ECLI:NL:RBGEL:2021:3644

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
05/720006-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eenvoudig witwassen na oplichting via Marktplaats

Op 13 juli 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van eenvoudig witwassen. De verdachte, geboren in 1998, werd ervan beschuldigd tussen 26 oktober 2017 en 2 april 2018 meerdere geldbedragen te hebben verworven, terwijl deze afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen mensen onder valse voorwendselen heeft bewogen geld over te maken voor producten die nooit zijn geleverd. Dit gebeurde via advertenties op Marktplaats, waarbij de verdachte gebruik maakte van verschillende bankrekeningen en een telefoonnummer dat op zijn naam stond. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de misdrijven die met zijn rekeningen werden gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wist dat het geld uit misdrijven afkomstig was en dat hij zich schuldig had gemaakt aan eenvoudig witwassen. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en veroordeelde de verdachte tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720006-20
Datum uitspraak : 13 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. D.G. Nagel, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 februari 2021 en 29 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 2 april 2018, te Bredevoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere malen, althans eenmaal,
(telkens) een voorwerp/voorwerpen, te weten:
- Eén of meerdere geldbedragen (op rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of
[rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] ) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl zij en haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
zij in of omstreeks de periode van 23 april 2018 en/of op 14 mei 2018, te Bredevoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een voorwerp/voorwerpen, te weten:
- Eén of meerdere geldbedragen (op rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name
van [verdachte] CJ met als gemachtigde mevrouw [gemachtigde] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl zij en haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen overtuigend bewijs is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij heeft erop gewezen dat anderen gebruik hebben gemaakt van de rekeningen die haar cliënt had bij de ING en Rabobank en dat haar cliënt in het geheel geen wetenschap had van de rekening bij de ABN Amro; deze moet een ander op zijn naam hebben geopend en gebruikt. Ook heeft zij gesteld dat een ander een telefoonnummer op naam van haar cliënt moet hebben aangevraagd en gebruikt. Om die reden moet vrijspraak volgen van feit 1 en feit 2, aldus de raadsvrouw.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die voorligt is of verdachte geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet of daarvan gebruik heeft gemaakt en, zo ja, of dit geld afkomstig is uit een misdrijf dat is begaan door een ander of door hemzelf. Voor de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank uit van het volgende.
Rekeningnummer [rekeningnummer 1]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij ‘juice plus capsules’ gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 50,- overgemaakt naar [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] . Zij heeft de gekochte producten echter nooit ontvangen. [2]
Dit bedrag is op 26 oktober 2017 van haar rekening afgeschreven. [3]
Uit analyse door de politie van door de bank aangeleverde gegevens blijkt dat dit rekeningnummer op naam staat van [verdachte] . [4]
Rekeningnummer [rekeningnummer 3]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij een ‘juice plus pakket’ gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 55,- overgemaakt naar [rekeningnummer 3] t.n.v. [verdachte] . Zij heeft de gekochte producten echter nooit ontvangen. [5]
Dit bedrag is op 21 maart 2018 van haar rekening afgeschreven. [6]
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij ‘juice plus’ producten gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 45,- overgemaakt naar [rekeningnummer 3] t.n.v. [verdachte] Zij heeft de gekochte producten echter nooit ontvangen. [7]
Dit bedrag is op 24 maart 2018 van haar rekening afgeschreven. [8]
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij ‘juice plus’ producten gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 195,- overgemaakt naar [rekeningnummer 3] t.n.v. [verdachte] . Voor deze aankoop heeft zij contact gehad met de plaatser van deze advertentie via het telefoonnummer [telefoonnummer] . Zij heeft de gekochte producten echter nooit ontvangen. [9]
Dit bedrag is op 29 maart 2018 van haar rekening afgeschreven. [10]
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij ‘juice plus’ producten gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 140,- overgemaakt naar [rekeningnummer 3] t.n.v. [verdachte] . Zij heeft de gekochte producten echter nooit ontvangen. [11]
Dit bedrag is op 26 maart 2018 van haar rekening afgeschreven. [12]
Uit analyse door de politie van door de bank aangeleverde gegevens blijkt dat dit rekeningnummer op naam staat van [verdachte] . [13]
Rekeningnummer [rekeningnummer 4]
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij ‘Herbalife’ producten gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 55,- overgemaakt naar [rekeningnummer 4] t.n.v. [verdachte] . Zij heeft de gekochte producten echter nooit ontvangen. Zij heeft van de plaatser van de advertentie het telefoonnummer [telefoonnummer] gekregen. [14]
Dit bedrag is op 14 mei 2018 van haar rekening afgeschreven. [15]
[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij Herbalife gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag overgemaakt naar [rekeningnummer 4] t.n.v. [verdachte] . Zij heeft het gekochte product echter nooit ontvangen. [16]
