ECLI:NL:RBGEL:2021:3643

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
18/270644-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair vrijgesproken van poging doodslag en zware mishandeling, maar veroordeeld voor openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte, een militair, werd vrijgesproken van deze ernstige beschuldigingen, omdat de militaire kamer niet overtuigd was van de bewijsvoering. De feiten vonden plaats op 27 december 2019 in Hoogeveen, waar de verdachte betrokken was bij een vechtpartij in een horecagelegenheid. Tijdens deze vechtpartij zou de verdachte meerdere keren met klompen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben getrapt, maar dit werd niet bewezen. De militaire kamer oordeelde dat het letsel van het slachtoffer niet overeenkwam met de beschuldigingen van zware mishandeling of poging tot doodslag. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging, omdat hij samen met anderen geweld had gepleegd dat zichtbaar was voor derden en de openbare orde had verstoord. De militaire kamer legde een taakstraf van 80 uren op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor zowel materiële schade als smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 18/270644-20
Datum uitspraak : 12 juli 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat in Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij, op of omstreeks 27 december 2019 te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] ,opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met kracht op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) op het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of meermalen met kracht en/of met geschoeide voet(en) (met) (een) (houten) klomp(en) tegen het gezicht en/of hoofd en/of (elders) op het lichaam van die [slachtoffer] geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij, op of omstreeks 27 december 2019 te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met kracht op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) op het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of meermalen met kracht en/of met geschoeide voet(en) (met) (een) (houten) klomp(en) tegen het gezicht en/of hoofd en/of (elders) op het lichaam van die [slachtoffer] geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
meer subsidiair
hij, op of omstreeks 27 december 2019 te Hoogeveen, openlijk, te weten, in horecagelegenheid [naam 1] (gevestigd aan de [adres 2] ) en/of op of aan de Grote Kerkstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] , door meermalen met kracht op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of (elders) op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of meermalen met kracht en/of met geschoeide voet(en) (met) (een) (houten) klomp(en) tegen het gezicht en/of hoofd en/of (elders) op het lichaam van die
[slachtoffer] te schoppen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 december 2019 waren zowel verdachte als aangever [slachtoffer] in [naam 1] aan de [adres 2] in Hoogeveen. [2] Er ontstond ruzie waarbij verdachte meerdere vuistslagen aan aangever uitdeelde. Dit gebeurde zowel binnen [naam 1] als buiten op straat. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaringen van onafhankelijke getuigen [getuige 1] en [getuige 2] passen bij de verklaringen van aangever en dat [getuige 1] heeft verklaard dat zij verdachte met klompen aan met volle kracht tegen het hoofd van aangever heeft zien trappen. Volgens de officier van justitie kan de inhoud van de letselverklaring hieraan niet afdoen. Zo is mogelijk dat er geen bloed meer zichtbaar was op het hoofd van aangever doordat zijn T-shirt over zijn hoofd was getrokken en doordat hij na afloop heeft gedoucht. Door meerdere keren met klompen tegen het hoofd van aangever te trappen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat verdachte hierdoor zou kunnen overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair en het meer subsidiair tenlastegelegde. Met betrekking tot het primair en subsidiair tenlastegelegde is de raadsman van mening dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte tegen het hoofd van aangever heeft getrapt. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op het in vereniging plegen, omdat hij zich niet bewust is geweest van de betrokkenheid van derden.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij en zijn kameraad [getuige 3] bij de gokautomaat in [naam 1] zaten. Zijn kameraad was aan het gokken en aangever zat er bij. Aangever zag de broers [naam 2] binnenkomen en nog twee onbekende mannen van wie er één op houten klompen liep. Een van de onbekende mannen viel zijn kameraad aan. [4] Aangever probeerde hem te helpen, maar kreeg een vuistslag in zijn gezicht. Volgens aangever deed [medeverdachte] dit samen met een andere jongen. Een jongen op houten klompen trapte hem en sloeg hem met zijn vuist achterop zijn hoofd en lichaam. De jongens raakten hem waar zij hem op dat moment konden raken. [5] Aangever kreeg trappen in zijn zij, tegen zijn benen en zijn rug en voelde een trap in zijn gezicht. [6] De beveiliging heeft hem en de andere personen naar buiten geduwd. Aangever weet niet wie hem buiten op straat getrapt en geslagen heeft. [7]
Getuige [getuige 4] verklaarde dat er gezeur was tussen twee Molukse jongens en twee jongens achter de gokautomaat, die over en weer aan het bekvechten waren. [getuige 4] zag vervolgens een van de Molukse jongens opstaan, welke weet zij niet meer. Zij zag dat hij richting de gokkast bewoog en dat hij de jongen achter de gokkast (
de militaire kamer begrijpt: [getuige 3]) vol in het gezicht sloeg. Meteen daarna begon het gevecht en vlogen er glazen en asbakken door de lucht. Volgens haar waren een stuk of zes jongens met elkaar in gevecht. [8]
Getuige [getuige 6] zat met zijn kameraad [getuige 7] tegenover de gokautomaat. Ze hoorden al een beetje geschreeuw dat boven de muziek uit kwam. De personen die het geschreeuw veroorzaakten zaten bij binnenkomst van de rokersruimte voor de in gang. De andere twee jongens waren bij de gokautomaat. Tussen beide groepjes zat ongeveer een meter. Er heerste een gespannen sfeer in de ruimte. Een blanke man en een licht getinte man waren aan het bekvechten met [slachtoffer] (
de militaire kamer begrijpt: aangever). Hij zag dat de blanke man opstond en [slachtoffer] een klap in het gezicht gaf. [getuige 7] stond toen op en kreeg een bierflesje in zijn gezicht waardoor hij gewond raakte. Het personeel van [naam 1] gooide vervolgens de vechtende jongens naar buiten. [9]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat er een gespannen sfeer heerste in de ruimte waar hij met zijn kameraad zat. De spanningen bevonden zich tussen een aantal mannen. Die groep bestond uit ongeveer vijf of zes mannen. Meerderen van hen hadden een licht getint uiterlijk, de anderen waren blank. [getuige 7] zag een blanke man achter de gokautomaat zitten. Hij zag dat de groep ineens op die man dook. [getuige 7] raakte vervolgens gewond aan zijn gezicht toen hij werd geraakt door een glas. [10]
Getuige [getuige 1] zag dat de schuifdeur van [naam 1] open werd gedaan en dat een vijftal jongens naar buiten werd gegooid. [11] Een jongen met een wit T-shirt aan werd vastgepakt door drie jongens. Hij werd op straat gesmeten. Zij zag dat drie jongens bewust op het slachtoffer inschopten. Zij zag onder meer dat de jongens hem tegen zijn buik en rug trapten en dat zij hem overal waar zij hem konden raken trapten. [12] Zij zag dat verdachte blanke houten klompen aan had waarmee hij tegen het hoofd van het slachtoffer trapte. Zij zag dat hij dit met volledige kracht deed. Het geluid van de schoppen tegen het hoofd is haar echt bijgebleven.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever in [naam 1] met zijn vuist heeft geslagen. Verdachte denkt dat hij aangever in zijn gezicht heeft geraakt. Volgens verdachte werden zij direct hierna door het personeel naar buiten gewerkt en vielen ze daarbij op de grond. Eenmaal buiten vochten hij en aangever met elkaar, waarbij hij aangever sloeg. Dit ging door totdat zij uit elkaar werden gehaald. [13]
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De militaire kamer heeft op grond van het dossier en het ter terechtzitting aangevoerde niet de overtuiging bekomen dat verdachte tegen het hoofd van aangever heeft getrapt. Hiertoe overweegt de militaire kamer het volgende. Weliswaar heeft getuige [getuige 1] ook verklaard dat zij zag dat verdachte met klompen aan tegen het hoofd van aangever trapte, dat het geluid van de schoppen tegen het hoofd haar echt is bijgebleven en dat aangever nadien fikse hoofdwonden had, maar dit vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen. Zo is aangever ter plekke door een verbalisant aangesproken en heeft deze verbalisant geen melding gemaakt van uitwendig zichtbaar letsel. Bovendien blijkt uit de geneeskundige verklaring van 27 januari 2021 dat er geen sprake was van uitwendig bloedverlies. Aanvullend onderzoek wees ook niet uit dat er sprake zou zijn van inwendig bloedverlies. Hoewel bij aangever een zwelling en bloeduitstorting op het achterhoofd en drukpijnklachten aan de nekwervels, borstwervels en borstkas zijn vastgesteld, wordt in de geneeskundige verklaring ook vermeld dat aangever naar huis was gelopen, onder de douche in elkaar was gezakt en met zijn achterhoofd tegen een tegel was gevallen. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat het bij aangever vastgestelde letsel niet past bij het meerdere keren met een klomp tegen het hoofd geschopt te zijn. Om die reden zal de militaire kamer verdachte vrijspreken van zowel de primair ten laste gelegde poging tot doodslag als de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging
Van openlijke geweldpleging is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn en waardoor de openbare orde is verstoord. Geweld wordt in vereniging gepleegd als de dader nauw en bewust samenwerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een significante of wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging levert. Deze bijdrage kan onder andere bestaan uit het verrichten van één of meer gewelddadige handelingen.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de militaire kamer vast dat op 27 december 2019 in en buiten [naam 1] geweld heeft plaatsgevonden, dat kan worden gekwalificeerd als openlijke geweldpleging.
De vraag die de militaire kamer vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De militaire kamer overweegt het volgende. Onder andere uit de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] volgt dat aangever door meerdere personen werd geschopt en geslagen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat er volgens hem geen anderen waren die een aandeel in het gevecht hadden, maar dat acht de militaire kamer niet aannemelijk. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [getuige 7] volgt immers dat verdachte zich bevond in het gezelschap van de (getinte) broers [naam 2] en dat zij aangever gezamenlijk, zowel binnen als buiten [naam 1] , hebben mishandeld. Het kan niet anders dan dat zij hiertoe bewust en nauw met elkaar hebben samengewerkt. Daarbij heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de escalatie van de woordenwisseling met aangever en zijn kameraad, door de eerste klap uit te delen en ook daarna nog diverse vuistslagen aan aangever uit te delen.
De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij, op
of omstreeks27 december 2019 te Hoogeveen, openlijk, te weten, in horecagelegenheid [naam 1] (gevestigd aan de [adres 2] ) en
/ofop of aan de Grote Kerkstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] , door meermalen met kracht op/tegen het gezicht en
/ofhet hoofd en
/of(elders) op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of meermalen met kracht en/of met geschoeide voet(en)
(met) (een) (houten) klomp(en)tegen
het gezicht en/of hoofd en/of (elders) ophet lichaam van die [slachtoffer] te schoppen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
meer subsidiair:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een gedragsinterventie alcohol en geweld en het vergoeden van de door hem veroorzaakte schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring verzocht om oplegging van een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De militaire kamer heeft in het bijzonder rekening gehouden met het volgende. Verdachte heeft zich tijdens een uitgaansnacht samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Dit vond plaats in de nacht volgend op Tweede Kerstdag, er waren dan ook veel mensen aan het uitgaan. Uit het schade-onderbouwingsformulier volgt dat aangever veel last heeft gehad van het geweld. Zo heeft hij de eerste paar dagen nauwelijks geslapen vanwege de pijn en heeft hij door zijn gekneusde ribben drie weken na het incident niet kunnen werken en heeft hij daarna drie maanden aangepast werk verricht. Ook zorgde het gebeuren voor veel angstgevoelens bij hem. Hij wordt nog steeds geconfronteerd met de daders, omdat zij dicht bij hem in de buurt wonen. Daarnaast voelt hij zich onveilig, omdat hij vanuit het niets is aangevallen. Hij bekijkt mensen daardoor anders en gaat niet meer graag uit. Het leven is er niet leuker op geworden voor hem.
