ECLI:NL:RBGEL:2021:3686

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
C/05/379273 / HA ZA 20-637
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident: afwijzing voorlopige voorzieningen inzake intellectuele eigendomsrechten en samenwerkingsovereenkomst tussen Media Investerings- en Management Maatschappij B.V. en Stichting Indomedia

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 april 2021 een vonnis gewezen in een incident tussen Media Investerings- en Management Maatschappij B.V. (MIMM) en Stichting Indomedia. MIMM had een samenwerkingsovereenkomst met Indomedia voor het uitgeven van een magazine, maar er ontstonden geschillen over de exploitatie van intellectuele eigendomsrechten en financiële afspraken. Indomedia vorderde in het incident voorlopige voorzieningen, waaronder een verbod op het gebruik van de merknaam 'PINDAH*' en betaling van een voorschot op de winst. De rechtbank oordeelde dat de belangen van MIMM zwaarder wegen dan die van Indomedia, vooral gezien de financiële gevolgen van een verbod. De rechtbank wees de vorderingen van Indomedia af, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij eigenaar was van de intellectuele eigendomsrechten. De rechtbank concludeerde dat MIMM op basis van de deponering van het woordmerk 'PINDAH*' als eigenaar kan worden beschouwd. De vordering tot betaling van een voorschot op de winst werd ook afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Indomedia werd veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/379273 / HA ZA 20-637
Vonnis in incident van 28 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIA INVESTERINGS- EN MANAGEMENT MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in conventie in het incident,
eiseres in voorwaardelijke reconventie in het incident,
advocaat mr. A. Vijftigschild te Leidschendam,
tegen
de stichting
STICHTING INDOMEDIA,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in conventie in het incident,
gedaagde in voorwaardelijke reconventie in het incident,
advocaat mr. R. van Dongen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna MIMM en Indomedia worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 januari 2021 en de daarin genoemde processtukken
  • de incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening met producties 19 tot en met 27 van Indomedia
  • de incidentele conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie in het incident met producties 10 tot en met 18 van MIMM
  • de incidentele conclusie van antwoord in de voorwaardelijke reconventie in het incident van Indomedia
  • de rolbeslissing van 7 april 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident in conventie en in voorwaardelijke reconventie
2.1.
Naar aanleiding van de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie in het incident van Indomedia heeft MIMM een akte ingediend voor de rol van 7 april 2021. Daartegen is door Indomedia bezwaar gemaakt. Bij rolbeslissing van 7 april 2021 is de akte van MIMM geweigerd en retour gezonden. De rechtbank ziet geen reden om MIMM toe te staan alsnog een nadere akte in het incident te nemen.
2.2.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in het incident in conventie en in voorwaardelijke reconventie worden deze vorderingen hierna gezamenlijk besproken.
Het geschil in de hoofdzaak
2.3.
Tussen MIMM en Indomedia is in 2019 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De samenwerking tussen partijen heeft als doel om eenmaal per jaar een magazine uit te brengen. De samenwerking in 2019 verliep succesvol waarna partijen in 2020 een nieuwe samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten om de samenwerking voort te zetten. In 2019 had het magazine de naam PINDA* en in 2020 de naam PINDAH*. Tussen partijen zijn diverse geschillen ontstaan ten aanzien van de samenwerking en de financiële afspraken.
2.4.
MIMM vordert in de hoofdzaak in conventie kort gezegd om voor recht te verklaren dat:
- MIMM aan al haar financiële en andere verplichtingen uit de overeenkomsten en addenda uit 2019 en 2020 jegens Indomedia heeft voldaan (A en B),
- MIMM aan de eisen van tussentijdse verslaglegging heeft voldaan (C),
- MIMM middellijk via haar 100% deelneming in Second Stage Beheer B.V. rechtsgeldig eigenaar is van het gedeponeerde woordmerk PINDAH*, dan wel dat Second Stage Beheer B.V. rechtsgeldig eigenaar is van het gedeponeerde woordmerk PINDAH* (D en E),
- MIMM rechtsgeldig eigenaar is van de domeinnamen www.pindah-magazine.nl en www.pinda-magazine.nl (F),
- MIMM met twee leden van het redactionele team de productie van het magazine PINDAH* in 2021 en later ter hand kan nemen, zolang het dispuut over en met de hoofdredacteur voortduurt (G),
- vanwege corona en de sterk gewijzigde marktomstandigheden de omvang van het magazine PINDAH* in 2021 en later kan worden teruggebracht tot circa 100 pagina’s (H),
- het redactiebudget, exclusief de door uitgeefpartner MIMM vooraf goed te keuren onvoorziene posten, op een bedrag niet hoger dan € 20.000,00 wordt gesteld (I),
met veroordeling van Indomedia in de proceskosten (J).
2.5.
Indomedia voert verweer. Zij vordert in de hoofdzaak in reconventie kort gezegd:
  • MIMM op straffe van een dwangsom te bevelen om een door een registeraccountant gecontroleerde schriftelijke opgave te verstrekken van de exploitatieopbrengst van PINDA* en PINDAH* en van de met de exploitatie daarvan gemoeide kosten (I),
  • MIMM op straffe van een dwangsom te bevelen om het woordmerk ‘PINDAH* - De glossy met een Nederlands-Indisch tintje’ aan Indomedia over te dragen (II),
  • MIMM op straffe van een dwangsom te bevelen om de domeinnamen www.pindah-magazine.nl en www.pinda-magazine.nl en de daaraan gekoppelde websites aan Indomedia over te dragen (III en IV),
  • MIMM op straffe van een dwangsom te bevelen om het gebruik en/of de exploitatie van de intellectuele eigendomsrechten van Indomedia met betrekking tot de formule, waaronder de auteursrechten en de naam PINDAH* te staken en gestaakt te houden (V),
  • MIMM te veroordelen om een bedrag van € 23.500,00 aan Indomedia te betalen (VI)
  • MIMM te veroordelen om een bedrag van € 20.000,00 aan Indomedia te betalen (VII),
met veroordeling van MIMM in de volledige proceskosten, dan wel de proceskosten overeenkomstig het liquidatietarief.
De vorderingen in het incident
2.6.
Indomedia vordert in het incident in conventie dat de rechtbank een voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 Rv treft voor de duur van het geding en uitvoerbaar bij voorraad, inhoudende:
MIMM op straffe van een dwangsom per direct te bevelen het gebruik en/of de exploitatie van de intellectuele eigendomsrechten van Indomedia met betrekking tot de formule, waaronder mede begrepen maar niet daartoe beperkt, de auteursrechten en de naam PINDAH*, alsmede elke activiteit, thans bekend of nog onbekend, onder de naam en/of vlag van c.q. het platform PINDAH*, waaronder maar niet beperkt tot het in de handel brengen van de aangekondigde uitgaven van het boekje ‘De Derde Generatie’ en/of PINDAH* Magazine Culinair of de al in eind 2020 in de handel gebrachte PINDAH* Agenda, dan wel elke andere uitgave, met inbegrip van alle communicatie-uitingen, via nieuwsbrieven en/of sociale media zoals, maar niet beperkt tot Facebook, Instagram, LinkedIn, Twitter etc. en/of alle andere media waaronder de websites met de url’s www.pinda-magazine.nl en www.pindah-magazine.nl dan wel elke andere website, per onmiddellijk te staken en voor gestaakt te houden en reeds gedane communicatie-uitingen onder de naam en/of vlag van c.q. het platform PINDAH* via sociale media zoals, maar niet beperkt tot Facebook, Instagram, LinkedIn, Twitter etc. en/of alle andere media waaronder de websites met de url’s www.pinda-magazine.nl en www.pindah-magazine.nl dan wel elke andere website per direct te verwijderen en verwijderd te houden,
MIMM te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis in incident aan Indomedia te betalen een bedrag van € 20.000,00, althans een bedrag van € 15.852,50, althans een in goede justitie te betalen bedrag, als voorschot op het aan Indomedia toekomende winstdeel conform artikel 9 van de samenwerkingsovereenkomst 2020, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 15 december 2020,
MIMM op straffe van een dwangsom te bevelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis in het incident aan Indomedia te (doen) verstrekken een door een registeraccountant op de juistheid gecontroleerde en geaccordeerde schriftelijke opgave van zowel de ontvangen en nog te ontvangen exploitatieopbrengst van de eind 2020 door MIMM in de handel gebrachte uitgave van de PINDAH* Agenda en de met de exploitatie daarvan gemoeide kosten, een en ander deugdelijk onderbouwd met onderliggende bescheiden, zoals maar niet beperkt tot inkoopfacturen, kosten porto etc.,
MIMM te veroordelen in de volledige kosten van dit incident, mede op de voet van artikel 1019h Rv, althans de proceskosten overeenkomstig het liquidatietarief, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
2.7.
