In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de beëindiging van de opsporingsbevoegdheid van verzoeker, een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). De beëindiging vond plaats na een veroordeling voor rijden onder invloed en zorgwekkende uitlatingen die verzoeker had gedaan tijdens zijn aanhouding. Verzoeker, die in een psychotische toestand verkeerde ten tijde van de aanhouding, heeft betoogd dat zijn uitlatingen niet representatief zijn voor zijn werkelijke overtuigingen en dat hij sindsdien aanzienlijke persoonlijke vooruitgang heeft geboekt, waaronder het beëindigen van zijn alcoholgebruik en het volgen van een re-integratietraject. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd of de uitlatingen van verzoeker het gevolg waren van zijn psychische toestand of dat deze daadwerkelijk zijn overtuigingen weerspiegelden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe, schorste het besluit van verweerder en herstelde de opsporingsbevoegdheden van verzoeker, waarbij hij ook verweerder verplichtte om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden.