ECLI:NL:RBGEL:2021:3738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
05.266090.20 + 09.857682.15 (VI)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag, teweegbrengen van ontploffing en poging tot afpersing met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot doodslag, het teweegbrengen van een ontploffing en poging tot afpersing. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 27 februari 2020 en 10 maart 2020 in Lunteren en Ede. De verdachte zou samen met een ander slachtoffer [slachtoffer 1] hebben aangevallen met metalen staven, wat leidde tot ernstig letsel. Anderhalve week later zou hij betrokken zijn geweest bij een explosie bij het restaurant van de broer van het slachtoffer, [slachtoffer 2], waarbij een dreigbrief werd achtergelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij deze feiten op basis van forensisch bewijs, waaronder DNA-analyses en camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van tien jaar op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het bezit van MDMA, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van de aanwezigheid ervan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/266090-20 + 09/857682-15 (herroeping VI)
Datum uitspraak : 15 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem in Arnhem.
Raadsman: mr. S. Schuurman, advocaat in Breukelen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Lunteren, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, in ieder geval eenmaal met (een) honkbalknuppel(s) en/of (een) (metalen) sta(v)(af)(en) op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
-(vervolgens) meermalen, in ieder geval eenmaal met (een) honkbalknuppel(s) en/of (een) (metalen) sta(v)(af)(en) op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Lunteren, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere schedelbreuk(en) en/of hoofdletsel heeft toegebracht, door
- meermalen, in ieder geval eenmaal met (een) honkbalknuppel(s) en/of (een) (metalen) sta(v)(af)(en) op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- ( vervolgens) meermalen, in ieder geval eenmaal met (een) honkbalknuppel(s) en/of (een) (metalen) sta(v)(af)(en) op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag),
2.
hij op of omstreeks 10 maart 2020 te Ede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door één of meerdere stuk(ken) vuurwerk en/of (een) explosie(f)(ven) tegen en/of in de nabijheid van een deur van een pand (te weten
Restaurant [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] ) af en/of aan te steken en/of tot ontploffing te brengen en daarvan gemeen gevaar voor:
- de inboedel en/of inventaris van dat restaurant/pand en/of
- het naastgelegen pand en/of de inboedel en/of inventaris van dat naastgelegen pand,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 10 maart 2020 te Ede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan
een derde, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- door één of meerdere stuk(ken) vuurwerk en/of (een) explosie (f) (ven) tegen en/of in de nabijheid van een deur van een pand (te weten Restaurant [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] ) te plaatsen en/of te bevestigen en/of (vervolgens) af en/of aan te steken
en/of tot ontploffing te brengen en/of
- een brief op voornoemde locatie heeft/hebben achtergelaten waarop stond: “Wat met jou broertje is gebeurt gaat nog veel erger met jou gebeuren. Betaal ons!!”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 23 oktober 2020 te Rosmalen
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 41,61 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Inleiding
In de vroege ochtend van 27 februari 2020 rond 05.15 uur is [slachtoffer 1] vlakbij zijn woning in Lunteren aangevallen en meerdere keren met een voorwerp op zijn hoofd en op zijn lichaam geslagen. Anderhalve week later, op 10 maart 2020, is er op de deur van restaurant [naam 1] in Ede – eigendom van [slachtoffer 2] , de broer van [slachtoffer 1] – zwaar vuurwerk bevestigd en vervolgens tot ontploffing gebracht. Op de deur was ook een briefje geplakt met daarop de tekst: “Wat met jou broertje is gebeurt gaat nog veel erger met jou gebeuren Betaal ons nu!!”.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte betrokken is geweest bij bovengenoemde feiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de onder 1 primair en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, alsmede aan het onder 4 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat aan de hand van het dossier niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte één van de personen is die een explosief en een briefje op de deur van het restaurant heeft bevestigd. Er is geen link tussen verdachte en aangever. Verdachte heeft alle betrokkenheid bij deze feiten ontkend en vermoedt dat een jongen die hij via Exodus kent en die bij hem in zijn woning verbleef, betrokken is geweest bij deze feiten. Bovendien hebben medewerkers van het Leger des Heils één van de twee personen herkend als iemand die bij hen bekend was in de hulpverlening, niet zijnde verdachte. Onduidelijk is of deze persoon dezelfde persoon is als de jongen die bij verdachte thuis verbleef.
De onderzoeksbevindingen zoals het DNA van verdachte op de tape, het in de buurt aanstralen van de telefoon van verdachte, de oranje vellen papier, het handschriftonderzoek en de vermoedelijke aanwezigheid in de buurt van de [merk] kunnen worden verklaard door de aanwezigheid van deze persoon in de woning van verdachte en het regelmatig uitlenen van de auto van verdachte aan (onder andere) deze persoon. De politie heeft dit alternatieve scenario onderkend, maar heeft hier slechts kort en niet uitputtend onderzoek naar gedaan, aldus de raadsman.
De raadsman heeft voorts te kennen gegeven dat met de conclusies van het handschriftonderzoek terughoudend dient te worden omgegaan, nu het een onderzoek met beperkingen betreft. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat verdachte de schrijver is geweest van de tekst in de agenda’s en in het notitieboekje die als referentiemateriaal is gebruikt in het handschriftonderzoek. Verder heeft één van de slachtoffers het handschrift herkend als zijnde afkomstig van een andere persoon dan verdachte.
Verdachte is niet herkend op basis van de camerabeelden die onderzocht zijn. Verdachte heeft ontkend dat hij de tweede persoon op de camerabeelden is. Verdachte kan de eerste persoon niet zijn, nu deze persoon een hoodie droeg en verdachte zijn rastahaar niet onder een hoodie kan stoppen.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat uit NFI-onderzoek is gebleken dat de tape die is gebruikt om het briefje op de deur te plakken niet afkomstig is van de rol tape die in de auto van verdachte is aangetroffen. Daar komt bij dat een rol tape een verplaatsbaar object betreft. Bovendien is op de camerabeelden te zien dat de persoon die het briefje heeft opgeplakt, handschoenen droeg. Dit brengt mee dat het DNA dat is aangetroffen op het stuk tape waarmee het briefje op de deur is geplakt, op een ander moment op de tape is gekomen.
Gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 3 is geen link te leggen tussen het briefje op de deur van het restaurant en (de betrokkenheid van verdachte bij) de mishandeling onder feit 1. Niet kan worden vastgesteld dat het de [merk] van verdachte is geweest die ten tijde van het incident is waargenomen door camerabeelden en getuigen. Dat het voertuig van verdachte ten tijde van het incident wel in de buurt van de plaats delict is geweest, valt niet uit te sluiten, maar verdachte was hierbij niet betrokken. Dat de telefoon van verdachte ten tijde van het incident masten rondom de plaats delict heeft aangestraald, is te verklaren doordat de telefoon van verdachte vaak in de auto lag en de auto regelmatig werd gebruikt door andere personen. Verder volgt uit het meldkamergesprek dat de melder “twee jonge gastjes” heeft gezien. Verdachte was ten tijde van het incident 34 jaar oud en kan niet als jong gastje worden beschouwd.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat de MDMA is aangetroffen in een keukenkastje, niet in het zicht en weggestopt in een pakje sigaretten. Verdachte heeft verklaard dat hij niet als enige in de woning kwam. De raadsman heeft verwezen naar een arrest van de Hoge Raad en heeft bepleit dat enkel toegang tot het keukenkastje onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van aanwezigheid van de MDMA; er moet ook sprake zijn van bewustheid van de aanwezigheid. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van MDMA dient hij voor dit feit eveneens te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3
Poging doodslag [slachtoffer 1]
Op 27 februari 2020 omstreeks 05.15 uur kreeg de politie een melding over een verdacht rondrijdend voertuig rondom de Haverkamp in Lunteren. De politie arriveerde om 05.25 uur ter plaatse en trof [slachtoffer 1] aan, liggend op de grond, achter een bestelbus, met zijn hoofd in een plas bloed. [slachtoffer 1] maakte een gorgelend geluid en was onrustig. Hij had een wond aan de linkerzijde van zijn hoofd. [2]
Aangifte en letsel [slachtoffer 1]
heeft aangifte gedaan en heeft onder meer het volgende verklaard. Omstreeks 05.20 uur verliet hij zijn woning aan de Haverkamp en liep naar zijn bestelbus die verderop stond geparkeerd. Op het moment dat hij bij zijn bestelbus aankwam, kwamen twee mannen uit de bosschage en liepen op [slachtoffer 1] af. Zij hadden, naar [slachtoffer 1] dacht, honkbalknuppels in hun handen. [slachtoffer 1] pakte de eerste man vast, maar kreeg van de tweede man een klap met de knuppel op de linkerkant van zijn hoofd. Hierdoor kwam [slachtoffer 1] ten val. Beide mannen sloegen hem met de knuppels op zijn lichaam en - minimaal drie keer - op zijn hoofd. [slachtoffer 1] raakte bewusteloos en kwam bij in de ambulance. De portemonnee, telefoon, tankpas en sleutelbos van [slachtoffer 1] waren meegenomen. [slachtoffer 1] kon een signalement geven van de voorste persoon. Deze persoon had een donkergetinte huid (volgens [slachtoffer 1] : Hindoestaans), kort zwart haar, was eind twintig, 1.80 – 1.85 meter lang en had een smal postuur. [3]
Forensisch arts drs. [naam 2] heeft in zijn forensisch onderzoek onder meer de volgende bevindingen gedaan.
Bij [slachtoffer 1] is onder andere het volgende letsel geconstateerd:
  • schaafwonden op het voorhoofd;
  • diepe scheurverwondingen op het hoofd;
  • schaafverwondingen aan linker- en rechterhand;
  • bloeduitstortingen aan de linker- en rechterhand.
Het is zeer aannemelijk dat de letsels zijn toegebracht met behulp van een voorwerp dat de eigenschap heeft om op het hoofd in de huid twee diepe scheurverwondingen te veroorzaken. Tijdens het lichamelijk onderzoek is door [slachtoffer 1] aangegeven dat onder de scheurverwonding op het hoofd sprake is van een scheur van het schedelbot met een bloeding in het hoofd. Het is zeer aannemelijk dat zowel een honkbalknuppel als een ijzeren staaf de letsels op en in het hoofd kunnen hebben veroorzaakt. Gezien het aantal verwondingen met de drie locaties op het hoofd, moet er minimaal drie keer op het hoofd geslagen zijn. Gezien het aantal verwondingen aan beide handen, is er mogelijk vaker dan drie keer geslagen.
Het slaan op een hoofd is in potentie dodelijk. In dit geval werd [slachtoffer 1] gevonden met een verminderd bewustzijn, was hij niet aanspreekbaar, kwam hij warrig over en gorgelde hij uit zijn mond. Dit duidt op een verminderde werking van de hersenfuncties. Indien [slachtoffer 1] niet op tijd gevonden dan wel geholpen was, zou het mogelijk zijn geweest dat deze hersenfuncties waren verslechterd, [slachtoffer 1] niet adequaat was gaan ademhalen en er een zuurstofgebrek in de hersenen was ontstaan met daardoor blijvende ernstige vermindering van de hersenfuncties c.q. de dood tot gevolg hebbende. Daarnaast had [slachtoffer 1] kunnen gaan braken tijdens zijn bewustzijnsdaling, waarbij hij niet meer adequaat zijn ademweg had kunnen afsluiten en het braaksel in zijn longen was gelopen. Een dergelijke chemische longontsteking door maagzuur kan, naarmate de omvang groot is, de dood tot gevolg hebben.
