Uitspraak
Rechtbank GELDERLANd
1. [belanghebbende 1] ,
2. [belanghebbende 2] ,
3. [belanghebbende 3] ,
4. [belanghebbende 4] ,
5. [belanghebbende 5] ,
6. [belanghebbende 6] ,
1.Het verdere procesverloop
In conventie en in reconventie
2.De verdere beoordeling
Tot 2018 bedroeg de pachtsom € 2.100,00 per jaar. [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] heeft eind 2017/begin 2018 aan de Grondkamer verzocht om de pachtprijs opnieuw vast te stellen. Hij was destijds gevolmachtigde van alle erfgenamen en daartoe bevoegd. Hoewel door de Grondkamer daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] niet op het verzoek gereageerd. De Grondkamer heeft de pachtprijs vervolgens bij beschikking van 22 februari 2018 met ingang van 1 april 2018 bepaald op € 7.275,00 en die uitspraak is onherroepelijk geworden. Dat wordt niet anders doordat [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] heeft gesteld dat hij er op grond van toezeggingen in het verleden met de rechtsvoorganger van [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] van uit mocht gaan dat de bestaande pachtprijs voor altijd op hetzelfde niveau zou blijven. [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] heeft die stelling gemotiveerd bestreden. [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] kan zich er in redelijkheid niet op basis van mogelijke persoonlijke mondelinge toezeggingen in het verleden ook na vele jaren nog op beroepen dat een eenmaal geldende pachtprijs nimmer meer kan worden aangepast. Dit betekent dat [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] gehouden is de nieuwe pachtprijs aan de gemeenschap te betalen. Vast staat dat hij dit ondanks aanmaningen niet heeft gedaan. Het totaalbedrag aan achterstallige pacht van € 14.148,25 zal daarom worden toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente vanaf de verzuimdata van de afzonderlijke termijnen. De betalingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis, welke termijn redelijk wordt geacht.
3.De beslissing
P.A.T. Hettinga en M. Bugter, leden, en door mr. M.C.J. Heessels in het openbaar uitgesproken op woensdag 7 juli 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.