ECLI:NL:RBGEL:2021:3754

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
387017 / HA ZA 21/198
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv tot afgifte/inzage in in gerechtelijke bewaring gehouden bescheiden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 843a Rv, waarbij de eisers, ADFINICON B.V. en BARCA HOLDING B.V., toestemming vroegen voor afgifte en inzage in documenten die in gerechtelijke bewaring zijn gehouden door DigiJuris B.V. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers recht hebben op afgifte van de in beslag genomen documenten, waaronder administraties en communicatie met betrekking tot hun vennootschappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers een rechtmatig belang hebben bij de gevraagde inzage en afgifte, en dat de gedaagden geen gewichtige redenen hebben aangevoerd om de vordering te weigeren. De rechtbank heeft de vordering tot voeging van de hoofdzaak met een andere procedure afgewezen, omdat er geen sprake was van verknochtheid tussen de zaken. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft een mondelinge behandeling bevolen om verdere inlichtingen te verkrijgen en om te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 387017 / HA ZA 21/198
Vonnis in incidenten van 14 juli 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADFINICON B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BARCA HOLDING B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
3.
[naam eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident ex artikel 843a Rv,
verweerders in het incident tot voeging,
advocaat mr. R.P. de Vries te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOPPARKEN HOLDING B.V.,
gevestigd te Ede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONTINENTAL REKREATIE B.V.,
gevestigd te Harskamp, gemeente Ede,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIPPLE B VASTGOED B.V.,
gevestigd te Lunteren, gemeente Ede,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIPPLE B INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Lunteren, gemeente Ede,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats] ,
8. de maatschap
[gedaagde 8 maatschap],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 9],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
10.
[gedaagde 10],
[woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident ex artikel 843a Rv,
eisers in het incident tot voeging,
advocaat mr. T.J. van Veen te Ede.
Partijen zullen hierna [gezamenlijke eisers] (en waar nodig afzonderlijk: Adfinicon, Barca en [naam eiser 3] ) en [gezamenlijke gedaagden] (en waar nodig afzonderlijk: Topparken, Continental, Tripple B Vastgoed, Tripple B Investments, [gedaagde 5] , [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagde 8 maatschap] , [gedaagde 9] en [gedaagde 10] ) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
  • de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Rv tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De feiten

2.1.
In het kader van de incidenten gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2.2.
Tussen [naam eiser 3] en diens vennootschappen Adfinicon en Barca enerzijds en Topparken – een onderneming van de familie [naam] – anderzijds heeft in het verleden een samenwerkings-/arbeidsrelatie bestaan.
2.3.
Op 21 januari 2021 heeft [gedaagde 6] een laptop meegenomen uit de woning van [naam eiser 3] .
2.4.
Op 28 januari 2021 heeft Topparken [naam eiser 3] op staande voet ontslagen. [naam eiser 3] heeft daarop een procedure tegen Topparken aanhangig gemaakt bij de kantonrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, waarin hij kort gezegd vernietiging van het ontslag heeft gevorderd, alsmede betaling van het salaris althans een vergoeding, plus nog enkele nevenvorderingen. Bij beschikking van 6 mei 2021 heeft de kantonrechter kort gezegd geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en zijn de verzoeken van [naam eiser 3] grotendeels afgewezen en de tegenverzoeken van Topparken toegewezen, met veroordeling van [naam eiser 3] in de proceskosten.
2.5.
Voorafgaand aan het ontslag heeft Topparken de toegang van [naam eiser 3] tot diens e-mailaccount van Topparken en daaraan gekoppelde drives geblokkeerd, evenals het e-mailaccount dat [naam eiser 3] hield bij [gedaagde 9] .
2.6.
Bij brief van 29 januari 2021 heeft [naam eiser 3] [gedaagde 9] verzocht om de dossiers en administratie van [gezamenlijke eisers] aan hem te doen toekomen en [naam eiser 3] weer toegang te verlenen tot zijn e-mailaccount bij [gedaagde 9] . [gedaagde 9] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.7.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [gezamenlijke eisers] op 3 maart 2021 ten laste van [gezamenlijke gedaagden] conservatoir beslag tot afgifte laten leggen op – kort gezegd – de aan hem in eigendom toebehorende fysieke (schriftelijke) en elektronische bescheiden, waaronder e-mails, en/of de originele gekloonde harde schijf zelf. Daarnaast heeft [gezamenlijke eisers] ten laste van [gezamenlijke gedaagden] conservatoir bewijsbeslag laten leggen op – kort gezegd – alle fysieke (schriftelijke) en elektronische bescheiden, waaronder e-mails, met betrekking tot Adfinicon en/of Barca en/of [naam eiser 3] en/of de gekloonde harde schijf. Het aldus veiliggestelde materiaal is in gerechtelijke bewaring afgegeven aan DigiJuris B.V. te Amersfoort. Daar bevindt het zich nu.
2.8.
Bij deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen, is onder zaaknummer/rolnummer 386587 / HZ ZA 21/125 een procedure aanhangig tussen Continental als eisende partij en [gezamenlijke eisers] en mevrouw [naam] (hierna: [naam] ) als gedaagde partijen (hierna ook: de Zutphense procedure). In die procedure vordert Continental kort gezegd terugbetaling van facturen op de grondslag onverschuldigde betaling dan wel onrechtmatige daad.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert in de hoofdzaak, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Bonus 2019:Topparken en Tripple B Vastgoed hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [naam eiser 3] van een bedrag van € 100.000,00 netto ter zake van de bonus 2019, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente;
II.
Bonus 2020:Topparken en Tripple B Vastgoed hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [naam eiser 3] van de bonus over 2020 binnen vier weken nadat de jaarcijfers over 2020 van het Topparken-concern worden vastgesteld;
III.
Meerwaarderegeling:Topparken en Tripple B Vastgoed hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [naam eiser 3] van een bedrag van € 110.000,00 ter zake van de meerwaarderegeling, te betalen binnen veertien dagen na betekening van eht te wijzen vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente;
IV.
Aandelen:Continental, Tripple B Vastgoed en Tripple B Investments veroordeelt tot nakoming van de overeenkomst ter zake van de levering van aandelen door binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis te verschijnen bij de notaris en mee te werken aan de levering van de aandelen door middel van ondertekening van de leveringsakte, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00;
V. met bepaling dat het vonnis zo nodig in de plaats treedt van de (handtekening onder de) akte van levering als bedoeld in artikel 3:300 BW, indien (een van) de partijen Continental, Tripple B Vastgoed en/of Tripple B Investments niet verschijnt/verschijnen bij de notaris en/of haar/hun medewerking niet verleent/verlenen;
VI.
Woonhuis:[gedaagde 5] veroordeelt tot nakoming van de overeenkomst tot levering van het woonhuis door binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis te verschijnen bij de notaris en mee te werken aan de levering van het woonhuis, vrij van hypotheken en beslagen, door middel van ondertekening van de leveringsakte, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00;
VII. met bepaling dat het vonnis zo nodig in de plaats treedt van de (handtekening onder de) akte van levering als bedoeld in artikel 3:300 BW, indien [gedaagde 5] niet verschijnt bij de notaris en/of zijn medewerking niet verleent;
VIII. [gedaagde 5] veroordeelt tot betaling aan [naam eiser 3] van een bedrag van € 85.000,00 netto ter zake van de contractuele boete uit hoofde van de koopovereenkomst, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente;
IX.
Beslagkosten:[gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de beslagkosten van € 47.660,19 althans € 34.944,51, te vermeerderen met wettelijke rente;
X. [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
3.2.
[gezamenlijke eisers] legt aan zijn vorderingen kort gezegd ten grondslag de voormalige samenwerkings-/arbeidsrelatie van [naam eiser 3] met Topparken, uit hoofde waarvan [naam eiser 3] diverse (voorwaardelijke) nakomingsvorderingen stelt te hebben, namelijk met betrekking tot bonussen over 2019 en 2020 en een meerwaarderegeling. Daarnaast legt [gezamenlijke eisers] aan zijn vorderingen ten grondslag dat [naam eiser 3] met Continental, Tripple B Vastgoed en Tripple B Investments is overeengekomen dat hij een aandelenbelang zou verkrijgen en dat Continental, Tripple B Vastgoed en Tripple B Investments de afspraken met betrekking tot de overdracht van de aandelen niet nakomen. Ten slotte ligt aan de vorderingen van [gezamenlijke eisers] ten grondslag dat [naam eiser 3] met [gedaagde 5] een koopovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot een woning en dat [gedaagde 5] tekortschiet in de nakoming van die koopovereenkomst door niet tezamen met [naam eiser 3] een leveringsdatum overeen te komen.
3.3.
[gezamenlijke gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] , met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de proceskosten.

4.Het geschil in het incident ex artikel 843a Rv en de beoordeling daarvan

4.1.
[gezamenlijke eisers] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Afgifte:vaststelt dat [gezamenlijke eisers] toestemming wordt verleend, uitvoerbaar onmiddellijk na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, om afgifte te krijgen van de in beslag tot levering genomen documenten die in gerechtelijke bewaring worden gehouden door DigiJuris B.V., zoals omschreven in randnummer 5.7 van de dagvaarding;
II.
Inzage:vaststelt dat [gezamenlijke eisers] toestemming wordt verleend, uitvoerbaar onmiddellijk na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, om inzage te krijgen in en afschriften te verkrijgen van de in beslag genomen en middels dataseparatie geselecteerde Bescheiden die in gerechtelijke bewaring worden gehouden door DigiJuris B.V., zoals omschreven in randnummers 5.31 en 5.33 (bedoeld zal zijn: randnummer 26) van de dagvaarding, althans in overeenstemming met een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen procedure;
III. beveelt dat [gezamenlijke gedaagden] de inzage in en verkrijging van afschriften van de bescheiden, zoals genoemd onder I, moet gehengen en gedogen onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke dag of elke gelegenheid, door [gezamenlijke eisers] te bepalen, waarop (een van) [gezamenlijke gedaagden] niet volledig voldoet aan dit bevel, met een maximum van € 100.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen dwangsom;
IV. [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [gezamenlijke eisers] van de proceskosten in het incident, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, waarbij geldt dat als de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd.
4.2.
De stukken/roerende zaken waarvan [gezamenlijke eisers] onder I afgifte vordert, zijn (dagvaarding 5.7):
gehele administratie en boekhouding, inclusief alle facturen met betrekking tot/van Adfinicon;
gehele administratie en boekhouding met betrekking tot/van Barca;
gehele administratie en boekhouding met betrekking tot/van [naam eiser 3] ;
communicatie tussen [gedaagde 10] en [naam eiser 3] ter zake van Adfinicon;
communicatie tussen [gedaagde 10] en [naam eiser 3] ter zake van Barca;
communicatie tussen [gedaagde 10] en [naam eiser 3] ter zake van [naam eiser 3] ;
volledige inhoud van het account [naam] ;
gekloonde harde schijf.
4.3.
Ten aanzien van deze stukken/roerende zaken betoogt [gezamenlijke eisers] dat zij op grond van revindicatie ex artikel 5:2 BW recht heeft op afgifte ex artikel 843a Rv van de – als integrale kopie in beslag en bewaring genomen – administraties van Adfinicon, Barca en [naam eiser 3] privé, de inhoud van het account [naam] en de informatie op de (gekloonde) harde schijf van de privélaptop van [naam eiser 3] , waartoe hij geen toegang meer heeft. [gezamenlijke eisers] voert aan dat zij deze bescheiden nodig heeft ter bewijs van haar stellingen, zowel die ten grondslag liggen aan haar eigen vorderingen als ter staving van het door haar te voeren verweer tegen de verschillende aantijgingen, sommaties en de door Continental uitgebrachte dagvaarding in de Zutphense procedure.
4.4.
De bescheiden waarvan [gezamenlijke eisers] onder II afschrift en inzage vordert, zijn (dagvaarding 5.26):
samenwerkingsovereenkomst – inclusief concepten – ter zake van het Woonhuis;
huurovereenkomst – inclusief concepten – ter zake van het Woonhuis;
winstdelingsovereenkomst – inclusief concepten – over bestaande Topparken-entiteiten tot 31 december 2018;
overeenkomst/uitwerkingen – inclusief concepten – ter zake van (gedeeltelijke) verkoop en uitbreiding Topparken;
overeenkomst/uitwerkingen – inclusief concepten – ter zake van het door [naam eiser 3] te verkrijgen aandelenbelang;
facturen Adfinicon aan Continental;
communicatie – inclusief notities – tussen [gedaagde 5] en [naam eiser 3] ter zake van (de rechtbank begrijpt:) de punten i tot en met v;
communicatie – inclusief notities – tussen [gedaagde 6] en [naam eiser 3] ter zake van (de rechtbank begrijpt:) de punten i tot en met v;
communicatie – inclusief notities – tussen [gedaagde 10] en [naam eiser 3] ter zake van (de rechtbank begrijpt:) de punten i tot en met v;
inhoud e-mailaccount [naam] ;
gekloonde harde schijf.
