ECLI:NL:RBGEL:2021:3431

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1666
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen loonheffingen en aangifteverzuimboetes

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een consultancybedrijf, en de inspecteur van de Belastingdienst over naheffingsaanslagen loonheffingen en aangifteverzuimboetes. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen die zijn opgelegd voor de jaren 2013 tot en met 2015, alsook tegen de boetes die zijn opgelegd wegens aangifteverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruikelijk loon van de aandeelhouder in 2015 lager zou moeten zijn dan het wettelijk vastgestelde bedrag. Eiseres heeft aangevoerd dat de aandeelhouder wegens ziekte niet in staat was om te werken en dat de financiële situatie van het bedrijf het niet toeliet om het gebruikelijk loon te betalen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze stellingen te onderbouwen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de ter beschikking gestelde auto’s niet voor minder dan 500 kilometer per jaar voor privédoeleinden zijn gebruikt, waardoor de bijtelling voor privégebruik van toepassing is. De rechtbank heeft de aangifteverzuimboetes vernietigd, omdat deze ten onrechte waren opgelegd. De beroepen met betrekking tot de naheffingsaanslagen zijn deels ongegrond verklaard, maar de beroepen tegen de aangifteverzuimboetes zijn gegrond verklaard. Eiseres is in de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 19/1666, 19/1672 tot en met 19/1680 en 19/1682 tot en met 19/1685

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[naam eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres de volgende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd:
Aanslagnummer
Tijdvak
Zaaknummer
Belasting
Rente
Boete
Totaal
1
[aanslagnummer 1]
Jaar 2013
19/1666
19.596
3.54
-
23.136
2
[aanslagnummer 2]
Jaar 2014
19/1672
17.967
2.576
-
20.543
3
[aanslagnummer 3]
Jan 2015
19/1673
1.829
197
-
2.026
4
[aanslagnummer 4]
Feb 2015
19/1674
1.829
197
-
2.026
5
[aanslagnummer 5]
Mrt 2015
19/1675
2.075
224
-
2.299
6
[aanslagnummer 6]
Apr 2015
19/1676
2.075
224
-
2.299
7
[aanslagnummer 7]
Mei 2015
19/1677
2.75
257
147
3.154
8
[aanslagnummer 8]
Juni 2015
19/1678
2.075
199
127
2.401
9
[aanslagnummer 9]
Juli 2015
19/1679
2.075
203
127
2.405
10
[aanslagnummer 10]
Aug 2015
19/1680
2.075
208
127
2.41
11
[aanslagnummer 11]
Sep 2015
19/1682
2.075
213
127
2.415
12
[aanslagnummer 12]
Okt 2015
19/1683
2.075
216
127
2.418
13
[aanslagnummer 13]
Nov 2015
19/1684
2.075
220
127
2.422
14
[aanslagnummer 14]
Dec 2015
19/1685
1.834
198
120
2.152
62.405
8.672
1.029
72.106
De boetes ter zake van de tijdvakken mei 2015 tot en met december 2015 (zaaknummers 19/1677 tot en met 19/1680 en 19/1682 tot en met 19/1685) betreffen aangifteverzuimboetes (telkens € 65, totaal € 520) en betaalverzuimboetes (voor in totaal € 509).