Dit bedrag is op 7 mei 2018 van haar rekening afgeschreven. [17]
[slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan van oplichting. Via Marktplaats heeft zij Airpods gekocht. Zij heeft hiervoor een bedrag van € 84,- overgemaakt naar [rekeningnummer 4] t.n.v. [verdachte] . Zij heeft het gekochte product echter nooit ontvangen. [18]
Dit bedrag is op 23 april 2018 van haar rekening afgeschreven. [19]
Uit analyse door de politie van door de bank aangeleverde gegevens blijkt dat dit rekeningnummer op naam staat van [verdachte] met [gemachtigde] als gemachtigde. [20]
Telefoonnummer
Uit onderzoek door de politie blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam staat van [verdachte] . [21]
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, mensen onder valse voorwendselen heeft bewogen geldbedragen over te maken. De rechtbank is van oordeel dat daarmee wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte geld heeft verworven en voorhanden heeft gehad dat uit enig eigen misdrijf afkomstig was en dat het niet anders kan dan dat verdachte van die criminele herkomst op de hoogte was zoals onder 1 en 2 aan verdachte ten laste is gelegd. De bankrekeningen die bij de advertenties stonden vermeld en waarnaartoe de aangevers het geld hebben overgemaakt stonden immers alle op zijn naam. Ook het telefoonnummer dat stond vermeld bij de advertenties waarop aangevers [slachtoffer 6] en Ameling hebben gereageerd stond op zijn naam.
Niet gebleken is dat verdachte het geld dat hij heeft ontvangen heeft opgenomen of anderszins gebruikt. Dat sprake is geweest van overdragen of omzetten in de zin van artikel 420bis lid 1 sub b Sr kan daarom niet worden bewezen.
Het enkel verwerven of voorhanden hebben van geld uit eigen misdrijf zonder dat daarmee de criminele herkomst wordt verhuld of verborgen is niet strafbaar gesteld onder deze bepaling, maar kwalificeert wel als het onder artikel 420bis.1 Sr strafbaar gestelde “eenvoudig witwassen”.
Alternatief scenario
De rechtbank acht niet aannemelijk dat een of meer anderen bankrekeningen of telefoonnummers hebben geopend op naam van verdachte, zoals door de verdediging betoogd. De zogenoemde
modus operandiis ten aanzien van alle rekeningnummers immers vergelijkbaar. Steeds werd een (afslank)product verkocht, waarna na betaling geen producten werden verstuurd. Bij de ING- en Rabobank-rekeningen ging het steeds om ‘juices’, bij de ABN-rekening om ‘Herbalife’ en Airpods.
Volgens verdachte heeft zijn ex-vriendin [naam] toegang gehad tot zijn ING-rekening en heeft zij de advertenties met daarin het rekeningnummer van de ING in zijn naam geplaatst. Ten aanzien van dit rekeningnummer is in elk geval in oktober 2017 aangifte gedaan van oplichting. [naam] zou volgens verdachte ook het Rabobank-rekeningnummer op verdachtes naam hebben geopend en advertenties hebben geplaatst. Ten aanzien van dat rekeningnummer zijn in elk geval in maart 2018 meerdere aangiftes gedaan van oplichting. De aangiftes die vervolgens zijn gedaan in april en mei 2018 ten aanzien van het ABN-rekeningnummer zouden volgens verdachte het gevolg zijn van de advertenties die zijn inmiddels ex-vriendin [gemachtigde] had geplaatst. Zij zou toegang hebben tot deze bankrekening.
De rechtbank acht dit scenario gelet op het tijdsverloop en bovengenoemde
modus operandiniet aannemelijk. Het oplichten via Marktplaats is na oktober 2017 en na het verbreken van de relatie met [naam] in maart 2018 op nagenoeg dezelfde wijze voortgezet toen verdachte een relatie had met [gemachtigde] . Daar komt bij dat het telefoonnummer [telefoonnummer] , waarvan verdachte stelt dat [naam] dat zou hebben geopend op zijn naam, niet alleen bij een advertentie behorende bij het Rabobank-rekeningnummer [22] maar ook bij het ABN-rekeningnummer [23] werd gebruikt. Dit zou betekenen dat [naam] een advertentie heeft geplaatst waarbij het geld wordt overgemaakt naar een rekeningnummer waartoe verdachte en [gemachtigde] toegang hebben en niet [naam] zelf. Voor de rechtbank blijkt hieruit juist dat verdachte de constante factor is en de advertenties zelf heeft geplaatst.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
feit 1en
feit 2tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 26 oktober 2017 tot en met 2 april 2018, te Bredevoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere malen,
althans eenmaal,
(telkens)
een voorwerp/voorwerpen, te weten:
-
Eén ofmeerdere geldbedragen (op rekeningnummer [rekeningnummer 1]
en/of
[rekeningnummer 2]en/of [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] ) heeft verworven en voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij
en haar mededader(s)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat die voorwerpen geheel
of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
2.
hij in
of omstreeksde periode
van23 april 2018 en
/of op14 mei 2018, te Bredevoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een voorwerp/voorwerpen, te weten:
-
Eén ofmeerdere geldbedragen (op rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name
van [verdachte] CJ met als gemachtigde mevrouw [gemachtigde] ),
heeft verworven en voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij
en haar mededader(s)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
“Eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd”
feit 2:
“Eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd”.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uur (subsidiair veertig dagen hechtenis), waarvan veertig uur voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft bepleit dat met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel moet worden opgelegd. Subsidiair heeft zij bepleit dat een voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van een jaar moet worden opgelegd, gezien het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een halfjaar schuldig gemaakt aan het witwassen van meerdere geldbedragen die onmiddellijk afkomstig waren uit misdrijven die door hemzelf waren begaan. Hij heeft meerdere slachtoffers onder valse voorwendselen geld afhandig gemaakt. Deze handelwijze heeft bij de slachtoffers geresulteerd in financiële schade en zal bij hen ook veel ergernis hebben veroorzaakt. Meer in het algemeen vormt witwassen van uit misdrijf afkomstige gelden een bedreiging voor de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 mei 2021. Hieruit blijkt dat verdachte in 2018 eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Ook daarnaast is verdachte meerdere keren met justitie in aanraking geweest.
Gezien de hiervoor genoemde ernst van het feit, de jonge leeftijd van verdachte en het tijdsverloop zal de rechtbank een taakstraf van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar opleggen. De rechtbank zal daarbij als algemene voorwaarde opleggen dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 55.- aan materiële schade en € 250,- aan smartengeld.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 140.- aan materiële schade.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 122.- aan materiële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 55.- aan materiële schade.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schadevergoedingsvordering van Vreeken en de materiële schadevergoedingsvordering van [benadeelde] niet of onvoldoende zijn onderbouwd en zij daarom in zoverre in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De verdediging heeft zich ten aanzien van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
[slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 55,- kan worden toegewezen. De vordering ten aanzien van de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
[slachtoffer 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 140,- kan worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
[benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde] op 19 september 2017 producten heeft gekocht via Marktplaats c.q. dat zij op die datum ten behoeve van deze koop een bedrag heeft overgemaakt. Deze datum valt niet binnen de tenlastegelegde periode. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat [benadeelde] als benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden zoals bedoeld in artikel 51f Wetboek van Strafvordering. Zij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
[slachtoffer 6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 55,- kan worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente zal telkens worden toegewezen vanaf de dag waarop de bedragen van de rekeningen van de benadeelde partijen zijn afgeschreven.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten
40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de volgende voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op 1 (
één) jaarwordt bepaald;
 stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
 veroordeelt veroordeelde in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen zoals hierna vermeld onder nummers 1 en 2 en in verband met feit 2 tot hoofdelijke betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij zoals hierna vermeld onder nummer 3, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partijen de hierna vermelde bedragen te betalen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening. Als de bedragen niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast voor de hierna te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Rentedatum Gijzeling

1. [slachtoffer 2] € 55,- 21 maart 2018 1 dag;

2. [slachtoffer 5] € 140,- 26 maart 2018 1 dag;

3. [slachtoffer 6] € 55,- 14 mei 2018 1 dag.

 bepaalt dat indien en voor zover door de medeverdachte het desbetreffende schadebedrag ten behoeve van
[slachtoffer 6]is betaald, verdachte in zoverre van betaling daarvan zal zijn bevrijd;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]voor het overige en
[benadeelde]geheel niet-ontvankelijk in haar vordering;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen Vreeken, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moet maken om de toegewezen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten die verdachte in deze procedure ten aanzien van de vordering van [benadeelde] heeft gemaakt, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van E. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal en aanvullende proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018240920-34, gesloten op 17 oktober 2018 respectievelijk 31 mei 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 45 e.v.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 448.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 437.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 288 e.v.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 464.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 322 e.v.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 464.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 346 e.v.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 464.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 382 e.v.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 464.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 443.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 89 e.v.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 453.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 140-142.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 453.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , p. 115 e.v.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 453.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 443.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
22.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 346 e.v.
23.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 89 e.v.