ECLI:NL:RBGEL:2021:3297

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
8947363
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betaling in huurovereenkomst

Op 20 mei 2021 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Woonstede en twee gedaagden. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. Koers, vorderde betaling van een huurachterstand van € 1.913,78, alsook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden, bijgestaan door mr. M. van Hunnik, verschenen in persoon. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden een huurachterstand hebben laten ontstaan en heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen. De kantonrechter veroordeelt de gedaagden tot betaling van een totaalbedrag van € 2.208,84, vermeerderd met wettelijke rente over het achterstallige bedrag vanaf 10 december 2020. De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde afgewezen, omdat de huurachterstand minder dan drie maanden bedraagt en de gedaagden maandelijks aflossen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en vastgelegd op dezelfde dag.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8947363 \ CV EXPL 20-12053 \ \ 34124
uitspraak van
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 mei 2021
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstede
gevestigd te Ede
eisende partij
gemachtigde LAVG Groningen
tegen

1.

[gedaagde 1 ]
wonende te [woonplaats]
2.
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partijen
gemachtigde mr. M. van Hunnik
Partijen worden hierna Woonstede en [gedaagden] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 3 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. St. Woonstede is verschenen, bijgestaan door mr. Koers. [gedaagden] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M. van Hunnik.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De kantonrechter,
2.1.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van een bedrag van € 2.208,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.913,78 vanaf 10 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
2.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen;
2.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst het meer of anders verzochte af.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Vaststaat dat [gedaagden] een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 1.913,78. De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt dan ook toegewezen als gevorderd.
Datzelfde geldt voor de gevorderde wettelijke rente.
3.3.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 287,07. Genoegzaam is gebleken dat er incassowerkzaamheden zijn verricht en dat deze terecht waren gelet op de ontstane huurachterstand. Bovendien is het gevorderde bedrag in overeenstemming met het Besluit buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.5.
Het laten ontstaan van een huurachterstand levert een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. In de gegeven omstandigheden rechtvaardigt de tekortkoming echter niet de ontbinding van de huurovereenkomst. De huurachterstand bedraagt thans minder dan drie maanden. Verder betaalt [gedaagden] de lopende huur en zij verricht maandelijks aflossing op de achterstand. Tot slot is van belang dat [gedaagden] al in januari 2020 heeft verzocht om een huurverlaging in verband met de aanvraag huurtoeslag en dat Woonstede hier eerst in december 2020 op heeft beslist.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangede ontruiming van het gehuurde wordt afgewezen.
3.6.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. S.S. van Nijen, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken en vastgelegd op 20 mei 2021.