MIMM voert gemotiveerd verweer tegen de incidentele vorderingen van Indomedia. Zij vordert in het incident in voorwaardelijke reconventie, voor het geval de rechtbank de vorderingen van Indomedia in het incident geheel of in belangrijke mate zal toewijzen, Indomedia uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de schade van € 500.000,00.
2.8.
Indomedia voert gemotiveerd verweer tegen de vordering in voorwaardelijke reconventie in het incident.
2.9.
De rechtbank overweegt het volgende. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de bodemprocedure geldt dat de vordering moet samenhangen met de vordering in de hoofdzaak (artikel 223 lid 2 Rv). Aan dat vereiste is voldaan nu de vorderingen van Indomedia in het incident grotendeels gelijk zijn aan haar vorderingen in de hoofdzaak in reconventie. Verder moet Indomedia voldoende processueel belang hebben bij de incidentele vorderingen. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat Indomedia de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. Niet vereist is dat Indomedia een spoedeisend belang bij de incidentele vorderingen heeft. De rechtbank is van oordeel dat ook aan dit vereiste is voldaan nu vaststaat dat MIMM op 14 februari 2021 heeft aangekondigd om eind mei 2021 een kookboekversie van het magazine PINDAH* uit te geven en op 30 maart 2021 het boekje ‘De Derde Generatie’ in de handel te brengen. Volgens Indomedia wordt daarmee een inbreuk gemaakt op haar intellectueel eigendomsrecht waardoor zij een voldoende processueel belang heeft om te vorderen dat deze gedragingen worden gestaakt. De mondelinge behandeling van de hoofdzaak vindt eerst plaats op 25 mei 2021 waardoor niet van Indomedia verlangd kan worden dat zij de afloop van de hoofdzaak afwacht. Ten aanzien van de andere twee incidentele vorderingen heeft Indomedia aangevoerd dat zij de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten omdat zij zonder inkomsten haar statutaire doel niet kan nastreven, waarmee aan het vereiste van een processueel belang is voldaan. Tot slot moet het gaan om voorzieningen die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kunnen worden gegeven. Dat hiervan sprake is, is door MIMM niet betwist. Aan de minimumvereisten voor de vorderingen gebaseerd op artikel 223 Rv is daarmee voldaan.
2.10.
Vervolgens moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregelen rechtvaardigt. Daarbij is de rechtbank niet gehouden bewijslevering te gelasten ter zake van betwiste stellingen, omdat aannemelijkheid van de vordering voldoende is (HR 29 november 2002, NJ 2003/50).
Staking gebruik en/of exploitatie van de intellectuele eigendomsrechten
2.11.
Indomedia vordert in het incident ten eerste dat MIMM wordt veroordeeld om het gebruik van de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de formule, waaronder de auteursrechten en de naam PINDAH*, en elke andere activiteit onder de vlag van het platform PINDAH* te staken. Onder die activiteiten valt volgens Indomedia onder andere het uitgeven van het boek ‘De Derde Generatie’, PINDAH* Magazine Culinair en de PINDAH* Agenda. Ook vordert Indomedia dat MIMM reeds gedane en alle toekomstige communicatie-uitingen onder de naam en/of de vlag van het platform PINDAH* via nieuwsbrieven en social media zal staken dan wel verwijderen.
2.12.
Ter onderbouwing van deze vordering voert Indomedia aan dat de rechten op de merknaam ‘PINDAH* - De glossy met een Nederlands-Indisch tintje’ (hierna: het woordmerk PINDAH*) aan haar toebehoren. Volgens Indomedia blijkt dit uit het feit dat in de overeenkomst die in 2020 tussen partijen is gesloten door Indomedia aan MIMM een licentie is verstrekt voor het gebruik van de merknaam. In die overeenkomst is in artikel 13 opgenomen:
‘’13. De stichting verleent aan MIMM het recht om de naam PINDAH tevens te gebruiken in de uitgave van de producten zoals een door MIMM beoogde PINDAH Culinaire Gids/Toko Gids en een PINDAH Agenda.’’