4.5.
Met betrekking tot deze bescheiden voert [gezamenlijke eisers] aan dat zij recht en belang heeft bij onbeperkt afschrift van en inzage in alle elektronische bescheiden die in (bewijs)beslag en bewaring zijn genomen, omdat zij aan de hand daarvan haar stellingen – zowel ten aanzien van de eigen vorderingen (stelplicht) als haar verweren tegen de door [gezamenlijke gedaagden] ingenomen en in te nemen stellingen (en mogelijke reconventionele vorderingen) – nader kan onderbouwen en zo nodig bewijzen.
4.6.
[gezamenlijke gedaagden] concludeert tot toewijzing van de vordering tot afschrift van de genoemde bescheiden onder de bepaling dat daarvan tevens afschriften moeten worden verstrekt aan elk van hen, met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de kosten in het incident.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Rv betrekking heeft op de situatie dat een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel bekend is, maar niet in haar bezit. In dat geval bestaat een bijzondere exhibitieplicht. Deze vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven. Er is geen sprake van een algemeen inzagerecht. Een partij kan slechts om inzage vragen in (i) bepaalde, met name genoemde stukken. Daarnaast stelt artikel 843a Rv als voorwaarden dat de partij die om inzage vraagt daarbij (ii) een rechtmatig belang heeft en dat het gaat om stukken (iii) met betrekking tot een rechtsverhouding waarin deze partij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Artikel 843a lid 4 Rv bepaalt dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet is gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Artikel 843a lid 2 Rv houdt in dat de rechter zo nodig de wijze bepaalt waarop inzage, afschrift of uittreksel zal worden verschaft.
4.8.
[gezamenlijke gedaagden] voert noch ten aanzien van de hierboven onder 4.2 noch ten aanzien van de hierboven onder 4.4 genoemde bescheiden het verweer dat niet is voldaan aan de criteria van artikel 843a Rv. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de incidentele vordering toewijsbaar is, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen, met dien verstande dat het hierbij – gelet op de formulering van het petitum – uitsluitend gaat om de in 4.2 en 4.4 genoemde stukken voor zover zij behoren tot de als integrale kopie in beslag en bewaring genomen administraties van Adfinicon, Barca en [naam eiser 3] privé, de inhoud van het account [naam] en de informatie op de (gekloonde) harde schijf van de privélaptop van [naam eiser 3] , alsmede tot alle elektronische bescheiden die in (bewijs)beslag en bewaring zijn genomen.
4.9.
De rechtbank overweegt verder nog het volgende. [gezamenlijke gedaagden] voert aan dat zij geen bezwaar heeft tegen de afgifte van afschriften van “deze bescheiden” – waarmee zij overigens kennelijk uitsluitend de hierboven onder 4.4 genoemde bescheiden bedoelt – onder de voorwaarde dat van alle afschriften die aan [gezamenlijke eisers] worden verschaft, tegelijkertijd ook afschriften aan [gezamenlijke gedaagden] worden verschaft. Daartoe betoogt [gezamenlijke gedaagden] dat [naam eiser 3] door gebruikmaking van valselijk opgemaakte geschriften zijn werkgever (Topparken) op een dwaalspoor heeft gezet met betrekking tot zijn criminele activiteiten. Bovendien heeft [naam eiser 3] door middel van valsheid in geschrifte Bergervoet misleid met betrekking tot zijn activiteiten in het kader van de verkoop van de woning, aldus [gezamenlijke gedaagden] [naam eiser 3] beweert nu dat sprake is van overeenkomsten over winstdeling, verkoop en uitbreiding van Topparken en het verkrijgen van een aandelenbelang. Volgens [gezamenlijke gedaagden] is in het kader van de waarheidsvinding van belang dat wordt vastgesteld wat de precieze inhoud is van de bescheiden waarvan aan [naam eiser 3] afschriften worden verstrekt. Deze kunnen dan zo nodig worden vergeleken met documenten die [naam eiser 3] later nog in het geding zou willen brengen, aldus [gezamenlijke gedaagden]
4.10.
De rechtbank zal aan de toewijzing van de incidentele vordering niet de door [gezamenlijke gedaagden] gewenste voorwaarde verbinden. Indien [gezamenlijke eisers] immers, nadat zij inzage of afschrift van de betreffende bescheiden heeft verkregen, daarop in deze procedure een beroep wil doen, zal zij deze stukken in het geding moeten brengen. Langs die weg zal ook [gezamenlijke gedaagden] daarover dan de beschikking krijgen. Gelet hierop heeft [gezamenlijke gedaagden] bij de door haar gewenste voorwaarde geen belang.
4.11.
De rechtbank zal de veroordeling, anders dan door [gezamenlijke eisers] gevorderd, niet versterken met een dwangsom. Er bestaat immers geen grond om aan te nemen dat [gezamenlijke gedaagden] , nu zij concludeert tot toewijzing van de incidentele vordering, geen gevolg zal geven aan dit vonnis. Indien [gezamenlijke gedaagden] onverhoopt niet aan de veroordeling voldoet en daarvoor geen gewichtige reden kan aanvoeren, zal de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen maken die zij geraden acht.
4.12.
Omdat geen van partijen is te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. Het geschil in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv en de beoordeling daarvan
5.1.
[gezamenlijke gedaagden] vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de hierboven onder 2.8 bedoelde Zutphense procedure, met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de proceskosten in het incident.
5.2.
[gezamenlijke gedaagden] legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat tussen Continental als eiseres en Adfinicon, Barca en [naam eiser 3] , alsmede [naam] als gedaagden, een procedure aanhangig is waarbij de veroordeling van die gedaagden wordt gevorderd tot betaling van geldsommen. Volgens [gezamenlijke gedaagden] ligt aan die procedure grotendeels hetzelfde feitencomplex ten grondslag als in de onderhavige zaak aan de orde is. De vorderingen van Continental in de Zutphense procedure zijn gebaseerd op dan wel vloeien voort uit dezelfde rechtsverhouding (overeenkomst van opdracht respectievelijk arbeidsovereenkomst) als waarop de vorderingen van [gezamenlijke eisers] in de onderhavige zaak betrekking hebben. De zaken zijn daarom aan elkaar verknocht als bedoeld in artikel 222 Rv, aldus [gezamenlijke gedaagden]
5.3.
[gezamenlijke eisers] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van [gezamenlijke gedaagden] in de kosten in het incident.
[gezamenlijke eisers] betwist dat de onderhavige zaak in aanmerking komt voor voeging ex artikel 222 Rv. Daartoe voert [gezamenlijke eisers] ten eerste aan dat de partijen in de twee procedures waarvan voeging wordt verzocht verschillen. Zo is [naam] gedaagde in de Zutphense procedure, maar geen partij in de onderhavige procedure. Van de gedaagden in de onderhavige procedure is alleen Continental ook partij in de Zutphense procedure; de overige gedaagden zijn dat niet. Om die reden is niet voldaan aan het vereiste van artikel 222 Rv dat de twee te voegen zaken tussen “dezelfde partijen” aanhangig moeten zijn.
Bovendien, zo voert [gezamenlijke eisers] aan, verschillen de onderwerpen van de beide procedures wezenlijk van elkaar. In de onderhavige procedure wordt – onder meer – nakoming gevorderd van afspraken die tussen partijen zijn gemaakt, waaronder de betaling van diverse bonussen, de levering van aandelen en de levering van een onroerende zaak. In de Zutphense procedure vordert Continental alleen terugbetaling van diverse facturen van Adfinicon op grond van primair onverschuldigde betaling (artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), subsidiair onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De vorderingen, grondslagen en onderwerpen in de twee zaken verschillen dus wezenlijk van elkaar, aldus [gezamenlijke eisers] Om die reden is volgens [gezamenlijke eisers] geen sprake van verknochtheid als bedoeld in artikel 222 Rv.
