ECLI:NL:RBGEL:2021:3373

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/05/376910 / HZ ZA 20-375
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en schadevergoeding na afgebroken onderhandelingen

In deze zaak vordert UTB Group B.V. dat de rechtbank verklaart dat de koopovereenkomst met Reesink inzake de aandelen Reesink Staal en onroerend goed is ontbonden. UTB stelt dat op 15 december 2017 een mondelinge koopovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat Reesink de onderhandelingen onterecht heeft afgebroken. De rechtbank oordeelt dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de essentiële voorwaarden, waaronder de afhandeling van asbestverontreiniging. De rechtbank wijst de vorderingen van UTB af en veroordeelt UTB in de proceskosten. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 30 juni 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/376910 / HZ ZA 20-375
Vonnis van 30 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UTB GROUP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Bijkerk te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REESINK EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REESINK INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. L.E.J. Korsten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna UTB Group B.V. en Reesink voor gedaagden gezamenlijk en Reesink Equipment voor gedaagde 1 en Reesink Industries voor gedaagde 2 genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 oktober 2020
  • de e-mail van mr. Bijkerk van 9 juni 2021 met productie 19
  • de e-mail van mr. Bijkerk van 15 juni 2021 met productie 20
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak en de beslissing van de rechtbank

Centraal in deze zaak staat de vraag of op 15 december 2017 tussen UTB als koper en Reesink als verkoper mondeling overeenstemming is bereikt over de koop van de aandelen in Reesink Staal en de koop van het onroerend goed in [plaats] en het onroerend goed in [plaats] . Mocht dat niet het geval zijn, dan is de vraag aan de orde of de onderhandelingen zich in een zo ver gevorderd stadium bevonden dat Reesink de onderhandelingen niet geoorloofd kon afbreken. De rechtbank is van oordeel dat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat er ook geen gerechtvaardigd vertrouwen bij UTB kon bestaan dat een koopovereenkomst tot stand zou komen.

3.De feiten

3.1.
UTB is een financiële holding die zich bezighoudt met het doen van overnames. De heer [dga UTB] is dga van UTB. Reesink Equipment was eigenaar van het onroerend goed aan de [straatnaam] te [plaats] , hierna het [onroerend goed 1] genoemd. Reesink Industries was eigenaar van onroerend goed aan de [straatnaam] te [plaats] , hierna het [onroerend goed 2] genoemd, en hield alle aandelen in Reesink Staal B.V., hierna Reesink Staal genoemd. De heer [naam] is bestuurder van Royal Reesink en indirect bestuurder van Reesink Industries en Reesink Staal.
3.2.
In het najaar van 2017 heeft Reesink als adviseur Oaklins ingeschakeld om over te gaan tot verkoop van Reesink Staal en het [onroerend goed 2] . Op 16 november 2017 heeft een eerste verkennend gesprek plaatsgevonden tussen UTB en Reesink, waarbij van de zijde van UTB als adviseur is aangesloten de heer R. Heijkoop en van de zijde van Reesink de heren G.T.M. Linnenbank, destijds CFO van Reesink, A. de Kock en S. Schaatsbergen van Oaklins. Nadien heeft Reesink stukken toegestuurd, onder meer over de verontreiniging van de bodem van het [onroerend goed 1] en heeft UTB inzage gekregen in (financiële) stukken van Reesink.
3.3.
Op 4 december 2017 heeft Reesink een concept term sheet aan UTB gestuurd (productie 7A UTB). Daarin is opgenomen een totaalprijs van € 5.125.000,-- voor de aandelen in Reesink Staal, het [onroerend goed 2] en het [onroerend goed 1] . Voorts is, voor zover hier van belang, bepaald:

Naast de Aandelen in de Vennootschap zal Koper bij Closing het onroerend goed gelegen aan De Mars, [straatnaam] te Zutphen (…) overnemen inclusief opstallen voor een koopsom van EUR 3.000.000 kosten koper.
Tevens wordt het onroerend goed gelegen aan de [straatnaam] te [plaats] (…) overgedragen aan Koper voor een koopsom van EUR 500.000 kosten koper.
De Koper is bekend met de vingerende bestemmingsplannen en de vervuiling van het onroerend goed in [plaats] en verklaart hierbij dat dit geen belemmering vormt voor het voltooien van de beoogde transactie. (…)
Op verzoek van Koper is Verkoper tevens bereid om het onroerend goed gelegen aan De Mars, Estlandsestraat 4 te Zutphen (…) te verkopen en te leveren op Closing tegen een koopprijs van EUR 30 per m2 kosten koper. (…)
De aandelenwaarde van de Vennootschap bedraagt EUR 1.625.000 op Effectieve Datum.
(…)
De Aandelen zullen, indien de Transactie definitief doorgang vindt, voor rekening en risico van Koper zijn per 31 december 2017 (de “Effectieve Datum”), hetgeen inhoudt dat de Vennootschap vanaf de Effectieve Datum voor rekening en risico van Koper is. (…)
Partijen zullen zich inspannen om onder de voorwaarden en voorbehouden als vastgelegd in deze Term Sheet uiterlijk op 22 december 2017 de Transactiedocumentatie te ondertekenen. Daarnaast zullen de partijen zich inspannen om er voor te zorgen dat alle handelingen die nodig zijn om de beoogde Transactie ten uitvoer te leggen uiterlijk 19 januari 2018 hebben verricht (de “Closing”). (…)
In de Koopovereenkomst worden nadere afspraken gemaakt ten aanzien van de ontvlechting van de Vennootschap voor een periode van maximaal 6 maanden na Closing.
Hieronder worden de belangrijkste ontvlechtingen benoemd. Beëindiging van:
  • Back-office faciliteiten
  • (Collectieve) verzekeringen
  • Fiscale eenheid
  • Door Verkoper verstrekte garanties en zekerheden
  • IT
Ter voorkoming van enig misverstand, heeft de ontvlechting onderdeel uitgemaakt van het Due Diligence onderzoek dat Koper heeft verricht.
(…)
Deze Term Sheet belichaamt de precontractuele verhouding tussen Partijen voor de periode vanaf de datum van ondertekening tot 22 december 2017, per welke datum deze Term Sheet van rechtswege eindigt zonder dat enige vorm van of handeling tot beëindiging vereist is, (…).”
3.4.
Op 11 december 2017 heeft UTB een door haar aan de hand van de eerste Term Sheet van Reesink opgestelde tweede Term Sheet gestuurd (productie 7B UTB). Daarin zijn wijzigingen opgenomen ten opzichte van de eerste Term Sheet waarvan de belangrijkste zijn het opnemen van opschortende en ontbindende voorwaarden, het opnemen van een exclusiviteitsbeding, het mogen uitvoeren van een due diligence onderzoek, het benodigd hebben van nadere financiële gegevens om de financieringsaanvraag van UTB te complementeren en het hanteren van een ander tijdpad. UTB wilde daarnaast het [onroerend goed 2] en de naastgelegen grond aan de Estlandsestraat 4 overnemen voor in totaal € 3.000.000,-- waarmee zij de koopsom voor de aandelen, het [onroerend goed 2] , het [onroerend goed 1] en de Estlandsestraat 4 met € 203.490,-- verlaagt. Ook is in deze tweede Term Sheet opgenomen dat UTB thans onderzoek doet naar de staat van het onroerend goed en de vervuiling van het [onroerend goed 1] : “
De uitkomsten van het onderzoek van Koper zullen bepalend zijn voor het daadwerkelijk effectueren van haar voornemen tot aankoop van het Onroerend Goed.
3.5.
Naar aanleiding van het tweede Term Sheet heeft op 12 december 2017 een bespreking plaatsgevonden waarbij namens UTB de heren Uittenbogert en Heijkoop aanwezig zijn en namens Reesink de heren Van der Scheer en Linnenbank.
3.6.
Op 15 december 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Uittenbogert van UTB en Van der Scheer van Reesink. Tijdens die bespreking is in ieder geval de asbestverontreiniging van het [onroerend goed 1] aan de orde geweest.
3.7.
Reesink heeft op 19 december 2017 de derde Term Sheet toegestuurd. Daarin is over het [onroerend goed 1] opgenomen:

