Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 februari 2021,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 juni 2021.
2.De feiten
Ook in het jaar 2020 heeft TLT Aalten van de diensten van [naam 2] van Agrifirm gebruik gemaakt.
TLT Aalten als pandgever en Agrifirm als pandhouder. De pandovereenkomst is niet ter registratie ingezonden. In de pandovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:
TLT Aalten verkocht op baalprijs aan Konaxx Onions B.V.
3.De vordering
4.Het verweer
TLT Aalten in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel haar deze te ontzeggen, met veroordeling van TLT Aalten in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met het nasalaris ad € 157,00 zonder en € 239,00 ingeval van betekening, alles (proceskosten en nasalaris) voorts te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW in zoverre betaling binnen veertien dagen na betekening van het vonnis uitblijft tot aan de dag der algehele voldoening.
Er is geen sprake van een overeenkomst van opdracht. Van een overeenkomst op basis waarvan Agrifirm TLT Aalten zou moeten ontzorgen ten aanzien van de afzet van de uienoogst in 2020 is geen sprake. Partijen hebben uitsluitend een afspraak gemaakt over een partij uien die naar MSP Uienhandel B.V. is gegaan. Agrifirm heeft voor die specifieke situatie vraag en aanbod bij elkaar gebracht. De vermelding in de pandovereenkomst ziet uitsluitend op het verduidelijken van het verpande, maar schept geen verplichting voor Agrifirm. Daarnaast staat in de pandovereenkomst dat de opbrengst van de uien eveneens aan Agrifirm is verpand, hetgeen inhoudt dat TLT Aalten de uien via derden kon vermarkten. Er is geen afspraak gemaakt en Agrifirm heeft zich niet verplicht om de plantuien van TLT Aalten tegen de best mogelijke prijzen te verkopen aan derden. Voor zover [naam 2] van Agrifirm als opdrachtnemer/bemiddelaar voor TLT Aalten heeft gehandeld, is slechts sprake van tekortschieten van Agrifirm als wordt geoordeeld dat [naam 2] van Agrifirm niet de zorg heeft betracht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend opdrachtnemer/bemiddelaar verwacht had mogen worden. Daarbij heeft te gelden dat bij een bemiddelingsovereenkomst op de bemiddelaar een inspanningsverbintenis rust en geen resultaatsverbintenis. [naam 2] heeft zich optimaal ingespannen. Als sprake mocht zijn van enige tekortkoming van Agrifirm dan moet de vordering worden afgewezen omdat die afstuit op de algemene voorwaarden van Agrifirm. Aansprakelijkheid van Agrifirm is volledig uitgesloten behoudens opzet of grove schuld van Agrifirm. Uit de stellingen van TLT Aalten blijkt niet dat hiervan sprake is. Agrifirm betwist dat de gestelde schade in verband staat met het door TLT Aalten ten onrechte aan Agrifirm verweten handelen. TLT Aalten heeft zelf te lang gewacht met het aanbieden voor verkoop van de uien. Er is geen garantie afgegeven door Agrifirm in welke vorm dan ook. Agrifirm betwist tot slot de verschuldigdheid van de wettelijke rente en voert verweer tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad-verklaring.
5.De beoordeling
TLT Aalten in de markt af te zetten. De pandovereenkomst is overeengekomen voor het verkrijgen van zekerheid voor de betalingsachterstand van de bestrijdingsmiddelen en de mest, die TLT Aalten bij Agrifirm heeft aangeschaft, aldus Agrifirm.
TLT Aalten in dit kader eveneens een beroep doet, is voor het aannemen van de bemiddelingsovereenkomst niet toereikend. Een pandgever is in geval van vuistloos pandrecht in de regel bevoegd de verpande zaken in de normale uitoefening van zijn onderneming vrij van pandrecht te vervreemden. Agrifirm heeft onbetwist gesteld dat
TLT Aalten vrij was om de uien te vervreemden omdat Agrifirm tevens een pandrecht op alle vorderingen/opbrengsten van het verpande had (blijkens sub f van de pandovereenkomst, zie hiervoor randnummer 2.7). Het pandrecht betreft een zekerheidstelling voor het geval TLT Aalten niet aan haar betalingsverplichtingen zou voldoen. Zolang TLT Aalten haar betalingsverplichtingen nakomt, was er voor Agrifirm geen grondslag om het pandrecht uit te winnen (nog daargelaten het gegeven dat de pandovereenkomst niet ter registratie is ingezonden). Uit de pandovereenkomst volgt derhalve niet dat Agrifirm verplicht was om de uienoogst 2020 voor TLT Aalten te verkopen, althans dat TLT Aalten er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Agrifirm haar zou ontzorgen wat betreft de uienoogst 2020. De rechtbank kan daarom thans niet vaststellen dat tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen en evenmin hoe de inhoud van die gestelde overeenkomst luidt.