5.4.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 222 lid 1 Rv, in geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, daarvan de voeging kan worden gevorderd. Verknochtheid kan worden aangenomen zodra de doelmatigheid is gediend met gezamenlijke behandeling en berechting van zaken. Onder verknochtheid wordt verstaan dat in die verschillende zaken feitelijke en/of juridische geschilpunten een rol spelen die hetzij (nagenoeg) identiek zijn, hetzij een zodanige samenhang vertonen dat een gezamenlijke berechting uit een oogpunt van doelmatigheid geboden is. Dat het in de onderhavige procedure en de Zutphense procedure niet gaat om procedures tussen precies dezelfde partijen hoeft op zichzelf aan het aannemen van verknochtheid in de zin van artikel 222 Rv niet in de weg te staan.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is tussen beide procedures geen sprake van de vereiste verknochtheid. Zoals [gezamenlijke eisers] terecht aanvoert, wordt in de Zutphense procedure – waarvan de dagvaarding is overgelegd als productie 36 bij de dagvaarding in de onderhavige procedure – terugbetaling van facturen gevorderd op de grondslag onverschuldigde betaling dan wel onrechtmatige daad. De vorderingen in de onderhavige procedure strekken kort gezegd tot nakoming van afspraken die tussen partijen zouden zijn gemaakt, waaronder de betaling van diverse bonussen, de levering van aandelen en de levering van een onroerende zaak. De vorderingen, grondslagen en onderwerpen in de beide procedures verschillen dan ook wezenlijk van elkaar.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering van [gezamenlijke gedaagden] moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
5.7.
[gezamenlijke gedaagden] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in het incident dragen. De rechtbank begroot deze kosten aan de kant van [gezamenlijke eisers] op € 563,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 563,00).

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
6.2.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die zij geraden zal achten.
6.3.
De mondelinge behandeling van de zaak zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaat om tot een oordeel te kunnen komen.
6.4.
Tijdens de mondelinge behandeling wordt aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Zij mogen daarbij gebruik maken van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen niet worden toegestaan.
6.5.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. Partijen moeten erop zijn voorbereid dat de rechtbank een mondeling vonnis kan wijzen. Ter zitting kan aan de orde komen of een deskundigenonderzoek noodzakelijk is, welke vragen moeten worden beantwoord en wie partijen als deskundige benoemd willen zien.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex artikel 843a Rv
7.1.
bepaalt dat aan [gezamenlijke eisers] toestemming wordt verleend, uitvoerbaar onmiddellijk na betekening van dit vonnis, om afgifte te krijgen van de in beslag tot levering genomen documenten die in gerechtelijke bewaring worden gehouden door DigiJuris B.V., zoals omschreven in randnummer 5.7 van de dagvaarding, voor zover de aldaar omschreven documenten behoren tot de als integrale kopie in beslag en bewaring genomen administraties van Adfinicon, Barca en [naam eiser 3] privé, de inhoud van het account [naam] en de informatie op de (gekloonde) harde schijf van de privélaptop van [naam eiser 3] ,
7.2.
bepaalt dat aan [gezamenlijke eisers] toestemming wordt verleend, uitvoerbaar onmiddellijk na betekening van dit vonnis, om inzage te krijgen in en afschriften te verkrijgen van de in beslag genomen en middels dataseparatie geselecteerde Bescheiden die in gerechtelijke bewaring worden gehouden door DigiJuris B.V., zoals omschreven in randnummer 5.26 van de dagvaarding, voor zover de aldaar omschreven bescheiden behoren tot alle elektronische bescheiden die in (bewijs)beslag en bewaring zijn genomen,
7.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
7.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident ex artikel 222 Rv
7.5.
wijst het gevorderde af,
7.6.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
7.7.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het Paleis van Justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
7.8.
bepaalt dat [naam eiser 3] en Bergervoet dan in persoon aanwezig moeten zijn en dat Adfinicon B.V., Barca Holding B.V., Topparken Holding B.V., Continental Rekreatie B.V., Tripple B Vastgoed B.V., Tripple B Investments B.V., [gedaagde 8 maatschap] en [gedaagde 9] B.V. dan moeten zijn vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
7.9.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 juli 2021voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden augustus tot en met oktober 2021, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
7.10.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
7.11.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.
JE/KH