In deze zaak heeft eiser 1 een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (verweerder) over de verwerking van zijn persoonsgegevens door zorginstelling Gelre. Eiser is van mening dat het doorsturen van een calamiteitenrapport door Gelre aan haar verzekeringsmaatschappij Medirisk in strijd is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verweerder heeft de klacht opgevat als een verzoek om handhaving, maar heeft dit verzoek afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank Gelderland heeft op 14 juli 2021 geoordeeld dat het besluit van verweerder onjuist is gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser 2, die ook beroep heeft ingesteld, geen belanghebbende is in deze zaak, omdat het bestreden besluit niet op hem is gericht en de persoonsgegevens waar het om gaat die van eiser 1 zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser 1 gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de afwijzing van het verzoek om handhaving door verweerder blijft bestaan.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de klacht van eiser moet worden behandeld volgens de bepalingen van de AVG en de Uitvoeringswet AVG. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van het handhavingsverzoek terecht is, omdat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat er geen aanleiding is voor verder onderzoek. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Wbp inmiddels is opgevolgd door de AVG, en dat de verwerking van gezondheidsgegevens onder bepaalde voorwaarden is toegestaan. Eiser 2 is niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, terwijl eiser 1 recht heeft op terugbetaling van het griffierecht.