(…) De koopprijs voor het Onroerend Goed [plaats] zal op Closing worden omgezet in een Verkopers lening tot en met 31 december 2018 (…). Als zekerheid voor de Verkopers Lening zal een hypotheekrecht worden gevestigd op het Onroerend Goed [plaats] alsmede zal een garantstelling vanuit UTB Groep B.V. worden verstrekt
De koper is bekend met de vigerende bestemmingsplannen en de vervuiling van het onroerend goed in [plaats] en verklaart hierbij dat dit geen belemmering vormt voor het voltooien van de beoogde transactie. Met dien verstande dat de Transactie Documentatie een bepaling zal bevatten dat Koper gerechtigd is het onroerend goed (…) binnen 12 maanden na Closing terug te leveren voor een koopprijs van EUR 1.000.000 kosten koper (te verrekenen met de Verkopers lening) indien Koper schriftelijk en gemotiveerd aantoont dat het afdekken van de in de grond aanwezige asbest door middel van een afdeklaag niet tot een voor de bevoegde instanties acceptabele oplossing leidt. In dat geval zal de Koopprijs voor de Aandelen met EUR 825.000 worden verhoogd, welk bedrag per direct opeisbaar wordt op het moment van terug levering van het Onroerend Goed [plaats].”
Verder is in de derde Term Sheet onder meer een ontbindende voorwaarde van financiering voor UTB opgenomen, waaraan is gekoppeld dat er gedurende de looptijd van het financieringsvoorbehoud geen sprake is van exclusiviteit. Als indicatief tijdschema is onder meer bepaald dat de Term Sheet op 20 december 2017 wordt ondertekend en dat de eerste draft van de Transactiedocumentatie op 28 december 2017 door verkoper aan koper wordt verstrekt zodat Closing uiterlijk op 31 januari 2018 kan plaatsvinden.
In de bij de derde Term Sheet begeleidende e-mail van Van der Scheer staat: “
Ten vervolge op onze gesprekken van vrijdag en gistermiddag gaat bijgaand de aangepaste termsheet.
(…) Conform jouw verzoek hebben we een separate regeling voor [plaats] opgenomen met een uitgestelde koopprijs. Ter voorkoming van onduidelijkheid wil ik benadrukken dat we alleen bereid zijn om afspraken te maken over een totale deal, derhalve zijn de verkoop van Reesink Staal B.V., het OG in Zutphen en het OG in [plaats] onlosmakelijk aan elkaar verbonden en hebben we overeenstemming over een koopprijs van EUR 5.125.000.
Teneinde tot een afronding te komen zijn we bereid om de grond aan de Estlandsestraat 4 te Zutphen mee te verkopen.
3.8.
Op die laatste begeleidende e-mail heeft Uittenbogert als volgt gereageerd: “Beste Gerrit, Dank ik heb hem ook aan Robin door gedaan. Groet Dick” De adviseur van UTB, Heijkoop, heeft op 20 december 2017 per whatsapp aan Van der Scheer gevraagd of hij naar Apeldoorn kan komen waarop Van der Scheer op 21 december 2017 heeft laten weten dat hij nog geen creatieve oplossing heeft gevonden die zowel voor UTB als voor Reesink acceptabel is.
3.9.
De adviseur van UTB heeft per e-mail van 21 december 2017 een lijstje van gegevens gestuurd ‘die we graag zouden ontvangen om alles gereed te maken.’ Daarbij gaat het om statuten en financiële gegevens van Reesink Staal maar ook om huurovereenkomsten die zien op het [onroerend goed 2] .
3.10.
Op 22 december 2017 heeft Van der Scheer laten weten dat er op basis van de voorliggende Term Sheet (de derde) helaas geen overeenstemming is en dat dit met name vast zit op de regeling rondom [plaats] . Het voorstel van Van der Scheer is om in het nieuwe jaar nog een keer te spreken om te kijken of er alsnog een oplossing is en overeenstemming kan komen. Van de zijde van UTB is niet gereageerd op die e-mail, waarna Van der Scheer op 3 januari 2018 aan UTB heeft laten weten dat, nu de beoogde deal niet tot stand is gekomen, de Raad van Commissarissen heeft aangegeven eerst alle opties nog eens tegen het licht te willen houden. Uittenbogert heeft op diezelfde dag nog gereageerd met de mededeling dat partijen een overeenkomst hebben.
3.11.
De raadsman van UTB heeft op 15 januari 2018 Reesink aansprakelijk gesteld: “
(…) UTB Group BV neemt met deze gang van zaken geen genoegen en heeft mij om die reden verzocht om een voorlopig getuigenverhoor bij de rechter aanhangig te maken teneinde diverse betrokkenen, waaronder u en de commissarissen van de Reesink entiteiten, onder ede door de rechter te doen horen. (…)
Overigens is ultimo vorige week gebleken dat essentiële informatie door u voor UTB Group BV is verzwegen. UTB Group BV behoudt zich dienaangaande al haar rechten voor uit hoofde van onder meer bedrog, dwaling en non-conformiteit.
Voor alle schade worden de diverse Reesink entiteiten en u in privé door deze aansprakelijk gesteld.”
3.12.
Op 5 december 2018, op 22 november 2019 en op 17 juni 2020 hebben voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden waarbij onder meer Van der Scheer en Linnenbank van Reesink zijn gehoord.
3.13.
De raadsman van UTB heeft per e-mail van 15 september 2020 de koopovereenkomst tussen UTB en Reesink inzake de aandelen Reesink Staal en de fabrieksterreinen aan de Estlandsestraat 4 en 6 te Zutphen en de [straatnaam] te [plaats] buitengerechtelijk ontbonden en Reesink aansprakelijk gesteld voor alle schade van UTB.

4.De vordering

4.1.
UTB vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. Primair: voor recht verklaart dat de koopovereenkomst met Reesink inzake de aandelen Reesink Staal, het [onroerend goed 2] en het [onroerend goed 1] als gevolg van de buitengerechtelijke ontbindingsverklaring van UTB d.d. 15 september 2020 wegens verzuim van Reesink is ontbonden;
Subsidiair:
2. de koopovereenkomst met Reesink inzake de aandelen Reesink Staal, het [onroerend goed 2] en het [onroerend goed 1] wegens verzuim van Reesink ontbindt;
Meer subsidiair:
3. voor recht verklaart dat Reesink jegens UTB onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen met UTB ter zake de koopovereenkomst met Reesink inzake de aandelen Reesink Staal, het [onroerend goed 2] en het [onroerend goed 1] af te breken;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
4. voor recht verklaart dat Reesink dientengevolge jegens UTB hoofdelijk aansprakelijk is voor alle daaruit voortvloeiende schade van UTB;
2. Reesink hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan UTB van:
a. een schadevergoeding ter grootte van € 2.950.000,00 met betrekking tot de door Reesink genoten winst uit hoofde van de verkoop van de aandelen Reesink Staal en het [onroerend goed 2] , althans subsidiair zodanig bedrag met betrekking tot de door Reesink genoten winst uit hoofde van die verkoop als de rechtbank in goede justitie juist acht, althans meer subsidiair een schadevergoeding nader op te maken bij staat voor zover de rechtbank onverhoopt van oordeel is geen gebruik te kunnen maken van de discretionaire bevoegdheid ex artikel 6:104 BW;
b. een schadevergoeding nader op te maken bij staat inzake het [onroerend goed 1] als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst met Reesink wegens verzuim van Reesink, althans subsidiair vanwege het onaanvaardbaar afbreken van de onderhandelingen door Reesink’
c. de wettelijke (handels)rente over de hiervoor onder 2a en 2b bedoelde schadevergoeding(en) vanaf 15 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, althans zodanige rente over zodanige periode als de rechtbank in goede justitie juist acht;
3. Reesink hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan UTB van de (na)kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen 14 dagen na het vonnis voldoening heeft plaatsgevonden.
4.2.
UTB legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag aan haar vorderingen. Op 15 december 2017 is een mondelinge koopovereenkomst tot stand gekomen. Er was wilsovereenstemming over de essentialia van de overeenkomst, zoals de koopprijs en het object. Nu Reesink de aandelen in Reesink Staal en het [onroerend goed 2] aan een derde partij heeft verkocht is nakoming blijvend onmogelijk, reden waarom UTB de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden en onder meer aanvullende schadevergoeding vordert. Reesink heeft een winst genoten van € 2.950.000,00 nu zij de aandelen in Reesink Staal en het [onroerend goed 2] heeft verkocht en geleverd voor € 6.250.000,00. De schade kan ex artikel 6:104 BW op € 2.950.000,00 worden begroot. Subsidiair mocht UTB er gerechtvaardigd op vertrouwen dat een perfecte koopovereenkomst tot stand zou komen. Van der Scheer bleek een dubbele agenda te hebben door met een derde te onderhandelen in de periode dat met UTB werd gesproken. Hij heeft bovendien de stekker er uit getrokken onder het mom dat de Raad van Commissarissen alle opties nog eens tegen het licht wilde houden. Uit het voorlopig getuigenverhoor bleek evenwel dat Van der Scheer helemaal geen overleg heeft gepleegd met de Raad van Commissarissen. Bovendien heeft Van der Scheer verzwegen dat de huurder van het [onroerend goed 1] , Mostert, aanspraak maakte op levering van het OG.

5.Het verweer

5.1.
Reesink concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis UTB in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, althans de vorderingen afwijst met veroordeling van UTB in de kosten van het geding.
5.2.
Kort samengevat betwist Reesink dat een overeenkomst tot stand is gekomen of dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Reesink beweerdelijk de onderhandelingen heeft afgebroken. Het stond Reesink op 3 januari 2018 vrij om de onderhandelingen af te breken. Ook de hoogte van de schade en het causaal verband worden onder meer door Reesink betwist.

6.De beoordeling

6.1.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
6.2.
Voorop staat dat UTB en Reesink professionele partijen zijn die eerder zaken met elkaar hebben gedaan, dat UTB is gespecialiseerd in industriële bedrijfsovernames en dat beide partijen hebben onderhandeld met ondersteuning van en in het bijzijn van adviseurs. Uitgangspunt is ook dat de onderhandelingen tussen partijen aanvankelijk door Reesink en later ook door UTB zijn vastgelegd in zogenaamde Term Sheets. Uit de tekst van de eerste Term Sheet van 4 december 2017 blijkt dat het hier om een Letter of Intent gaat omdat daarin de precontractuele verhouding tussen partijen werd vastgelegd. Door Reesink is in de eerste Term Sheet bepaald dat aan de geldigheid daarvan een termijn is verbonden tot aan de ondertekening en dat bij gebreke van het ondertekenen van de Term Sheet deze van rechtswege eindigt. Door de verkoper is dus bepaald – en dat kon de verkoper ook bepalen – dat eerst overeenstemming diende te worden bereikt over de Term Sheet, alvorens partijen zouden onderhandelen over de “Transactiedocumentatie”, de koopovereenkomst. Vast staat dat die eerste Term Sheet niet is ondertekend door UTB maar dat UTB op 11 december 2017 zelf een tweede Term Sheet heeft opgesteld.
6.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de tweede Term Sheet op meerdere punten afweek van de eerste, zodat sprake is van een van het aanbod afwijkend tegenaanbod. Zo heeft UTB opschortende en ontbindende voorwaarden opgenomen, verzoekt zij om gegevens over OG en personeel, wenst zij garanties van de verkoper omtrent de rekening-courant schuld, wenst zij (nader) due diligence onderzoek te doen, neemt zij een financieringsvoorbehoud op en bedingt zij exclusiviteit. Van belang is ook dat in de eerste Term Sheet door Reesink was opgenomen dat UTB bekend was met de verontreiniging van de grond van het [onroerend goed 1] en dat UTB zou verklaren dat dit geen belemmering vormt voor het voltooien van de transactie, terwijl door UTB in de tweede Term Sheet is opgenomen dat UTB onderzoek doet naar de staat van het [onroerend goed 1] waaronder de vervuiling en dat de uitkomsten van dat onderzoek bepalend zullen zijn voor het daadwerkelijk effectueren van haar voornemen tot aankoop van dat OG. Ook UTB gaat in de tweede Term Sheet ervan uit dat de Term Sheet de precontractuele verhouding tussen partijen belichaamt en dat de Term Sheet eerst moet worden ondertekend alvorens partijen tot onderhandelingen over de Transactiedocumentatie overgaan. Door Reesink is onbetwist gesteld dat over al deze punten niet eerder is gesproken, laat staan onderhandeld, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
6.4.
Vast staat dat op 12 december 2017 een bespreking heeft plaatsgevonden tussen UTB en Reesink naar aanleiding van deze tweede Term Sheet en dat tijdens die bespreking geen overeenstemming is bereikt. Wel heeft UTB op 13 december 2017 nog om informatie gevraagd, welke informatie van de zijde van Reesink op 15 december 2017 is verstrekt.
6.5.
Volgens UTB is tijdens de bespreking tussen Uittenbogert en Van der Scheer op 15 december 2017 overeenstemming bereikt doordat Uittenbogert alle van de zijde van UTB in de tweede Term Sheet opgenomen wijzigingen heeft laten vallen en er overeenstemming is bereikt over het laatste grote geschilpunt, de wijze waarop zou worden omgegaan met de asbestverontreiniging in de grond van het [onroerend goed 1] . UTB stelt partijen het erover eens waren dat Reesink de gemeente zou verzoeken om een schriftelijke bevestiging dat werd ingestemd met het afdekken van de asbestverontreiniging van het [onroerend goed 1] met folie en een afdeklaag waarna UTB op eigen kosten zou zorgdragen voor het afdekken van die asbestverontreiniging.
6.6.
Volgens Reesink is tijdens de bespreking tussen Van der Scheer en Uittenbogert op 15 december 2017 enkel gesproken over het [onroerend goed 1] , heeft UTB de eerder van haar zijde opgenomen wijzigingen niet laten vallen en is geen overeenstemming bereikt over de wijze waarop zou worden omgegaan met de verontreiniging van de grond van het [onroerend goed 1] .
6.7.
Vast staat dat partijen het er over eens waren dat Reesink aan de gemeente zou verzoeken om akkoord te gaan met het afdekken van de asbestverontreiniging met folie en een afdeklaag en dat UTB de kosten van dat afdekken voor haar rekening zou nemen. Indien het bevoegde gezag akkoord zou gaan met deze aanpak, zou UTB het [onroerend goed 1] inclusief de aanwezige asbestverontreiniging accepteren en na de juridische levering op eigen kosten zorgdragen voor het afdekken van die asbestverontreiniging. Vast staat echter ook dat partijen het niet eens konden worden over de wijze van afwikkelen mocht de gemeente niet akkoord gaan met deze oplossing. Reesink heeft voorgesteld – vastgelegd in de derde Term Sheet – dat UTB in dat geval gerechtigd was het [onroerend goed 1] terug te leveren aan Reesink voor een bepaalde koopprijs. Ter zitting heeft Uittenbogert verklaard dat hij een dergelijke teruglevering niet kon accepteren. Daarmee staat vast dat, wat er ook moge zijn van de mogelijke andere nog bestaande geschilpunten, er geen definitieve overeenstemming was over de koop van het [onroerend goed 1] . Nu het [onroerend goed 1] deel uitmaakt van de transactie – 100% van de aandelen Reesink Staal alsmede het Onroerend Goed – en de koopprijs is afgestemd op de transactie, is geen definitieve koopovereenkomst met betrekking tot de transactie tot stand gekomen. Daar komt bij dat UTB weliswaar heeft gesteld dat alle wijzigingen zijn komen te vervallen, maar dit kan niet gelden voor de door beide partijen geaccepteerde procedure waarbij eerst de Term Sheet moet worden ondertekend. Pas daarna zou overeenstemming kunnen worden bereikt over de Transactiedocumentatie, zodat ook in de visie van UTB niet al op 15 december 2017 een koopovereenkomst tot stand kan zijn gekomen.
6.8.
UTB heeft nog gesteld dat uit het verhoor van voormalig interim-manager van Reesink Staal Van Thiel blijkt dat door de gemeente werd ingestemd met het aanbrengen van de folie en afdeklaag, waardoor de asbestverontreiniging van het [onroerend goed 1] niet meer in de weg zou kunnen staan aan afwikkeling van de transactie. Nog daargelaten dat Van Thiel niet het bevoegd gezag representeert, staat vast dat de gemeente nog niet akkoord was gegaan met deze oplossing en dat het ook niet enkel aan de gemeente (het College van burgemeester en wethouders) is om daarmee akkoord te gaan nu de systematiek van het bestuursrecht met zich brengt dat belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen deze oplossing.
6.9.