Uit artikel volgt volgens Indomedia dat zij eigenaar is van het woordmerk PINDAH*en dat zij MIMM een licentie voor het gebruik daarvan heeft gegeven. Doordat die overeenkomst partieel buitengerechtelijk is ontbonden geldt die licentie niet meer, aldus Indomedia. Dat MIMM het woordmerk PINDAH* desondanks op 6 mei 2020 heeft gedeponeerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom levert volgens Indomedia een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op, dan wel een onrechtmatige daad. Ter onderbouwing van deze vordering verwijst Indomedia ook naar een verklaring van [de heer A] waaruit volgens Indomedia volgt dat alle rechten op de formule PINDAH* aan Indomedia toebehoren. Indomedia stelt tevens dat zij auteursrechten heeft.
2.13.
MIMM betwist dat Indomedia eigenaar is van het woordmerk PINDAH* en/of dat Indomedia auteursrechten heeft. MIMM voert in dat kader aan dat zij de merknaam PINDAH* op 6 mei 2020 heeft gedeponeerd waardoor zij eigenaar is van het woordmerk. De naam PINDA* was bovendien al in 2018 door [de heer B] gedeponeerd, en niet door Indomedia, aldus MIMM. Voordat MIMM het woordmerk heeft gedeponeerd heeft zij onderzoek gedaan onder de kopers van het magazine en overleg gevoerd met Indomedia, waardoor Indomedia ook op de hoogte was van het voornemen van MIMM om het woordmerk te deponeren. Voorts betwist MIMM dat het boekje ‘De Derde Generatie’, waarvan Indomedia vordert dat de uitgave daarvan wordt gestaakt, door haar wordt uitgebracht. Zij stelt dat dit boekje door uitgeverij OPZIJ B.V. wordt uitgebracht. Volgens MIMM heeft zij op basis van de samenwerkingsovereenkomst uit 2020 het recht om het culinaire magazine en de agenda uit te brengen, zodat van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst geen sprake is. Ten aanzien van de belangenafweging heeft MIMM aangevoerd dat een verbod, zoals door Indomedia in dit incident is gevorderd, voor haar tot onomkeerbare en grote financiële gevolgen zal leiden.
2.14.
De rechtbank oordeelt als volgt. Bij een incident als het onderhavige komt het zoals gezegd aan op een belangenafweging en de aannemelijkheid van de vordering. In het kader van die belangenafweging is de rechtbank van oordeel dat het belang van MIMM zwaarder moet wegen dan het belang van Indomedia, gelet op de financiële gevolgen die een dergelijk verbod voor MIMM zullen hebben. Bovendien is sprake van gevolgen die voor MIMM niet ongedaan kunnen worden gemaakt na een uitspraak in de hoofdzaak. Bij deze beoordeling van de belangen speelt ook mee dat de vordering van Indomedia niet voldoende aannemelijk is. Aangezien MIMM op 6 mei 2020 het woordmerk PINDAH* heeft gedeponeerd moet het er naar het voorlopig oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat MIMM ook eigenaar is van het woordmerk. Indomedia heeft geen woordmerk ingeschreven waardoor zij in beginsel ook geen staking van het gebruik van dat woordmerk kan vorderen. Artikel 13 van de overeenkomst uit 2020 (zoals weergegeven onder 2.12.), dat volgens Indomedia moet worden gezien als een licentie, en de verklaring van [de heer A] zijn daarvoor in ieder geval niet voldoende. De stelling van Indomedia dat zij auteursrechten bezit is bovendien niet toegelicht en onderbouwd. Met haar stellingen heeft Indomedia niet aannemelijk gemaakt dat zij enige intellectuele eigendomsrechten bezit, zodat dit deel van de vordering in het incident zal worden afgewezen.
Betaling voorschot op het toekomende winstdeel
2.15.
Indomedia vordert verder dat MIMM wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 20.000,00, dan wel een bedrag van € 15.852,50, als voorschot op het winstaandeel in de netto opbrengst uit de verkoop van het magazine in 2020. Indomedia verwijst ter onderbouwing van deze vordering naar artikel 9 van de samenwerkingsovereenkomst uit 2020. Volgens Indomedia blijkt uit een indicatieve opgave van MIMM dat het voorlopige resultaat van het PINDAH* magazine uit 2020 € 31.705,00 bedraagt. Indomedia stelt dat zij recht heeft op 50% van dat bedrag. Volgens Indomedia heeft zij een spoedeisend belang bij het toewijzen van deze vordering bij wijze van voorlopige voorziening, omdat zij door toedoen van MIMM geen inkomsten kan verwerven en zij in een dure rechtszaak is betrokken.
2.16.
MIMM betwist dat Indomedia recht heeft op uitbetaling van een winstaandeel over 2020. Volgens MIMM moet de netto opbrengst van de verkoop worden verminderd met een bedrag van € 23.500,00 dat volgens MIMM aan het ministerie van VWS toekomt. Ook gaat het volgens MIMM niet om definitieve cijfers van het resultaat over de verkoop in het jaar 2020.
2.17.
Een voorlopige voorziening zoals door Indomedia gevorderd in de vorm van betaling van een geldsom is, in verband met het restitutierisico, alleen toewijsbaar indien de vordering tot het beloop van het gevorderde reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat niet aan dit vereiste is voldaan, omdat MIMM de hoogte van deze vordering gemotiveerd betwist. Ook de overige stellingen van Indomedia ten aanzien van de financiële afspraken worden door MIMM betwist. Dit noopt tot terughoudendheid ten aanzien van de prognose van toewijsbaarheid van de vordering in de hoofdzaak. Nu de vordering gemotiveerd is betwist, kan niet worden gezegd dat de door Indomedia gestelde vordering voldoende vaststaat, dan wel dat de vordering op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Voor bewijslevering is in dit stadium van de procedure geen plaats. Deze incidentele vordering zal daarom, mede gelet op het restitutierisico, worden afgewezen.
Verstrekken van opgave van de exploitatieopbrengst van de PINDAH* Agenda
2.18.
Indomedia vordert tot slot om MIMM te bevelen om een door een registeraccountant gecontroleerde opgave van de ontvangen en nog te ontvangen exploitatieopbrengst en kosten van de PINDAH* agenda te verstrekken.
2.19.
Indomedia heeft nagelaten om dit deel van haar vordering in haar incidentele conclusie voldoende te onderbouwen. Zij stelt slechts dat zij op grond van artikel 17 van de samenwerkingsovereenkomst 2020 recht heeft op een percentage van de netto-omzet. Deze vordering is ook niet gelijk aan de vordering in reconventie in de hoofdzaak, die ziet namelijk op het overleggen van een schriftelijk gecontroleerde opgave van de exploitatieopbrengst van PINDA* en PINDAH*. In de hoofdzaak voert Indomedia ter onderbouwing van die vordering aan dat uit de overeenkomsten uit 2019 en 2020 volgt dat MIMM volledige openheid van zaken moet geven over die exploitatieopbrengsten, maar dat wordt door MIMM betwist. Daargelaten de vraag of Indomedia bij deze vordering een processueel belang heeft waarbij de behandeling van de hoofdzaak niet kan worden afgewacht, is de rechtbank van oordeel dat dit deel van de vordering moet worden afgewezen aangezien het door Indomedia onvoldoende is onderbouwd.
Proceskosten in conventie
2.20.
Indomedia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van MIMM worden begroot op € 721,00 aan salaris advocaat (1,0 punt × tarief III).
De vordering in voorwaardelijke reconventie
2.21.
Nu hiervoor is geoordeeld dat de incidentele vorderingen van Indomedia worden afgewezen, treedt de door MIMM gestelde voorwaarde voor haar vordering in voorwaardelijke reconventie in het incident niet in vervulling waardoor bespreking van deze vordering achterwege kan blijven.
2.22.
Nu in de voorwaardelijke reconventie in het incident geen beslissing is gegeven, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Indomedia in de kosten van het incident, aan de zijde van MIMM tot op heden begroot op € 721,00.
in de hoofdzaak
3.3.
verstaat dat in de hoofdzaak op 25 mei 2021 om 9:00 uur de mondelinge behandeling wordt gehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en op 28 april 2021 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. T.P.E.E. van Groeningen.