij] echter gebleken dat [naam partner] een uur na het plaatsen van een handtekening onder deze akte, de woning aan een derde heeft overgedragen voor een bedrag van € 275.000,00. De notaris was ook bij deze overdracht betrokken. Gelet op het feit dat de notaris ermee bekend was dat de woning een uur later aan een derde zou worden verkocht voor een prijs van € 275.000,00, stelt [eisende partij] dat de notaris tekort is geschoten in de op hem rustende zorgplicht, namelijk in het bijzonder het controleren van de wil van [eisende partij] om de woning tegen ontvangst van een bedrag van € 10.000,00 aan [naam partner] over te dragen en zijn informatieplicht. De notaris heeft de A-B B-C transactie niet met [eisende partij] besproken en haar er ook niet op gewezen dat zij met de transactie zou worden benadeeld, aldus [eisende partij] .
1.3.
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
1.4.
Overwogen wordt dat de centrale vraag die partijen verdeeld houdt, is of de notaris in de uitoefening van zijn beroep een fout heeft gemaakt. Relevant bij de beoordeling van deze vraag is wat de situatie was omtrent de woning en de daarop rustende hypotheekrechten.
1.5.
Als enkel sprake is van een op de woning rustend hypotheekrecht van € 218.000,00, zoals [eisende partij] betoogt, heeft [naam partner] bij de overdracht van de woning aan een derde overwaarde gerealiseerd. Als sprake is van op de woning rustende hypotheekrecht van in totaal € 318.000,00, zoals de notaris betoogt, is geen sprake van overwaarde.
1.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat [naam partner] en [eisende partij] , naast het gevestigde hypotheekrecht van € 218.000,00 op de woning, in 2007 een tweede hypotheekrecht van € 100.000,00 op de woning hebben gevestigd. Daarvoor is redengevend de hypotheekakte van 5 januari 2017 waarin staat dat een tweede recht van hypotheek is verleend op de woning voor dit bedrag. Ook volgt uit het ter mondelinge behandeling door de notaris overgelegde uittreksel van het Kadaster van 28 december 2019 dat sprake is van een tweede gevestigde hypotheekrecht op de woning. Tot slot worden beide gevestigde hypotheekrechten ook genoemd in de akte van verdeling registergoed van 29 december 2016.
1.7.
Dat sprake zou zijn van één gevestigde hypotheekrecht, bestaande uit twee delen, zoals [eisende partij] heeft gesteld, is onvoldoende onderbouwd. In het door [eisende partij] overgelegde jaaroverzicht 2016 van de hypotheekverstrekker, SNS Bank, wordt verwezen naar de hypotheek met nummer [hypotheeknummer] . Dit nummer sluit aan bij het nummer op de akte van het in 2003 gevestigde hypotheekrecht. Dit jaaroverzicht kan dan ook alleen betrekking hebben op het in 2003 gevestigde hypotheekrecht van € 218.000,00 en zegt niets over het in 2007 gevestigde hypotheekrecht.
1.8.
Het oordeel dat sprake is van twee gevestigde hypotheekrechten op de woningen van in totaal € 318.000,00 wordt bovendien bevestigd door het feit dat bij de levering van de woning aan een derde meer dan € 218.000,00 aan SNS Bank is betaald ter aflossing van de op de woning rustende hypotheekrechten. In de brief van 28 december 2016 van SNS Bank (productie 7 bij conclusie van antwoord) is ook vermeld dat de gehele verkoopopbrengst minus een bedrag van € 10.000,00 = € 264.006,37 aan SNS Bank dient te worden overgemaakt. In deze brief wordt verwezen naar nummer 43.45.613 en dit nummer komt overeen met het nummer van de hypotheekakte van 5 januari 2007 waarin een tweede hypotheekrecht van € 100.000,00 op de woning is gevestigd. De notaris heeft ter zitting inzage gegeven in de bankgegevens van het dossier en partijen zijn het erover eens dat daarin staat dat het restant ad € 264.006,37 daags na de levering aan SNS Bank is overgemaakt.
1.9.
Daarnaast heeft gelden dat als er alleen een hypotheekrecht van € 218.000,00 op de woning zou hebben gerust, SNS Bank bij de verkoop van de woning ook alleen aanspraak had kunnen maken op betaling ter hoogte van dit bedrag. SNS Bank heeft echter betaling van een hoger bedrag kunnen vragen en gekregen, omdat er een hogere hypotheek dan € 218.000,00 op de woning rustte. In de situatie dat de gehele verkoopopbrengst naar de
hypotheekverstrekker gaat, is de conclusie gerechtvaardigd dat geen sprake van overwaarde was toen [naam partner] de woning aan een derde verkocht. [naam partner] heeft geen geld ontvangen naar aanleiding van de verkoop van de woning. Dit houdt in dat geen sprake was van benadeling van [eisende partij] door levering van de woning aan een derde, zodat de notaris onder die omstandigheden, geen mededeling behoefde te doen van de levering van de woning aan een derde. Niet gebleken is dan ook dat de notaris een beroepsfout heeft gemaakt en/of dat [eisende partij] enige schade heeft geleden. De conclusie is dat de vorderingen van [eisende partij] worden afgewezen.
1.10.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. De proceskosten worden aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op:
- griffierecht € 937,00
- salaris advocaat
1.442,00 (2 pt x liquidatietarief € 721,00)
Totaal € 2.379,00

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op € 2.379,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten, indien betaling binnen veertien dagen na betekening van het vonnis uitblijft, vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
2.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisende partij] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten, indien betaling binnen veertien dagen na betekening van het vonnis uitblijft, vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
2.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskosten- en nakostenveroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,