De verwachting is dat door de hersenschudding dan wel hersenkneuzing een blijvend letsel optreedt in de vorm van niet-aangeboren hersenletsel (NAH), waarvan [slachtoffer 1] blijvende klachten kan ondervinden. Ook ten gevolge van tijdelijke verdringing van hersenweefsel, door de bloeding onder de schedel, kan NAH optreden, aldus steeds [naam 2] . [4]
Aantreffen metalen buizen en forensisch onderzoek
Op 6 maart 2020 trof de politie, naar aanleiding van een melding, op het erf van de woning aan de [adres 3] te Lunteren twee zwarte metalen staven aan. Volgens de melder lagen deze staven sinds een paar dagen op zijn erf. [5] Deze staven zijn in beslag genomen [staaf 1: AAMV2922NL en staaf 2: AAMV2982NL] en zijn vervolgens forensisch onderzocht. In een bemonstering [AANU7832NL#01] van de tweede staaf is een DNA-profiel aangetroffen van een man. Er is een match gevonden met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] , met matchkans kleiner dan één op één miljard. [6]
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het DNA op een van de aangetroffen staven van [slachtoffer 1] is en dat [slachtoffer 1] in de nacht van 27 februari 2020 met de aangetroffen staven door twee personen meerdere keren op het hoofd en het lichaam is geslagen, met het door [naam 2] geconstateerde en – naar de rechtbank vaststelt – in dit geval potentieel dodelijke letsel tot gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van deze twee personen die op [slachtoffer 1] hebben ingeslagen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als te zijn gericht op het doden van [slachtoffer 1] . Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de twee mannen met de metalen staven [slachtoffer 1] met minimaal drie slagen op het hoofd en meerdere slagen op het lichaam bewusteloos tegen de grond hebben geslagen, waarna zij [slachtoffer 1] hevig bloedend hebben achtergelaten. Bovendien was het nog vroeg in de ochtend en donker waardoor de kans dat hij spoedig gevonden zou worden klein was. Dat [slachtoffer 1] zo snel werd gevonden is puur toeval geweest, omdat de politie uitkeek naar de verdachte auto maar in plaats daarvan [slachtoffer 1] aantrof. De rechtbank acht dan ook bewezen dat deze personen het opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
Ontploffing restaurant [naam 1] en afpersing [slachtoffer 2]
Op 10 maart 2020 omstreeks 04.41 uur kreeg de politie een melding over een ontploffing op de [adres 2] in Ede. Op deze locatie is het restaurant [naam 1] gevestigd. In één van de onderste ruiten van de toegangsdeur was een gat ontstaan. De ruit rondom het gat was zwart geblakerd. Er hing een sterke geur van vuurwerk bij de beschadigde deur. Op de grond en deels op de tafels lagen stukjes bruin en zwart papier. Op de rechter deur hing een briefje met daarop de tekst: “Wat met jou broertje is gebeurt gaat nog veel erger met jou gebeuren Betaal ons!!”. De brief was op de deur geplakt met twee strookjes bruin, breed plakband. [7]
Een eerste forensisch onderzoek wees uit dat het explosief mogelijk zeer zwaar illegaal vuurwerk is geweest. Er zijn stukjes etiket aangetroffen met daarop de tekst Cobra en er zijn ook twee blauwe dopjes aangetroffen die kenmerkend zijn voor de onderkant van zwaar vuurwerk van het type Cobra 6. [8]
Aangifte [slachtoffer 2]
hoorde van de politie dat iemand vuurwerk op de deur van zijn restaurant had geplakt en had afgestoken. Daarop heeft [slachtoffer 2] de camerabeelden uitgekeken. [slachtoffer 2] zag op de beelden dat een persoon vanaf de [naam 3] naar de deur van zijn restaurant liep en hier gebukt handelingen aan het verrichten was. De persoon plakte een voorwerp en een briefje op de ruit en stak het voorwerp vervolgens aan. Daarna liep de persoon weg. Het duurde een minuut of vier voordat het voorwerp begon te roken, waarna een explosie volgde. De persoon was vermoedelijk een man, droeg een grijs vest met capuchon, een donkere broek, sportschoenen en een bivakmuts, was ongeveer 1.80 – 1.85 meter lang en had een normaal postuur. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij vermoedt dat het incident te maken heeft met het incident van zijn broer [slachtoffer 1] , gelet op de tekst op het briefje. [9]
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden bekeken van verschillende camera’s rondom de plaats delict en uit de daarover opgemaakte processen-verbaal volgt het volgende. Op 10 maart 2020 omstreeks 04.29 uur liepen twee personen vanaf de Bunschoterweg het Bunschoterplein op en staken schuin het plein over. Eén persoon droeg een witte trui met capuchon en de andere persoon was donker gekleed. [10] Vervolgens liep een persoon met een witte trui met daarop een donkerkleurige opdruk en capuchon over het hoofd en een persoon met donkere jas/trui aan de Molenstraat in. [11] Op de camerabeelden van [naam 1] is te zien dat de persoon met de witte trui naar de voordeur van het restaurant liep. De tweede persoon stond mogelijk op de uitkijk. De man droeg verder een blauwe broek, donkere schoenen met opvallend witte zolen, gezichtsbedekking en had een zwarte tas in zijn linkerhand. De man pakte een oranjekleurig voorwerp uit de tas en plakte dit op de ruit van de voordeur. De man pakte nog een voorwerp uit de tas en plakte dit met twee stukken tape op de linker deur van de ingang. De man bracht het lichtkleurig voorwerp tot ontsteking met een aansteker en liep vervolgens weg in de richting van de Bunschoterweg. Ongeveer twee minuten later ontstond een vlam en volgde een ontploffing. De glasscherven vlogen in het rond. [12] Vervolgens kwamen de persoon met de donkere kleding en daarna de persoon met de lichte kleding de Grotestraat in gelopen, vanuit de richting van [naam 1] . [13] De mannen liepen vervolgens over het Bunschoterplein terug naar de Bunschoterweg. [14]
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat in de nacht van 10 maart 2020 twee personen in de richting van het restaurant [naam 1] zijn gelopen. Eén persoon stond op de uitkijk en de andere persoon is naar de voordeur van het restaurant gelopen en heeft daar een briefje en een explosief, te weten (zwaar) vuurwerk, op de deur geplakt. Deze persoon heeft het explosief aangestoken en is vervolgens, samen met de persoon die op de uitkijk stond, weggelopen. Kort daarna kwam het explosief tot ontploffing, wat schade aan de deur tot gevolg had. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde gedragingen beschouwd kunnen worden als het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Op het briefje dat op de deur was geplakt, stond de tekst: “Wat met jou broertje is gebeurt gaat nog veel erger met jou gebeuren Betaal ons nu!!”. Gelet op het feit dat de broer van de eigenaar van [naam 1] anderhalve week eerder het slachtoffer werd van een poging tot doodslag, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat deze feiten met elkaar samenhangen. Voor wat betreft de ten laste gelegde poging tot afpersing, overweegt de rechtbank dat voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, geen andere conclusie toelaten dan dat de twee mannen [slachtoffer 2] – om een onbekend gebleven reden – tot afgifte van geld wilden dwingen. Nu [slachtoffer 2] niet daadwerkelijk tot betaling is overgegaan, levert dit een poging tot afpersing op.
Betrokkenheid van verdachte bij voornoemde feiten
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte betrokken is geweest bij de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , het teweeg brengen van de ontploffing en de poging tot afpersing van [slachtoffer 2] . Voordat zij toekomt aan het beantwoorden van die vraag, gaat zij over tot bespreking van de overige onderzoeksresultaten.
DNA op twee stukken tape
De tape waarmee het briefje op de voordeur van restaurant [naam 1] was bevestigd, is forensisch onderzocht. In een bemonstering van de gehele niet-plakzijde van twee stukken tape [AANU7754NL#01] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen. Vanwege een match in de DNA-databank, is het DNA-profiel van verdachte betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. In het rapport van de NFI is beschreven dat voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van verdachte en het DNA-mengprofiel AANU7754NL#01 de volgende aannames zijn gedaan:
- bemonstering AANU7754NL#01 bevat DNA van twee personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan verdachte verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
De bemonstering bevat (de rechtbank begrijpt: DNA van) verdachte en één willekeurige onbekende persoon.
De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AANU7754NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [15]
Vergelijkend handschriftonderzoek
Het handschrift op het briefje dat op de deur van restaurant [naam 1] was geplakt [AAMU8714NL] is vergeleken met het handschrift in agenda’s en een notitieboekje [AAOG7460NL, AAOG7461NL en AAOG7458NL], welke in de woning van verdachte aan de [adres 1] in beslag zijn genomen. Daarbij zijn de volgende hypotheses onderzocht:
Het handschrift op het in de materiaalopstelling onder punt 2.1 vermelde stuk van overtuiging (de rechtbank: AAMU8714NL) is vervaardigd door de schrijver van het overgelegde referentiemateriaal (de rechtbank: AAOG7460NL, AAOG7461NL en AAOG7458NL).
Het handschrift op het in de materiaalopstelling onder punt 2.1 vermelde stuk van overtuiging is niet door de schrijver van het overgelegde referentiemateriaal, maar door een andere persoon vervaardigd.
De uit de onderzoeksresultaten in onderhavige zaak voortvloeiende conclusie luidt - rekening houdend met de beperkingen voor het onderzoek - als volgt: de bevindingen zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese Hl waar is, dan wanneer hypothese H2 waar is. [16]
Hoodie in woning verdachte
Naast het aantreffen van de agenda’s en het notitieboekje, is tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] een grijskleurige hoodie met donkerkleurige opdruk aangetroffen in de kast op een slaapkamer. [17]
Grijze [merk]
Op de dag van het eerste incident, op 27 februari 2020, omstreeks 05.15 uur belde melder [getuige 1] de politie omdat hij een oude [merk] rondjes zag rijden in Lunteren. In het voertuig zaten twee personen weggedoken en ze reden onder andere rond op de Haverkamp in Lunteren. [18] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij omstreeks 04.45 uur zijn woning aan de Hermelijnlaan in Lunteren verliet en een grijze [merk] zag rijden. Getuige liep verder in de richting van de Klomperweg en werd van de achterkant ingehaald door dezelfde [merk] . Dit voertuig reed in de richting van de Klomperweg. Op het moment dat getuige de oprit op liep naar de parkeerplaats van de Albert Heijn zag hij dezelfde [merk] halverwege de oprit staan. Er zaten twee mannen in het voertuig en zij droegen zwarte mutsen. Eén van hen dook weg toen getuige voorbij liep. [19] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij omstreeks 05.15 uur zijn woning aan de Everlaan in Lunteren verliet en een [merk] om de hoek kwam, welk voertuig lomp reed. Getuige reed de Klomperweg in, naar de Westzoom, en vervolgens de Postweg op. Vlak voor de snelweg A30, op de oprit van een boerderij, stond een zelfde [merk] als getuige kort daarvoor zag rijden. De politie heeft opgemerkt dat de door getuige genoemde boerderij de woning aan de [adres 3] betreft. [20]
De politie heeft de camerabeelden bekeken van verschillende camera’s rondom de plaats delict in Lunteren en uit de daarover opgemaakte processen-verbaal volgt het volgende. Omstreeks 04.45 uur reed een personenauto, [merk] , vanuit Westzoom over de Klomperweg en sloeg De Haverkamp in. Omstreeks 04.46 uur reed een [merk] de Haverkamp uit en sloeg de Klomperweg in. Vervolgens reed omstreeks 04.52 uur een [merk] over de Klomperweg en sloeg de Haverkamp in en reed om 04.56 uur een [merk] de Haverkamp weer uit en sloeg de Klomperweg in. [21] Op de beelden van een camera van een woning aan de Haverkamp was te zien dat omstreeks 04.46 uur een [merk] over de Haverkamp, langs de kerk, reed. [22] Op de beelden van een camera van een woning aan de Reeenlaan was te zien dat omstreeks 05.25 uur een [merk] voorbij reed in de richting van de Postweg. Het was niet te zien dat de [merk] rechtsaf de Postweg in sloeg, dus volgens verbalisant is de [merk] zeer waarschijnlijk linksaf de Postweg ingereden in de richting van de A30. [23] Verder bleek uit de camerabeelden van de kerk aan de Haverkamp in Lunteren dat een dag eerder, op 26 februari 2020, tussen 04.04 uur en 05.23 uur meerdere keren een [merk] over de Haverkamp, komende vanaf of gaande naar de Klomperweg, reed. Omstreeks 04.15 uur was te zien dat twee personen uit de richting van de Klomperweg kwamen gelopen en in de richting van de plaats delict van 27 februari 2020 liepen. Omstreeks 05.09 uur kwamen twee personen vanuit de richting van de latere plaats delict gelopen en liepen in de richting van de Klomperweg. [24]
Getuige [getuige 4] heeft een verklaring afgelegd over de ochtend van het incident in Ede, te weten 10 maart 2020. Getuige heeft verklaard dat hij onderweg was naar zijn werk en een harde knal hoorde. Op dat moment reed getuige over de Verlengde Amsterdamseweg, met aan de rechterkant het Bunschoterplein. Getuige zag twee jongens lopen met een capuchon over hun hoofd. De één was donker gekleed en de ander was lichter gekleed. De jongens draaiden zich van getuige af op het moment dat hij voorbij reed. Ze stapten in een geparkeerde auto, groot en licht van kleur. Getuige heeft een deel van het kenteken gezien: [kenteken] . Het voertuig ging in de richting van Arnhem. Getuige heeft de uitzending van Opsporing Verzocht gezien waarin zowel het incident in Lunteren als het incident in Ede aan de orde kwam. Getuige herkende de jongens op de beelden in Ede als de twee jongens die getuige de desbetreffende ochtend in Ede had zien lopen. Getuige herkende het voertuig van de beelden in Lunteren als het voertuig waarin de jongens in Ede op 10 maart 2020 instapten. [25]
Ten tijde van de tenlastegelegde feiten onder 1 tot en met 3 stond een grijze [merk] , voorzien van het kenteken [kenteken] , op naam van verdachte. Dit voertuig staat sinds 10 april 2020 als geschorst geregistreerd. [26]
Telefoon [slachtoffer 1]
Op 27 februari 2020 kreeg de politie een melding over een gevonden telefoon. De melder vertelde dat hij de telefoon omstreeks 09.15 uur had aangetroffen op het fietspad langs de Postweg te Lunteren, vlak voor het viaduct van de A30. De zoon van melder nam de telefoon op toen deze afging, en de persoon vertelde dat de telefoon toebehoorde aan het slachtoffer van een zware mishandeling en dat hij de politie moest bellen. [27]
Historische verkeersgegevens telefoonnummer [telefoonnummer]
Onderzoek naar de gebruikersgegevens van de locatie [adres 1] , het GBA-adres van verdachte, wees uit dat verdachte twee mobiele telefoonnummers op naam heeft, waaronder het telefoonnummer [telefoonnummer] . Vervolgens is onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer over de periode 1 januari 2020 tot en met 29 mei 2020. Dit onderzoek wees uit dat de gebruiker van voornoemd telefoonnummer in voornoemde periode blijkens de mastgegevens slechts driemaal in Ede is geweest, te weten op 27 februari 2020, 9 maart 2020 en 10 maart 2020. Ook wees het onderzoek uit dat de gebruiker van voornoemd telefoonnummer in die periode slechts driemaal in Lunteren is geweest, te weten op 25, 26 en 27 februari 2020. Buiten deze momenten werden geen telefoonmasten in Ede en Lunteren aangestraald. Op 26 februari 2020 omstreeks 04.04 uur werd de telefoonmast op het [adres 5] te Lunteren aangestraald en omstreeks 05.04 uur de telefoonmast op de [adres 4] te Lunteren. Verder vonden op voornoemde datum omstreeks 05.20 uur twee uitgaande gesprekken plaats, waarbij de mast op het [adres 5] te Lunteren werd aangestraald. Op 27 februari 2020 omstreeks 05.04 uur werd de telefoonmast op het [adres 5] te Lunteren aangestraald. Op 10 maart 2020 omstreeks 04.38 uur werd de telefoonmast op de Bergstraat te Ede aangestraald. [28]
Ten tijde van het incident op 27 februari 2020 had voornoemd telefoonnummer om 05.32 uur contact met een telefoonnummer dat gebruik maakte van een telefoon met een IMEI-nummer, ten aanzien waarvan uit onderzoek is gebleken dat deze op naam van [adres 5] stond. [29] Onderzoek naar de telefoon van deze [adres 5] wees uit dat voornoemde op 23 februari 2020 een notitie had aangemaakt met de tekst ‘Haverkamp’. [30] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [adres 5] kent. [31] Verder zijn gesprekken opgenomen, uitgeluisterd en uitgewerkt tussen (onder meer) verdachte, vanuit de penitentiaire inrichting, en [adres 5] . [32]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting voor het eerst een verklaring afgelegd en heeft betrokkenheid bij alle feiten ontkend. Samengevat verklaarde verdachte dat hij soortgelijk tape heeft gehad als het tape waarmee het briefje op de deur van het restaurant was bevestigd, maar het mogelijk is dat hij deze tape had uitgeleend. Ook kan volgens verdachte niet worden uitgesloten dat zijn voertuig op de desbetreffende dagen in Lunteren en Ede is geweest, maar hij zat beide keren niet in het voertuig. Verdachte heeft twee telefoons en de telefoon met het nummer eindigend op 723 lag meestal in de auto voor muziek of navigatie. Verdachte leende zijn auto regelmatig uit en dan lag de telefoon ook in de auto. In de periode van de incidenten verbleef (onder andere) iemand die verdachte via Exodus kende bij verdachte in de woning. Het is mogelijk dat deze persoon de auto, met daarin de telefoon, en de in de woning van verdachte aangetroffen hoodie had geleend. De agenda’s die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, zijn niet van hem.
Overwegingen door de rechtbank
Op grond van de hiervoor vermelde onderzoeksresultaten komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten en zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de onderzoeksresultaten leidt de rechtbank af dat ten tijde van het incident op 27 februari 2020 in Lunteren op en in de buurt van de Haverkamp een grijskleurige [merk] is gezien. Eenzelfde [merk] werd een dag eerder gezien, te weten in de nacht van 26 februari 2020, eveneens op en rondom de Haverkamp in Lunteren. Een getuige die tijde van het incident in Ede op 10 maart 2020 twee personen in een voertuig zag stappen, heeft verklaard dat dit hetzelfde voertuig betrof als het voertuig dat op de camerabeelden in Lunteren was te zien. Volgens deze getuige bestond een deel van het kenteken van dit voertuig uit [kenteken] . Verder volgt uit de onderzoeksresultaten dat op 27 februari 2020 in de tijdspanne rondom het incident een grijskleurige [merk] is waargenomen op de oprit van een boerderij aan de [adres 3] te Lunteren. Op het erf van deze boerderij zijn twee metalen staven aangetroffen, en één van deze metalen staven bevatte het DNA van [slachtoffer 1] . Voorts is de telefoon van [slachtoffer 1] aangetroffen op het fietspad langs de Postweg in Lunteren.
