ECLI:NL:RBGEL:2021:3543

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1248
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een rundveestal en de classificatie van jongvee

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 april 2021 uitspraak gedaan over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een rundveestal, waarin 200 melkkoeien en 48 stuks vrouwelijk jongvee ouder dan 2 jaar zouden worden gehuisvest. Het geschil tussen de partijen betreft de classificatie van het jongvee: vallen deze dieren onder categorie A1 of A7 volgens de Regeling ammoniak en veehouderij? De rechtbank oordeelt dat de 48 stuks vrouwelijk jongvee geen melk-, kalf- of zoogkoeien zijn en dus onder categorie A7 vallen. Dit betekent dat er geen milieuvergunningplicht is, aangezien de aanvraag niet meer dan 200 stuks melkrundvee betreft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst en draagt hen op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens worden de proceskosten van eiseres vergoed en het griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1248

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. J. van Groningen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een rundveestal op het perceel [locatie] in [woonplaats 2] buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 17 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 28 november 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:5500) het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen 8 weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Bij besluit van 20 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2021. Namens eiseres is [eiseres] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R. te Plate en R. Borkes.

Overwegingen

1. De relevante wettelijke bepalingen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor), het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r) en de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Eiseres heeft op 18 juli 2017 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een rundveestal voor het huisvesten van 200 melkkoeien, 138 stuks jongvee, 48 stuks vaarzen ouder dan twee jaar en 2 fokstieren.
Op 18 juli 2017 is ook een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze melding is als bijlage bij de aanvraag gevoegd. In deze melding staat bij de dieraantallen 148 stuks melkkoeien (RAV-code A1.18), 52 stuks melkkoeien op stro (RAV-code A1.100), 138 stuks vrouwelijk jongvee < 2 jaar (RAV-code A3.100), 48 stuks vrouwelijk jongvee > 2 jaar (RAV-code A7.100) en 2 fokstieren (RAV-code A7.100).
3. Uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, in samenhang met artikel 2.1, tweede lid, van het Bor en categorie 8.3 van onderdeel C van Bijlage I bij het Bor, volgt dat voor een melkrundveehouderij met meer dan 200 stuks melkrundvee, behorend tot de diercategorie A1 en A2, een omgevingsvergunning voor de activiteit “milieu” (hierna: milieuvergunning) is vereist. Bij het houden van meer dan 200 stuks melk-, kalf- of zoogkoeien ouder dan 2 jaar uit RAV-categorie A1 en A2 is op grond van categorie D14 uit de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r) ook sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
4. Het geschil tussen partijen draait om de vraag of de 48 stuks vrouwelijk jongvee ouder dan 2 jaar vallen onder categorie A1 of onder categorie A7. Als deze vallen onder categorie A1 dan is er sprake van meer dan 200 stuks melkrundvee en dan is ook een milieuvergunning vereist. Als deze vallen onder categorie A7, dan is sprake van type B-inrichting en is slechts een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer vereist.
5. Verweerder heeft navraag gedaan bij Infomil en is in navolging van Infomil uitgegaan van het toekomstig gebruiksdoel van het dier. Als een koe bestemd is voor de melkveehouderij, dan valt deze onder categorie A1 of A2. Als een koe bestemd is voor de vleesproductie, dan valt deze onder categorie A6 of A7. Verweerder vindt steun voor deze interpretatie in artikel 2.2a, eerste lid, onder i, van het Bor en in het Besluit m.e.r., waar voor alle vleesrundvee uit categorie A4 tot en met A7 specifieke regels zijn gesteld. Volgens verweerder blijkt uit de aard van de veehouderij en de toelichting in de begeleidende brief bij de aanvraag dat deze koeien bestemd zijn voor de melkrundveehouderij. Verweerder stelt zich daarom in het bestreden besluit op het standpunt dat de 48 stuks vrouwelijk jongvee ouder dan 2 jaar vallen onder categorie A1. Omdat de aanvraag daardoor ziet op meer dan 200 stuks melkrundvee uit categorie A1 is volgens verweerder een milieuvergunning vereist.
6.1.
Eiseres betoogt dat het aanvraagformulier maatgevend is en daaruit én uit de melding op grond van het Activiteitenbesluit én uit de aanmeldnotitie voor de milieueffectrapportage, volgt dat de aanvraag betrekking heeft op maximaal 200 melkkoeien en dat de 48 stuks vrouwelijk jongvee ouder dan 2 jaar (vaarzen) als aparte diercategorie (A7) zijn aangevraagd. Volgens eiseres heeft verweerder door de wijziging van de diercategorieën de aanvraag gewijzigd.
Eiseres wijst er daarbij op dat voor categorie A1 vereist is dat runderen hebben gekalfd. Een vaars is een koe die nog niet heeft gekalfd. Een vaars kan daarom nooit een melk- of kalfkoe zijn, aldus eiseres. Omdat categorie A1 vrouwelijk jongvee ouder dan 2 jaar niet mede omvat, en de leeftijd van de vaars niet bepalend is voor de toedeling van deze dieren aan diercategorie A1, dient deze te vallen onder categorie A7 (fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar). Eiseres wijst in dat verband ook op Bijlage D “Diergebonden forfaitaire gehalten” uit de Uitvoeringsregeling meststoffenwet.