Door UTB is ook nog gesteld dat partijen overeengekomen zouden zijn dat ingeval de instemming van het bevoegd gezag niet werd verkregen, zij nader overleg zouden plegen. Nader overleg betekent, zoals Reesink terecht heeft aangevoerd, dat sprake is van een open einde en de mogelijkheid dat het [onroerend goed 1] niet mee wordt verkocht. Dat is echter niet wat partijen hebben afgesproken. Niet alleen is in de begeleidende e-mail van 19 december 2017 van de zijde van Reesink benadrukt dat Reesink alleen bereid is om afspraken te maken over een totale deal voor een totale koopsom van € 5.125.000,00, ook UTB zelf gaat in de tweede Term Sheet uit van één transactie. Onder het kopje ‘Voorgenomen Transactie’ heeft UTB immers zowel de aandelen in Reesink Staal als het onroerend goed genoemd “
welke aankopen hierna gezamenlijk ook zullen worden aangeduid als “Voorgenomen Transactie”. Partijen willen in deze Term Sheet de uitgangspunten, gebaseerd op de beperkte documentatie zoals ingezien op voor de Voorgenomen Transactie vastleggen.” Met een dergelijke totaaldeal of voorgenomen transactie verdraagt zich niet dat partijen nog een open einde hebben over de mogelijke verkoop van het [onroerend goed 1] . Aan deze stelling van UTB wordt dan ook voorbijgegaan.
6.10.
De verschillende getuigenverhoren en verklaringen van Uittenbogert, zijn adviseur en zijn raadsman hoeven, gelet op de vaststelling hiervoor dat geen sprake is van een koopovereenkomst, geen bespreking meer nu deze niet tot een andere slotsom kunnen leiden. Dat geldt evenzeer voor de door UTB geschetste motieven die Reesink zou hebben gehad om de gestelde koopovereenkomst niet na te komen.
6.11.
Subsidiair doet UTB een beroep op het leerstuk van de afgebroken onderhandelingen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen te gelden dat partijen in beginsel vrij zijn de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van een overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Partijen moeten daarbij met elkaars gerechtvaardigde belangen rekening houden alsmede met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen.
6.12.
Ook het beroep op het leerstuk van de afgebroken onderhandelingen zal worden afgewezen nu niet Reesink de deur naar een uiteindelijke koopovereenkomst heeft dichtgegooid maar UTB zelf. Reesink heeft immers op 3 januari 2018 laten weten dat de Raad van Commissarissen eerst alle opties tegen het licht wil houden omdat de verkoopprijs en condities waren gebaseerd op een deal die nog in 2017 gesloten kon worden. Die e-mail van Van der Scheer wordt afgesloten met de mededeling dat hij UTB op de hoogte zou houden over het verdere proces. Daarin is niet te lezen dat Reesink de onderhandelingen definitief afbreekt. UTB heeft onmiddellijk op die e-mail gereageerd met de mededeling dat op 15 december 2017 een overeenkomst tot stand is gekomen en dat hij het er niet bij laat zitten. Daarmee heeft UTB zelf niet langer de bereidheid getoond om door te onderhandelen over, in ieder geval, het [onroerend goed 1] . Dat die bereidheid er inderdaad niet is, blijkt vervolgens uit de e-mail van de raadsman van UTB die Reesink aansprakelijk stelt voor de door UTB geleden schade. Het is aldus UTB geweest die niet langer bereid was door te onderhandelen, zodat haar thans niet een beroep op dit leerstuk toekomt. Ook de vorderingen onder 1 sub c en d alsmede de vorderingen onder 2 en 3 zullen worden afgewezen. De overige verweren van Reesink behoeven derhalve geen bespreking.
6.13.
UTB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Reesink worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
7.998,00(2 punten x tarief VIII € 3.999,00)
Totaal € 12.129,00

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt UTB in de proceskosten, aan de zijde van Reesink tot op heden begroot op € 12.129,00,
7.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk, mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.