Op grond van voornoemde onderzoeksresultaten stelt de rechtbank vast dat de grijskleurige [merk] – en daarmee ook de inzittenden – die ten tijde van de incidenten in Lunteren en Ede is waargenomen, betrokken is geweest bij deze incidenten.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat bij verdachte in gebruik was, heeft zowel in de nacht van 26 februari 2020 als ten tijde van het incident op 27 februari 2020 telefoonmasten in Lunteren aangestraald. Verder heeft voornoemd telefoonnummer op 10 maart 2020 ten tijde van het incident in Ede een telefoonmast in Ede aangestraald. Uit onderzoek bleek dat voornoemd telefoonnummer in de periode tussen 1 januari 2020 en 29 mei 2020 niet op andere momenten telefoonmasten in Lunteren respectievelijk Ede heeft aangestraald. Verder leidt de rechtbank uit de onderzoeksresultaten af dat verdachte ten tijde van de incidenten een grijskleurige [merk] op zijn naam heeft gehad, met het kenteken [kenteken] .
Vorengaande in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het voertuig dat bij de incidenten betrokken is geweest de grijskleurige [merk] van verdachte betrof en dat verdachte op die momenten één van de inzittenden van het voertuig was. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte in de periode van de incidenten een grijskleurige [merk] op zijn naam had en dat het kenteken daarvan grotendeels overeenkomt met het kenteken dat door een getuige is waargenomen. Dat de ‘7’ daarbij mogelijk is aangezien voor een ‘1’, doet daaraan niet af. Daar komt bij dat de telefoon van verdachte precies rond de data en momenten van de incidenten en niet op andere data telefoonmasten in Lunteren respectievelijk Ede heeft aangestraald. Dat verdachte ten tijde van de incidenten in het voertuig zat, en derhalve betrokken is geweest, leidt de rechtbank, naast het vorenstaande, verder nog af uit het volgende.
Op de tape waarmee het briefje was bevestigd op de deur van restaurant [naam 1] , is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. De rechtbank neemt de conclusie over van het NFI dat het verkregen DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer deze DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. Ten aanzien van de bewijskracht overweegt de rechtbank dat de ordegrootte ‘meer dan één miljard keer waarschijnlijker’ de sterkste bewijskracht is die door het NFI wordt gerapporteerd. Aan de conclusies van het NFI over de bewijskracht kent de rechtbank dan ook een sterke bewijswaarde toe en zij stelt op basis hiervan vast dat verdachte donor is van het DNA in het DNA-mengprofiel verkregen uit de bemonstering van de tape.
De tekst die op het betreffende briefje was geschreven, is voor wat betreft het handschrift vergeleken met agenda’s en een notitieboekje die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. De rechtbank neemt de conclusie van dit onderzoek over dat het veel waarschijnlijker is dat het handschrift op het briefje is vervaardigd door de schrijver in de agenda’s en het notitieboekje, dan wanneer het handschrift op het briefje niet is vervaardigd door de schrijver in de agenda’s en het notitieboekje maar door een andere persoon. De rechtbank weegt verder mee dat uit de tekst op het briefje blijkt dat de schrijver wetenschap had van het incident dat zich anderhalve week eerder in Lunteren had afgespeeld, en daaraan ook refereert.
Voor wat betreft het DNA van verdachte dat is aangetroffen op de tape, overweegt de rechtbank nog dat op zichzelf beschouwd een stuk tape aangemerkt kan worden als een zogenaamd ‘verplaatsbaar object’. In dit geval dienen voornoemde omstandigheden in samenhang te worden bezien: het DNA van verdachte is aangetroffen op de tape waarmee het briefje is bevestigd, het handschrift op dat briefje is – zo is vast te stellen op basis van het handschriftonderzoek – waarschijnlijk vervaardigd door de schrijver in de agenda’s en het notitieboekje die bij verdachte zijn aangetroffen én de schrijver van het briefje had wetenschap van de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] . Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat ook het spoor op de ducttape delictgerelateerd is.
Verder weegt de rechtbank nog mee dat in de woning van verdachte een grijskleurige hoodie met een donkerkleurige opdruk is aangetroffen. Op de verschillende camerabeelden rondom de plaats delict in Ede is te zien dat de voorste persoon een lichtkleurige trui met capuchon met donkerkleurige opdruk draagt. Naar het oordeel van de rechtbank vertoont de in de woning aangetroffen hoodie grote gelijkenissen met de trui die de persoon op de camerabeelden droeg.
Op grond van het hiervoor overwogene in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander persoon gepoogd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem meerdere malen met metalen staven op het lichaam en hoofd te slaan. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de ontploffing van de deur van restaurant [naam 1] teweeg heeft gebracht en het briefje, waarmee gepoogd werd [slachtoffer 2] af te persen, op de deur heeft geplakt. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op de forensische bewijsmiddelen, op de verkeersgegevens van het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was en de waargenomen grijskleurige [merk] .
Dat verdachte zowel zijn auto als zijn telefoon én zijn hoodie ten tijde van de incidenten had uitgeleend aan een persoon, die door verdachte [naam 4] werd genoemd en bij verdachte in de woning zou verblijven, acht de rechtbank onvoldoende concreet en verifieerbaar en ook ongeloofwaardig. Dit geldt ook voor de verklaring van verdachte dat de aangetroffen agenda’s en het notitieboekje niet van hem waren, maar van iemand die in zijn woning verbleef, mogelijk dezelfde [naam 4] . Verder weegt de rechtbank mee dat het telefoonnummer dat in gebruik was bij verdachte ten tijde van het incident in Lunteren contact heeft gehad met een telefoonnummer dat in gebruik was bij [adres 5] . Deze [adres 5] had kort voorafgaand aan het incident in zijn eigen telefoon een notitie aangemaakt met de tekst ‘Haverkamp’. Dat verdachte en [adres 5] elkaar kennen, heeft verdachte verklaard ter terechtzitting en blijkt ook uit opgenomen gesprekken tussen verdachte, vanuit de gevangenis, en [adres 5] .
Dit draagt bij aan de overtuiging dat het verdachte is geweest die betrokken was bij de incidenten, en niet een willekeurige andere persoon die na het incident in Lunteren met de telefoon van verdachte contact heeft opgenomen met [adres 5] .
Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag, zoals primair ten laste is gelegd onder feit 1, aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing, zoals ten laste is gelegd onder feit 2, en aan het medeplegen van een poging tot afpersing, zoals ten laste is gelegd onder feit 3.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank overweegt dat in een keukenkastje van de woning van verdachte een sigarettendoosje is aangetroffen met daarin brokken MDMA. Verdachte heeft verklaard dat ook andere personen in zijn woning verbleven. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 2019 en overweegt als volgt. Het enkele feit dat verdachte reeds gedurende langere tijd de hoofdbewoner was van de woning en toegang had tot alle in de woning aanwezige ruimten en plaatsen waar de MDMA is aangetroffen, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de MDMA in het keukenkastje, en derhalve dat verdachte de MDMA opzettelijk aanwezig heeft geacht. Om die reden zal verdachte van het onder 4 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks27 februari 2020 te Lunteren, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met één
of meerander
en,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, in ieder geval eenmaal met
(een) honkbalknuppel(s) en/of (een
) (metalen
)sta
(v)(af
)(en)op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft
/hebbengeslagen,
(ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam
)en
/of
-
(vervolgens
)meermalen
, in ieder geval eenmaalmet
(een) honkbalknuppel(s) en/of (een) (metalen
)sta
(v
)(af)(en
)op het hoofd en
/ofhet lichaam van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben geslagen,
(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag
),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks10 maart 2020 te Ede, tezamen en in vereniging met één
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door één
of meerderestuk
(ken)vuurwerk
en/of (een) explosie(f)(ven)tegen
en/of in de nabijheid vaneen deur van een pand (te weten
Restaurant [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] )
af en/ofaan te steken en
/oftot ontploffing te brengen en daarvan gemeen gevaar voor:
- de inboedel en
/ofinventaris van dat restaurant/pand
en/of
- het naastgelegen pand en/of de inboedel en/of inventaris van dat naastgelegen pand,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij op
of omstreeks10 maart 2020 te Ede, tezamen en in vereniging met één
of meerander
en,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan
een derde, te weten aan [slachtoffer 1] , toebehoorde,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s),
-
dooréén
of meerderestuk
(ken)vuurwerk
en/of (een) explosie (f) (ven)tegen
en/of in de nabijheid vaneen deur van een pand (te weten Restaurant [naam 1] , gelegen aan de [adres 2] )
te plaatsen en/ofheeft bevestigden
/of (vervolgens
) af en/ofheeft aangestokenen
/oftot ontploffing
heeft gebrachten
/of
- een brief op voornoemde locatie heeft
/hebbenachtergelaten waarop stond: “Wat met jou broertje is gebeurt gaat nog veel erger met jou gebeuren. Betaal ons!!”,
althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van poging tot doodslag;
en de eendaadse samenloop
feit 2:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 3:
medeplegen van poging tot afpersing.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft verzocht om, als daartoe aanleiding bestaat, de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 14 mei 2021;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 24 maart 2021.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Samen met een onbekend gebleven persoon heeft hij gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, door hem in de vroege ochtend in het donker op te wachten en hem vervolgens uit het niets met een metalen staaf meerdere keren op zijn hoofd en op zijn lichaam tegen de grond te slaan. [slachtoffer 1] werd voor dood op straat achtergelaten. Dit geeft blijk van een kille en gewetenloze daad. Dankzij een oplettende getuige, die het verdacht vond dat een voertuig, naar later bleek van verdachte, rondjes reed door de wijk en om die reden de politie belde, werd [slachtoffer 1] in relatief korte tijd aangetroffen en kon medische bijstand worden verleend. Dat [slachtoffer 1] het heeft overleefd, is een puur toeval, zo blijkt uit de medische gegevens.
Slechts anderhalve week later is verdachte, wederom met een onbekend gebleven persoon en midden in de nacht, naar het restaurant van de broer van [slachtoffer 1] gegaan. Hij heeft een explosief op de deur van het restaurant geplakt, evenals een briefje waarin hij gepoogd heeft [slachtoffer 2] af te persen. Door het explosief tot ontploffing te brengen, werd schade toegebracht aan de deur en was gevaar voor goederen te duchten. In het licht bezien van hetgeen anderhalve week eerder was gebeurd, zijn ook dit zeer ernstige feiten, met een enorme impact op de beide getroffen broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zij ervaren nog steeds de nadelige gevolgen van wat heeft plaatsgevonden en niet valt uit te sluiten dat [slachtoffer 1] blijvende klachten zal houden na dit incident. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij eerder, ook in de vijf jaren voorafgaand aan 20 februari 2020, met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij eerder is veroordeeld wegens het medeplegen van een diefstal met (bedreiging van) geweld. Daarbij komt dat verdachte de feiten heeft gepleegd gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een eerdere straf.
In het reclasseringsadvies is beschreven dat, vanwege de ontkennende houding van verdachte, geen relatie gelegd kan worden tussen het delictgedrag en eventuele criminogene factoren. De risico’s op recidive en letselschade kunnen niet worden ingeschat. In het geval van een veroordeling heeft de reclassering geadviseerd verdachte geen reclasseringstoezicht op te leggen, omdat in de detentiefasering een plan van aanpak opgesteld kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte enkel een zeer langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank ziet reden om – ondanks het feit dat zij het ten laste gelegde opzettelijke bezit van MDMA niet bewezen acht – een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat die eis naar het oordeel van de rechtbank geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Ook heeft de rechtbank gelet op de strafoplegging die doorgaans voor soortgelijke misdrijven wordt opgelegd. Verder weegt de rechtbank de proceshouding van verdachte mee, waaruit blijkt dat hij geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor de door hem gepleegde feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman daartoe dan ook af.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder 1 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 1] vordert in totaal € 19.591,05 aan schadevergoeding. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten:
- € 1.145,42 aan kosten voor het vervangen van de sloten van de woning en auto;
- € 74,75 aan kosten voor het vervangen van het rijbewijs;
- € 387,00 aan eigen risico kosten;
- € 133,68 aan kosten voor vervanging van de vernielde kleding;
- € 12.850,20 aan verletkosten.
Daarmee komt het totale bedrag aan gevorderde materiële schade op € 14.591,05.