Volgens eiseres worden de 48 vaarzen niet ingezet voor de melkproductie, maar betreft het koeien die niet hebben gekalfd en die worden aangehouden om uiteindelijk te worden afgevoerd naar hetzij de slachterij, hetzij naar een andere bestemming.
6.2.
Om de melkproductie bij een koe op gang te krijgen dient een koe te kalveren. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat koeien worden geïnsemineerd wanneer ze ongeveer 1,5 jaar oud zijn. Als een koe na meerdere inseminatiepogingen niet drachtig wordt, dan wordt vanwege de kosten die met inseminatie gemoeid zijn hiermee gestopt. Vervolgens wordt de koe afgemest als vleesvee en na ongeveer 2,5 tot 3 jaar afgevoerd naar het slachthuis of een andere bestemming.
Door verweerder is op de zitting aangegeven dat deze situatie gangbaar is, maar dat het aantal van 48 een hoog percentage betreft en dat deze koeien doorgaans snel worden afgevoerd.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de uitleg die eiseres heeft gegeven afdoende vaststaat dat binnen het bedrijf koeien ouder dan 2 jaar aanwezig zullen zijn die nog niet hebben gekalfd. In zoverre bestond geen aanleiding om de gegevens in de aanvraag voor onjuist te houden. Op de zitting is ook aangegeven dat van de runderen de leeftijd en of ze een kalf hebben gekregen kan worden nagegaan, zodat ook geen sprake is van een niet handhaafbare situatie (waarvoor verweerder heeft gesteld te vrezen).
6.4.
De vervolgvraag is onder welke diercategorie deze 48 stuks vrouwelijk jongvee ouder dan 2 jaar vallen. Uit categorie 8.3, onder g, van Bijlage I bij het Bor volgt dat de wetgever voor de milieuvergunningplicht aansluiting heeft gezocht bij de diercategorieën uit de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij. Onder A1 en A2 vallen melk-, kalf- of zoogkoeien. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat de 48 stuks vrouwelijk jongvee ouder dan 2 jaar geen melk-, kalf- of zoogkoeien betreffen. Deze koeien zullen immers niet meer gaan kalveren en daardoor ook niet kunnen zogen of melk kunnen leveren. Deze 48 koeien vallen daardoor onder restcategorie A7.
De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
7. De rechtbank is het met eiseres eens dat er geen sprake was van een milieuvergunningplicht. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om, zoals verzocht in het beroepschrift, met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 345 vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, mr. J.H. van Breda en mr. J.A.M. van Heijningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 1.1, derde lid
“Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën inrichtingen aangewezen als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer, waarvan het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben moet worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing, gezien de aard en de omvang van de nadelige gevolgen die de inrichtingen voor het milieu kunnen veroorzaken.”
Artikel 2.1, eerste lid
“Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
e. 1°.het oprichten,
2°.het veranderen of veranderen van de werking of
3°.het in werking hebben
van een inrichting of mijnbouwwerk,
(…).”
Besluit omgevingsrecht
Artikel 2.1, tweede lid
“Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen worden aangewezen (-) de categorieën inrichtingen die als zodanig zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel B, en onderdeel C.”
Artikel 2.2a, eerste lid, aanhef en onder i
“Als categorieën activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, voor zover deze plaatsvinden binnen een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer worden aangewezen:
i. de activiteit, bedoeld in categorie 14, van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen waarin ten minste 51 en ten hoogste 1.200 vleesrunderen, behorend tot de diercategorieën genoemd in kolom 2, onder 10°, van categorie 14, worden gehouden, met dien verstande dat deze aanwijzing niet van toepassing is in de gevallen waarin artikel 7.18 van de Wet milieubeheer van toepassing is.”
Bijlage 1 bij het Besluit omgevingsrecht
“8.3. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit, worden inrichtingen aangewezen voor:
(…)
d. het houden van meer dan 1.200 vleesrunderen, behorend tot de diercategorieën A4 tot en met A7, genoemd in de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij;
(…)
g. het houden van meer dan 200 stuks melkrundvee, behorend tot de diercategorie A.1 en A.2, genoemd in de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij, waarbij het aantal stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar niet wordt meegeteld;
h. het houden van meer dan 340 stuks vrouwelijk jongvee, behorend tot de diercategorie A.3, genoemd in de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij, of indien het totaal aantal gehouden stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en overig melkvee meer dan 340 stuks bedraagt;”
Regeling ammoniak en veehouderij
In bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij staan de volgende categorieën:
A 1 diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar
A 2 diercategorie zoogkoeien ouder dan 2 jaar
A 3 diercategorie vrouwelijk jongvee tot 2 jaar
A 4 diercategorie vleeskalveren tot circa 8 maanden
A 5 Vervallen
A 6 diercategorie vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)
A 7 diercategorie fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar.
Besluit milieueffectrapportage
D 14
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren.
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op meer dan:
7°. 200 stuks melk-, kalf- of zoogkoeien ouder dan 2 jaar (Rav cat. A.1 en A.2),
8°. 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A 3),
9°. 340 stuks melk-, kalf- en zoogkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwlijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A 1, A 2 en A 3),
10°.1200 stuks vleesrunderen (Rav cat. A.4 t/m A.7),