Naar aanleiding van correcties van eiseres heeft verweerder de volgende verminderingsbeschikkingen afgegeven:
Aanslagnummer
Tijdvak
Dagtekening
Belasting
Rente
Boete
Totaal
1
[aanslagnummer 15]
Mrt 2015
29-08-2018
-246
-3
-
-249
2
[aanslagnummer 16]
Apr 2015
29-08-2018
-246
-3
-
-249
3
[aanslagnummer 17]
Mei 2015
29-08-2018
-921
-9
-
-930
4
[aanslagnummer 8]
Juni 2015
29-08-2018
-246
-
-
-246
5
[aanslagnummer 9]
Juli 2015
29-08-2018
-246
-
-
-246
6
[aanslagnummer 10]
Aug 2015
29-08-2018
-246
-
-
-246
7
[aanslagnummer 11]
Sept 2015
29-08-2018
-246
-
-
-246
8
[aanslagnummer 12]
Okt 2015
29-08-2018
-246
-
-
-246
9
[aanslagnummer 13]
Nov 2015
29-08-2018
-246
-
-
-246
10
[aanslagnummer 18]
Juni/Nov 2015
29-08-2018
-
-18
-
-18
-2.889
-33
-
-2.922
Na vermindering zijn de naheffingsaanslagen als volgt:
Aanslagnummer
Tijdvak
Dagtekening
Belasting
Rente
Boete
Totaal
1
[aanslagnummer 1]
Jaar 2013
20-07-2018
19.596
3.54
-
23.136
2
[aanslagnummer 2]
Jaar 2014
20-07-2018
17.967
2.576
-
20.543
3
[aanslagnummer 3]
Jan 2015
29-08-2018
1.829
197
-
2.026
4
[aanslagnummer 4]
Feb 2015
29-08-2018
1.829
197
-
2.026
5
[aanslagnummer 5]
Mrt 2015
29-08-2018
1.829
221
-
2.05
6
[aanslagnummer 6]
Apr 2015
29-08-2018
1.829
221
-
2.05
7
[aanslagnummer 7]
Mei 2015
19-04-2018
1.829
248
147
2.224
8
[aanslagnummer 8]
Juni 2015
11-05-2018
1.829
196
127
2.152
9
[aanslagnummer 9]
Juli 2015
31-05-2018
1.829
200
127
2.156
10
[aanslagnummer 10]
Aug 2015
21-06-2018
1.829
205
127
2.161
11
[aanslagnummer 11]
Sep 2015
11-07-2018
1.829
210
127
2.166
12
[aanslagnummer 12]
Okt 2015
26-07-2018
1.829
213
127
2.169
13
[aanslagnummer 13]
Nov 2015
14-08-2018
1.829
217
127
2.173
14
[aanslagnummer 14]
Dec 2015
30-08-2018
1.834
198
120
2.152
59.516
8.639
1.029
69.184
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 februari 2019 de naheffingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 12 maart 2019, ontvangen door de rechtbank op 13 maart 2019, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021.
Namens eiseres is verschenen [naam persoon A] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] en [persoon E] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is opgericht op [datum] . De enig aandeelhouder is [naam persoon A] ( [persoon A] ). [persoon A] woont samen met [naam persoon F] ( [persoon F] ).
2. De ondernemingsactiviteiten van eiseres bestaan onder meer uit consultancy- en bemiddelingswerkzaamheden voor Nederlandstalige bedrijven in de Benelux met betrekking tot hun commerciële activiteiten in, met name, Rusland, Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland.
3. Verweerder heeft bij eiseres een boekenonderzoek uitgevoerd. De bevindingen daarvan zijn vastgelegd in een rapport van 24 oktober 2017. Daarbij is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 onderzocht.
4. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de naheffingsaanslagen, als onder het procesverloop vermeld, opgelegd.
5. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de naar aanleiding van de correcties van eiseres verminderde naheffingsaanslagen, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Geschil
6. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruikelijk loon van [persoon A] voor het jaar 2015 op een lager bedrag dient te worden gesteld dan het gebruikelijk loon als vermeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Verder is in geschil of eiseres in de jaren 2012 tot en met 2015 aan [persoon A] en [persoon F] een auto ter beschikking heeft gesteld in de zin van artikel 13bis van de Wet LB en of er dienaangaande een bijtelling wegens privégebruik dient plaats te vinden.
Beoordeling van het geschil
Gebruikelijk loon 2015
7. Verweerder heeft aan eiseres een correctie opgelegd op basis van een gebruikelijk loon van € 44.000, waarbij rekening mag worden gehouden met een bijtelling wegens privégebruik van een ter beschikking gestelde auto.
8. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat er in 2015 terecht geen salaris aan [persoon A] is betaald, omdat [persoon A] bijna het gehele jaar 2015 arbeidsongeschikt is geweest vanwege hartfalen. Daarnaast was de financiële situatie van eiseres zodanig slecht, dat de continuïteit van de onderneming ernstig in gevaar zou komen indien zij een salaris ten bedrage van het gebruikelijk loon aan [persoon A] zou hebben moeten betalen. Eiseres is daarom van mening dat toekenning van een gebruikelijk loon als bedoeld in artikel 12a van de Wet LB achterwege kan blijven.
9. De rechtbank stelt voorop dat ter zitting aannemelijk is geworden dat [persoon A] in 2015 enige arbeid heeft verricht voor eiseres, reeds omdat in 2015 omzet is gerealiseerd en dat die omzet normaliter door zijn arbeid is veroorzaakt. De rechtbank leidt dit onder meer af uit het feit dat hij de bepalende werknemer is bij eiseres, die de contacten met de handelspartners onderhoudt. Op eiseres rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat in 2015 een lager bruto loon dan het gebruikelijk loon op basis van artikel 12a van de Wet LB gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daartoe onvoldoende heeft gesteld en het lagere bruto loon dus ook niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat de heer [persoon A] wegens ziekte een groot deel van het jaar niet in staat is geweest om te werken en dat hij is geopereerd aan zijn hart, is onvoldoende om geen gebruikelijk loon in aanmerking te nemen. Ziekte is in het algemeen geen aanleiding om het gebruikelijk loon meteen naar beneden bij te stellen. De rechtbank wijst daarbij op de verplichting om bij ziekte loon door te betalen. [1] Ter zake van de stelling dat vanwege de financiële situatie geen gebruikelijk loon in aanmerking dient te worden genomen, heeft eiseres enkel verwezen naar negatieve bedrijfsresultaten. Dat gedurende een bepaalde periode verliezen worden geleden is echter op zichzelf nog niet voldoende om aan te kunnen nemen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar zou komen als het gebruikelijk loon wordt doorbetaald. Dat van een dergelijke nijpende situatie sprake was, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Tot slot wijst de rechtbank erop dat in de arbeidsovereenkomst tussen eiseres en [persoon A] een brutoloon is overeengekomen van € 4.800 per maand, nog te vermeerderen met vakantietoeslag en een dertiende maand. Dat komt neer op een bruto jaarloon van ten minste € 65.000. Met het in aanmerking nemen van een loon van € 44.000 heeft dus al een behoorlijke verlaging van het loon plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een verdere verlaging van dat loon.
Ter beschikking stelling personenauto en bijtelling wegens privégebruik
10. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres in de onderhavige jaren een personenauto, een Jeep met kenteken [kentekennummer 1] (de Jeep), ter beschikking heeft gesteld aan [persoon A] . Eiseres heeft gesteld dat de Jeep door [persoon A] niet voor privédoeleinden is gebruikt en dat de Jeep over de periode 15 januari 2015 tot en met 31 december 2015 niet aan [persoon A] ter beschikking is gesteld, omdat de auto wegens ziekte van [persoon A] om niet was verhuurd aan een koeriersbedrijf.
11. Verweerder heeft verder gesteld dat eiseres in de jaren 2013 tot en met 2015 een personenauto, een Chrysler met kenteken [kentekennummer 2] (de Chrysler), ter beschikking heeft gesteld aan [persoon F] . Eiseres heeft daartegen aangevoerd dat [persoon F] in deze jaren niet over een geldig Nederlands rijbewijs beschikte. Zij was slechts in het bezit van een Litouws rijbewijs dat in Nederland niet (meer) geldig was.
12. Eiseres beschikt niet meer over de originele rittenregistraties van 2013 en 2014. Zij stelt dat die zich bevonden op een USB-stick die eiseres ten tijde van het boekenonderzoek aan verweerder heeft gegeven. Die USB-stick is volgens eiseres beschadigd geraakt door toedoen van verweerder. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder reeds beschikt over de rittenregistraties over 2013 en 2014.
13. Op grond van het bepaalde in artikel 13bis van de Wet LB wordt, indien ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste 25 procent van de waarde van de auto indien de auto niet meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
14. De bewijslast ter zake van de vraag of de auto ter beschikking is gesteld aan [persoon A] respectievelijk aan [persoon F] ligt bij verweerder. Vervolgens ligt de bewijslast ter zake van de vraag of en in hoeverre de auto voor privédoeleinden is gebruikt bij eiseres.
15. Niet in geschil is dat met beide auto’s zakelijke kilometers zijn gereden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de Jeep en de Chrysler respectievelijk aan [persoon A] en [persoon F] ter beschikking zijn gesteld.
16. Vervolgens komt de vraag aan de orde of eiseres heeft doen blijken dat de auto’s op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet in haar bewijslast is geslaagd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de door eiseres overgelegde, verbeterde versies van de rittenadministraties voor het jaar 2014 voor beide auto’s gebreken vertonen. Zo is het karakter van de ritten (zakelijk of privé) niet per rit aangegeven en sluiten de kilometerstanden van de ritten niet steeds op elkaar aan. Bovendien is er geen toelichting of achterliggend bewijs overgelegd, waaruit het karakter van de ritten kan worden afgeleid. Voor de jaren 2013 en 2015 zijn in het geheel geen rittenregistraties overgelegd. In het midden kan blijven of verweerder de USB-stick met daarop de originele rittenregistraties, heeft beschadigd. Het feit dat de USB-stick beschadigd is geraakt en de originele rittenregistraties van beide auto’s daardoor niet meer voorhanden waren, moet in dit geval voor rekening en risico van eiseres blijven. Het is namelijk de verantwoordelijkheid van eiseres om ervoor te zorgen dat zij kopieën van de betreffende administratie bewaart. De stelling van eiseres dat de Jeep gedurende de periode van 1 februari 2015 tot en met 1 juni 2016 aan derden is verhuurd, kan eveneens niet tot een ander oordeel leiden, omdat die stelling niet met verifieerbare gegevens is onderbouwd. Het feit dat [persoon F] in de onderhavige jaren niet over een Nederlands rijbewijs beschikte, leidt eveneens niet tot het oordeel dat eiseres heeft doen blijken dat met de Chrysler per jaar niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gereden.
17. Omdat verweerder aan eiseres een correctieverplichting heeft opgelegd op basis van een gebruikelijk loon van € 44.000, waarbij rekening mag worden gehouden met een bijtelling wegens privégebruik van een auto en die bijtelling de hoogte van het gebruikelijk loon niet overstijgt, heeft eiseres voor het jaar 2015 geen belang bij de vraag of sprake is van privégebruik van de Jeep.
Boetes en concluderende opmerkingen
18. Verweerder heeft in de beroepsfase te kennen gegeven dat de aangifteverzuimboetes ten bedrage van in totaal € 520 dienen te vervallen omdat die ten onrechte zijn opgelegd. De rechtbank zal dit volgen en de aangifteverzuimboetes vernietigen. De beroepen met de zaaknummers 19/1677 tot en met 19/1680 en 19/1682 tot en met 19/1685 dienen daarom gegrond te worden verklaard. De beroepen met de zaaknummers 19/1666 en 19/1672 tot en met 19/1676 dienen ongegrond te worden verklaard.
19. Nu eiseres geen afzonderlijke gronden tegen de beschikkingen belastingrente heeft aangevoerd en de naheffingsaanslagen in beroep in stand blijven, dienen ook de beroepen tegen de beschikkingen belastingrente ongegrond te worden verklaard.
20. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.917 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 748 en een wegingsfactor 1,5 wegens samenhang). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen met de zaaknummers 19/1666 en 19/1672 tot en met 19/1676 ongegrond;
- verklaart de beroepen met de zaaknummers 19/1677 tot en met 19/1680 en 19/1682 tot en met 19/1685 gegrond voor zover die zijn gericht tegen de beschikkingen aangifteverzuimboetes en voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het betreft de aangifteverzuimboetes in de beroepen met de zaaknummers 19/1677 tot en met 19/1685;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.917;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 345 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. J.M.W. van de Sande en mr. W.W. Monteiro, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek.