ECLI:NL:RBGEL:2021:3670

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
C/05/388448 / KZ ZA 21-84
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over pensioen- en stamrechten tussen ex-echtelieden met toepassing van afstemmingsregel

In deze zaak, die op 13 juli 2021 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-echtgenoten over de uitvoering van een eerder vonnis met betrekking tot pensioen- en stamrechten. De eiser, die in conventie optreedt, vordert dat de gedaagde, die in reconventie optreedt, wordt veroordeeld om binnen acht dagen na betekening van het vonnis uitvoering te geven aan een eerdere veroordeling tot afstorting van kapitaal in verband met opgebouwde pensioen- en stamrechten. De eiser stelt dat de gedaagde, ondanks meerdere sommaties, weigert om aan deze verplichting te voldoen. De gedaagde voert verweer en stelt dat zij niet in staat is om aan de veroordeling te voldoen, omdat de onderneming feitelijk leeg is door onttrekkingen door de eiser.

De rechtbank overweegt dat de eiser een spoedeisend belang heeft bij de vordering, aangezien het gaat om de uitvoering van een eerder vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan. De voorzieningenrechter past de afstemmingsregel toe, wat inhoudt dat het vonnis in kort geding moet worden afgestemd op het oordeel van de bodemrechter. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde haar stelling dat afstorting niet mogelijk is onvoldoende heeft onderbouwd en dat de vordering van de eiser in beginsel kan worden toegewezen. De rechtbank wijst de gedaagde daarom op om het kapitaal af te storten, vermeerderd met wettelijke rente, en legt een dwangsom op voor het geval van niet-nakoming.

In reconventie vordert de gedaagde betaling van een rekening-courant schuld door de eiser, maar deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/388448 / KZ ZA 21-84
Vonnis in kort geding van 13 juli 2021
in de zaak van
[eiser in conventie/verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.P.B. Kroep te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.F.A. Zwart-Peters te Deventer.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met zes producties,
  • aanvullend productie zeven van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ,
  • de conclusie van antwoord en voorwaardelijke eis in reconventie met dertien producties,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ,
  • de pleitnota van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [de vrouw] (hierna: de vrouw) zijn op [datum 1997] in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand op 24 november 2009 van de echtscheidingsbeschikking van 28 oktober 2009 is het huwelijk ontbonden.
2.2.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] en de vrouw hebben de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld tijdens de comparitie van partijen op 8 december 2009 in Almelo en vastgelegd in het proces-verbaal van comparitie van partijen (rolnummer 104125/ ES RK 09-700 en 106290/ ES RK 09-1028). In het proces-verbaal staat, voor zover van belang, dat de aandelen van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] aan de vrouw worden toebedeeld, dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] de vrachtwagen en de Volvo personenauto mag behouden en dat de opbrengsten van de door partijen verkochte paarden tegen elkaar wegvallen. Verder is opgenomen dat de pensioenen en stamrechten gelijk tussen [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en de vrouw worden verevend dan wel verdeeld. Ook zijn [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en de vrouw overeengekomen dat zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben indien de boedelverdeling op voormelde wijze is afgewikkeld.
2.3.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft zijn aandelen in [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] op 13 april 2010 overgedragen aan de vrouw. Uit de notariële leveringsakte blijkt dat aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] geen décharge is verleend voor het door hem gevoerde bestuur.
2.4.
Over de pensioenverevening dan wel verdeling hebben [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en de vrouw geprocedeerd dat, na een tussenvonnis, heeft geleid tot het eindvonnis van deze rechtbank van 29 februari 2012 (zaaknummer / rolnummer: 122237 / HA ZA 11-506, hierna: het vonnis). In het vonnis is [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het kapitaal, dat nodig is voor de nakoming van de aanspraken van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op de door partijen tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen- en stamrechten, welk kapitaal per 1 november 2011 een bedrag van € 125.003,- aan pensioenrechten en een bedrag van
€ 39.092,- aan stamrechten bedraagt, af te storten in [naam bedrijf] , een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 1 november 2011 tot de dag van voldoening.
2.5.
De bodemrechter heeft in haar vonnis voor zover van belang, het volgende overwogen:
“2.4. In het tussenvonnis is aan [de vrouw] de gelegenheid geboden gegevens in het geding te brengen ter onderbouwing van haar stelling dat afstorting van enig substantieel bedrag door [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] de continuïteit van de onderneming van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] in gevaar zal brengen. Bij akte heeft zij slechts een verklaring overgelegd van [naam] met de volgende inhoud:
(…)
Deze verklaring geeft geen inzicht in de omvang en samenstelling van de activa en passiva van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] en de (on)mogelijkheid van het verkrijgen van middelen ten behoeve van afstorting. De stelling van [de vrouw] moet dan ook als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
(…)
2.6.
[de vrouw] kan evenmin worden gevolgd in haar stelling dat de aanschaf van de paardenvrachtwagen door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft te gelden als het opnemen van de gestorte pensioen- en stamrechtgelden en dat daarmee de aanspraken van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zijn uitgekeerd.
Immers, zoals in het tussenvonnis overwogen, hebben partijen in de vaststellingsovereenkomst van 8 december 2009 afspraken gemaakt over onder meer deze vrachtwagen en is daarnaast in dezelfde overeenkomst ook opgenomen dat de pensioen- en stamrechten tussen partijen zullen worden verevend dan wel verdeeld. Uit deze overeenkomst volgt dan ook dat het opnemen van gelden voor de aanschaf van de paardenvrachtwagen en de toedeling van die vrachtwagen aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ten tijde van de vaststellingsovereenkomst door partijen niet is beschouwd als het opnemen of verdelen van de met de pensioen- en stamrechten gemoeide gelden.”
2.6.
Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld en daarmee is het in kracht van gewijsde gegaan.
2.7.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] bij brief van 13 mei 2020 gesommeerd om alsnog binnen vijf dagen aan het vonnis te voldoen en het kapitaal af te storten in [naam bedrijf]
2.8.
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] heeft bij brief van 18 juni 2020 [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gesommeerd om de vordering van € 354.891,86 zijnde een rekening-courant schuld die uit de jaarstukken volgt, te voldoen.
2.9.
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] is bij brief van 20 april 2021 wederom door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gesommeerd te voldoen aan het vonnis door afstorting van het kapitaal. Verder is betwist dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] een vordering op hem heeft.
2.10.
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] heeft aan voornoemde sommaties niet voldaan.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] te veroordelen om binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis uitvoering te geven aan het vonnis van de rechtbank Gelderland d.d. 29 februari 2012 door:
Primair
het kapitaal, dat nodig is voor de nakoming van de aanspraken van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op de door partijen tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen- en stamrechten, welk kapitaal per 1 mei 2021 € 355.274,00 bedraagt, dus een bedrag van
€ 355.274,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, af te storten in [naam bedrijf] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 500.000,00;
Subsidiair
het kapitaal, dat nodig is voor de nakoming van de aanspraken van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op de door partijen tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen- en stamrechten, welk kapitaal per 1 november 2011 een bedrag van € 125.003,00 aan pensioenrechten en een bedrag van € 39.092,00aan stamrechten bedraagt, dus een bedrag van in totaal € 164.095,00 af te storten in [naam bedrijf] , te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze bedragen vanaf 13 mei 2015 tot de dag van voldoening, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 500.000,00;
II. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] , ondanks meerdere sommaties, weigert uitvoering te geven aan de veroordeling uit het vonnis van
29 februari 2012. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] kan het vonnis niet executeren omdat in het vonnis een betalingsverplichting aan [naam bedrijf] is opgenomen die bij de procedure geen procespartij was. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft daarom belang bij oplegging van een dwangsom om daarmee betaling te kunnen afdwingen. Gelet op de aard van de vordering, de pertinente weigering op onheuse gronden van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] om uitvoering te geven aan het vonnis en de mededeling dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] niet in staat zou zijn om aan de veroordeling te voldoen heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde.
3.3.
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] vordert, onder de voorwaarde dat de vordering in conventie in enige vorm wordt toegewezen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • veroordeling van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vennootschap te betalen een bedrag van € 346.235,86, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf heden,
  • veroordeling van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] in de kosten van het geding en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na het vonnis.
4.2.
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat de vennootschap een vordering heeft op [eiser in conventie/verweerder in reconventie] die de accountant in rekening-courant heeft geboekt ten laste van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft, toen hij nog bestuurder en aandeelhouder was, in 2009 en voor de aandelenoverdracht in 2010 aan de vrouw, zaken (vervoermiddelen, voorraden, paarden en debiteuren) die behoorden tot het actief van de vennootschap tot zich genomen en de vennootschap praktisch leeg achtergelaten. Blijkens de akte van verdeling is deze rekening-courant schuld niet overgegaan op de vrouw. Nu deze vordering op [eiser in conventie/verweerder in reconventie] vrijwel het enige actief is in [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] kan [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] nimmer aan haar afstortverplichting voldoen als [eiser in conventie/verweerder in reconventie] de schuld aan [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] niet inlost.
4.3.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen en het verweer in conventie en in reconventie, zullen deze tegelijk worden beoordeeld.
5.2.
Uit de aard van de vordering, uitvoering geven aan het vonnis, vloeit het spoedeisend belang van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] bij de vordering voort. De omstandigheid dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] lang heeft stilgezeten alvorens het vonnis ten uitvoer te leggen en een procedure in kort geding te starten doet aan deze spoedeisendheid niet af.
5.3.
In het vonnis is [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] veroordeeld tot afstorting van kapitaal in [naam bedrijf] tot een bedrag van €125.003,- aan pensioenrechten en een bedrag van
€ 39.092,- aan stamrechten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld zodat het in kracht van gewijsde is gegaan en het gezag van gewijsde heeft tussen partijen. Nu nog geen twintig jaren zijn verstreken is de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis nog niet verjaard (artikel 3:324 lid 1 BW).
5.4.
Op grond van vaste jurisprudentie dient de rechter in kort geding de zogenaamde afstemmingsregel toe te passen. Deze regel houdt in dat de voorzieningenrechter, die over een vordering beslist nadat de bodemrechter al een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, in beginsel zijn vonnis moet afstemmen op het oordeel van die bodemrechter. Dit beginsel geldt ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van een vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit uitgangspunt. Dit kan het geval zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht. Ook kan zich een uitzondering op de afstemmingsregel voordoen indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
5.5.
In de bodemprocedure is het verweer van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] dat afstorting niet mogelijk is omdat de liquide middelen ontbreken en [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] feitelijk leeg is omdat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zaken heeft onttrokken uit [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] beoordeeld. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] heeft toen de mogelijkheid gekregen om gegevens in geding te brengen ter onderbouwing van haar stelling dat afstorting van enig substantieel bedrag door [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] de continuïteit van de onderneming van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] in gevaar zal brengen. De door [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] ingebrachte verklaring van de accountant gaf volgens de bodemrechter geen inzage in de omvang en samenstelling van de activa en passiva van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] en de (on)mogelijkheid van het verkrijgen van middelen ten behoeve van afstorting. Geoordeeld is dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] haar stelling onvoldoende had onderbouwd. Verder is in de bodemprocedure aan de orde geweest dat in het proces-verbaal van 8 december 2009 een verdeling is afgesproken over onder meer de vrachtwagen, de personenauto en de paarden en dat daarnaast is opgenomen dat de pensioen- en stamrechten tussen partijen verevend dan wel verdeeld worden. Volgens de bodemrechter ligt hierin besloten dat de toedeling van onder meer de vrachtwagen door partijen aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] niet als het opnemen of verdelen van de met pensioen- en stamrechten gemoeide gelden kan worden beschouwd.
5.6.
Door [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] is niet aangevoerd dat het vonnis berust op een kennelijke misslag dan wel dat er sprake is zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. Dat leidt ertoe dat de vordering in beginsel kan worden toegewezen.
5.7.
In het verlengde van het voorgaande komt de eis in reconventie niet voor toewijzing in aanmerking. De bodemrechter heeft immers het verweer van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zaken heeft onttrokken die behoorden tot [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] en de vennootschap daardoor feitelijk leeg is achtergebleven afgewezen, omdat partijen in de vaststellingsovereenkomst afspraken hebben gemaakt over de verdeling en toedeling van de vrachtwagen, personenauto en de paarden.
5.8.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering in conventie voor toewijzing in aanmerking komt met dien verstande dat het subsidiair gevorderde zal worden toegewezen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] heeft haar aanvankelijke beroep op verjaring van de vordering tot het tenuitvoerleggen van het vonnis niet gehandhaafd. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft echter erkend dat zijn vordering voor wat betreft de extra rente en kosten is verjaard, gelet op de termijn van vijf jaar zoals bepaald in artikel 3:324 lid 3 BW. Nu het geschil in de kern handelt tussen twee ex-echtgenoten die dienen te handelen naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, acht de voorzieningenrechter, mede gelet op het feit dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] acht jaar lang niets heeft ondernomen om het vonnis ten uitvoer te leggen, het in strijd met die maatstaven om de vordering naar de stand van 2020 toe te wijzen. Daarbij is ook van belang dat de gedachte achter de uitzondering op de verjaringstermijn van 20 jaar uit lid 3 van artikel 3:324 BW is gelegen in het gevaar dat voor de schuldenaar dreigt bij niet betaling dat deze bedragen tot onredelijke hoogte zullen oplopen, zoals thans het geval is. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 19 mei 2020 (vijf dagen na sommatie op 13 mei 2020).
5.9.
Het verweer van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] nakoming van de verplichting tot afstorting verlangt nadat hij eerst zelf [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] leeg heeft gehaald en dan vervolgens wacht tot vordering van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] op [eiser in conventie/verweerder in reconventie] is verjaard kan niet tot toewijzing leiden nu er voorshands van wordt uitgegaan dat er geen sprake is van het leeghalen van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] maar dat over deze zaken in het kader van de verdeling en toedeling afspraken zijn gemaakt.
5.10.
Het beroep van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] op verrekening wordt gepasseerd nu een vordering van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] op [eiser in conventie/verweerder in reconventie] onvoldoende aannemelijk is geworden en bovendien niet aan het vereiste van wederkerigheid wordt voldaan. Het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en het vermogen van [naam bedrijf] zijn immers gescheiden.
5.11.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en hieraan zal een maximum worden verbonden. Dit laat uiteraard onverlet dat, bij voortgaande overtreding van dit vonnis, oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
5.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] om binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis uitvoering te geven aan het vonnis van de rechtbank Gelderland d.d. 29 februari 2012 door het kapitaal, dat nodig is voor de nakoming van de aanspraken van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op de door partijen tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen- en stamrechten, welk kapitaal per
1 november 2011 een bedrag van € 125.003,00 aan pensioenrechten en een bedrag van
€ 39.092,00 aan stamrechten bedraagt, dus een bedrag van in totaal € 164.095,00 af te storten in [naam bedrijf] , te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze bedragen vanaf 19 mei 2020 tot de dag van voldoening,
6.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af,
6.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.
fo/vr