Verder heeft [slachtoffer 1] een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade gevorderd. [slachtoffer 1] heeft verzocht het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman het volgende aangevoerd. De betaalde BTW dient van de verzochte schade te worden afgetrokken, nu de facturen op het bedrijf van [slachtoffer 1] staan. De palletwagen komt niet voor vergoeding in aanmerking. De kosten voor het blokkeren van de sleutel zijn niet onderbouwd. Het huren van een andere bus kan niet als rechtstreekse schade worden gezien. Het eigen risico is onvoldoende onderbouwd. Voor wat betreft de verletkosten, is niet onderbouwd dat benadeelde partij de klussen persoonlijk zou uitvoeren. Ook is het uurtarief onvoldoende onderbouwd. De raadsman heeft verzocht [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de verletkosten.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd van het vervangen van de sloten van zijn woning, van het bedrijfspand en van de auto. De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd. De rechtbank overweegt dat de facturen op naam van het bedrijf van [slachtoffer 1] staan. Nu deze schade geen schade wegens niet betaalde goederen of diensten betreft, kan deze schade slechts exclusief BTW gevorderd worden. De rechtbank komt, bij aftrek van 21% aan BTW, op de volgende bedragen uit:
€ 90,87 - € 19,10 = € 75,10;
€ 659,15 - € 114,40 = € 544,75;
€ 89,58 - € 18,81 = € 70,77.
Verder is vergoeding gevorderd van het tijdelijk huren van een bus. Het gevorderde bedrag is niet onderbouwd door een bon. De rechtbank zal de schade schatten op een bedrag van
€ 32,27. Het totaal toe te wijzen bedrag komt daarmee uit op € 722,89.
[slachtoffer 1] heeft vergoeding gevraagd van het vervangen van het rijbewijs. De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd en zal de vordering met betrekking tot deze schadepost toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 74,75.
Verder heeft [slachtoffer 1] vergoeding gevraagd van de medische kosten, te weten het eigen risico. Ten aanzien van deze post is voorafgaand aan de ter terechtzitting een nota overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd. De vordering zal met betrekking tot deze schadepost van € 387,00 worden toegewezen.
[slachtoffer 1] heeft een vergoeding gevraagd van vervanging van zijn bedrijfskleding, die door het incident onbruikbaar is geworden. De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt. De vordering zal met betrekking tot deze schadepost van € 133,68 worden toegewezen.
Als laatste heeft [slachtoffer 1] vergoeding gevraagd van de schade die hij heeft gemaakt doordat hij, door het letsel wat hij als gevolg van het incident had opgelopen, niet zijn werkzaamheden kon uitvoeren. De rechtbank is van oordeel dat deze post voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt. De vordering zal met betrekking tot deze schadepost geheel worden toegewezen.
Het totaal toe te kennen bedrag aan materiële schade komt daarmee op € 14.168,52.
Immateriële schade
Verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem samen met een ander met een metalen staaf meermalen op het hoofd en lichaam te slaan en hem daarna ‘voor dood’ achter te laten. [slachtoffer 1] heeft daardoor ernstig letsel opgelopen. Er is sprake van littekenvorming op de hoofdwonden en er is mogelijkerwijs sprake van blijvende hersenschade. Verder heeft [slachtoffer 1] aangevoerd dat hij naar aanleiding van het incident psychische klachten heeft ontwikkeld, bestaande uit angst. Hij is momenteel onder begeleiding van een psycholoog.
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op de aan de vordering ten grondslag liggende onderbouwing, acht de rechtbank een vergoeding van € 5.000,- billijk. Hierbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het onder 1 bewezen verklaarde feit, de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] en de bedragen die in vergelijkbare zaken aan smartengeld worden toegekend. De vordering zal voor dit deel dan ook in zijn geheel worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van [slachtoffer 1] .
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 27 februari 2020.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 2] vordert in totaal € 2.606,46, bestaande uit € 1.606,46 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade. [slachtoffer 2] heeft verzocht het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van € 500,-.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer 2] als gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
[slachtoffer 2] heeft vergoeding gevorderd van de schade die hij heeft gemaakt voor beveiliging van zijn restaurant. Gelet op de ernst van de bedreiging heeft [slachtoffer 2] na het incident voor twee maanden een beveiliger ingehuurd. De rechtbank overweegt dat beveiligingskosten ertoe strekken soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen, maar de rechtbank neemt aan dat [slachtoffer 2] deze kosten heeft gemaakt als gevolg van de bewezen verklaarde feiten, zodat deze hiervoor een conditio sine qua non vormen. De gevorderde kosten, te weten € 1.606,46, zijn redelijkerwijs toe te rekenen aan en het rechtstreekse gevolg van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte.
Immateriële schade
Aan [slachtoffer 2] is door de onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Meer in het bijzonder geldt dat [slachtoffer 2] door de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte ‘anderszins’ in zijn persoon is aangetast zoals bedoeld in art. 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW, doordat deze gedragingen een vergaande inbreuk hebben gemaakt op niet alleen de zakelijke maar zeker ook de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] . De vordering zal voor dit deel dan ook in zijn geheel worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van [slachtoffer 2] .
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 maart 2020.

9.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

(parketnummer 09/857682-15)

Bij de stukken bevindt zich een vordering herroeping van de voorwaardelijke
invrijheidstelling d.d. 25 januari 2021.
De rechtbank in Den Haag heeft verdachte op 3 augustus 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren. Op 29 mei 2019 is verdachte voorwaardelijk in vrijheid gesteld, waarbij als algemene voorwaarde is gesteld dat verdachte zich tijdens de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 609 dagen.
Standpunten
De officier van justitie vordert volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om tot een gedeeltelijke toewijzing over te gaan.
Oordeel van de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal de vordering daarom in zijn geheel toewijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 157, 287, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 4 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • wijstde vordering af voor het overige
    af;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 19.168,52 (negentienduizendhonderdachtenzestig euro en tweeënvijftig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van volledige betaling van de hoofdsom 130 (honderddertig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-nummer 09/857682-15)

wijst toede vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met parketnummer 09/857682-15;

gelastdat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
609 (zeshonderdnegen) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en
mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2021.
Mr. M.S. de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4020044 METS en ON40200034 GIANT, gesloten op 5 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 38.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 67-69.
4.Letselverklaring door mr. drs. [naam 2] d.d. 31 maart 2021, p. 102-105.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 151.
6.NFI-rapport d.d. 7 april 2020, p. 161-163.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 185.
8.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 253.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 197-198.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 206.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 211-213.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 220-226.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214-215.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 208.
15.NFI-rapport d.d. 27 mei 2020, p. 258-260.
16.Forensisch schriftonderzoek door [naam 5] d.d. 31 maart 2021.
17.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 396.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 52.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 139-140.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 141-142.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164-167.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 168-169.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 174-175.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 177-181.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 242-243.
26.Proces-verbaal relaasdossier, p. 20.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 149.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 261-262.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 269-270.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310.
31.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2021.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 319-321.