Het geweld dat zich heeft voorgedaan leidt niet alleen tot gevoelens van angst en onveiligheid bij aangever, maar ook bij omstanders. Daarnaast zorgt het ook voor gevoelens van onrust in de samenleving. Door te handelen zoals verdachte en zijn medeverdachten hebben gedaan, hebben zij ervoor gezorgd dat er nodeloos geweld is geweest, waardoor het plezier van het uitgaanspubliek is aangetast. Dit militaire kamer neemt dit verdachte extra kwalijk, omdat hij een militair is. Militairen worden getraind in het (gepast) gebruik van geweld en treden zo nodig de-escalerend op. Verdachte heeft daarentegen het initiatief genomen tot de openlijke geweldpleging en dat rekent de militaire kamer hem zwaar aan.
Het Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 mei 2021 wijst uit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 juni 2016 blijkt dat verdachte een first-offender is en dat van een delictpatroon geen sprake is. Momenteel blijken de meeste leefgebieden niet-problematisch. Zijn huidige maatschappelijke inbedding wordt als een positieve factor gezien die een beschermende werking kan hebben in de toekomst. Daarbij wordt niet uitgesloten dat een veroordeling en dus verlies van zijn baan/maatschappelijke positie, juist risico verhogend kan werken.
De reclassering adviseert in geval van veroordeling oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf
Op grond van het voorgaande acht de militaire kamer een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de militaire kamer tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie. De militaire kamer ziet vanwege de verklaring van verdachte dat hij tegenwoordig minder alcohol tot zich neemt en meer weet over de relatie tussen alcohol en geweld, geen aanleiding tot het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 652,70 aan materiële schade en € 800,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende kostenposten:
Omschrijving:
Schadebedrag:
Kapotte jas, merk Jack & Jones minus 20% afschrijving
€ 160,00
Kapotte schoenen, merk Nike Air Max
€ 140,00
Kapotte spijkerbroek
€ 129,95
Kapot scherm van een Samsung telefoon
€ 99,00
Vervangen deurslot
€ 123,75
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De verdediging heeft er verder op gewezen dat de foto van de schoenen te onduidelijk is om een schade te kunnen zien. Het is niet vanzelfsprekend dat de stof van de schoenen zou scheuren. Daarnaast is de verdediging van mening dat er geen causaal verband is tussen de schade aan de deur die door de politie is veroorzaakt en hetgeen verdachte kan worden verweten. Voor wat betreft de immateriële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor gelet op het bewezenverklaarde. Voor wat betreft de gevorderde schade met betrekking tot het vervangen van het slot overweegt de militaire kamer het volgende. De benadeelde partij is na afloop van de mishandeling naar huis gelopen. Hij voelde zich niet lekker en benauwd en ging onder de douche staan. Daar werd hij heel duizelig en zakte hij in elkaar. De benadeelde partij heeft 112 gebeld en zowel de politie als een ambulance kwamen naar zijn huis. Omdat de benadeelde partij niet snel genoeg de deur opendeed, heeft de politie zijn deur ingetrapt. De militaire kamer is van oordeel dat de daardoor veroorzaakte schade voldoende in verband staat met de openlijke geweldpleging. Indien verdachte en zijn medeverdachten de benadeelde partij niet hadden mishandeld, dan kan immers worden aangenomen dat de politie de deur van de benadeelde partij niet had hoeven intrappen en zou die schade niet zijn ontstaan.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade in zijn geheel kan worden toegewezen, te weten voor een bedrag van € 652,70.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Als gevolg van de openlijke geweldpleging heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een zwelling en bloeduitstorting op het achterhoofd en drukpijnklachten aan de nekwervels, borstwervels en borstkas opgelopen. Dit is mede aan verdachte toe te rekenen.
De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 800,- vaststellen.
De militaire kamer overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met het meer subsidiaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Noord-Nederland, district Drenthe, basisteam Zuidwest-Drenthe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0100-2020188543, gesloten op 20 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 20; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 68.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 juni 2021; proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 27 en 28.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 20.
5.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 27.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 21.
7.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 28.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 43.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 40.
10.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 7] , p. 48.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 45.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 46.
13.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 juni 2021.