ECLI:NL:RBGEL:2021:3293

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
9127265
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een stichting als eiser en een huurder als gedaagde. De eiser vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, die sinds februari 2015 in de woning verbleef. De eiser stelde dat de gedaagde ernstige overlast veroorzaakte, wat leidde tot meerdere klachten van omwonenden. De overlast bestond uit geluidsoverlast, vandalisme en bedreigingen, en was zo ernstig dat omwonenden zich onveilig voelden. Ondanks een vrijwillige gedragsaanwijzing die de gedaagde had ondertekend, verbeterde zijn gedrag niet. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat er een spoedeisend belang was voor de ontruiming. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van schoonmaakkosten en een boete, en moest hij de proceskosten dragen. De rechter wees de verzoeken van de eiser om een dwangsom en om zelf de ontruiming uit te voeren af, omdat de wet dit niet toestaat. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9127265 \ VV EXPL 21-42 \ 42693 \ 34124
uitspraak van
vonnis van 11 mei 2021
in de zaak van
de stichting
[eiser]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. D. Trip
tegen
[gedaagde]
thans verblijvende te Detentiecentrum Zeist
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 mei 2021 met producties
- de akte aan de zijde van [eiser] van 5 mei 2021 met producties 15 tot en met 18.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2021. [eiser] is
verschenen, bijgestaan door mr. D. Trip en vertegenwoordigd door mevrouw [naam woonconsulent]
(woonconsulent), mevrouw [naam jurist] (jurist) en in aanwezigheid van de heer [naam wijkagent]
(wijkagent). [gedaagde] is in persoon verschenen.
1.3.
Ten slotte is de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt vanaf 27 februari 2015 aan [gedaagde] de woning aan de
[adres woning] (hierna: het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de
Algemene Huurvoorwaarden woonruimte van toepassing verklaard.
2.2.
Vanaf augustus 2020 en toenemend in intensiteit vanaf oktober 2020 zijn bij [eiser]
diverse meldingen van omwonenden binnengekomen met betrekking tot ernstige overlast veroorzaakt door [gedaagde] .
2.3.
Blijkens het mutatierapport van de wijkagent van 12 november 2020 zijn tot die
datum zestien meldingen binnengekomen over geluidsoverlast en agressie. De wijkagent
schrijft:
“Ik ben als wijkagent betrokken bij de bewoner. Vele omwonenden ervaren overlast van hem. Durven
het niet goed te melden in verband met angst op represailles. Een enkele bewoner durfde zelf
gedurende een peer dagen niet in haar eigen woning te verblijven.”
2.4.
Op 4 december 2020 heeft [gedaagde] ingestemd met een vrijwillige
gedragsaanwijzing. Daarin is, voor zover relevant, opgenomen:
“B.(…) [gedaagde] veroorzaakt dusdanige overlast in het complex dat omwonenden meerdere
klachten hebben ingediend bij [eiser] waarbij zij ze hebben aangegeven dat zij ernstig in hun
woongenot zijn geschaad door deze overlast. De overlast bestaat onder andere uit geluidsoverlast
zowel overdag als in de nacht en vandalisme in en rondom het complex, het gooien van persoonlijke
spullen uit de woning en vanaf de galerij naar beneden met gevaar voor bewoners die deze spullen op
zich kunnen krijgen. Het schreeuwen en schijnbaar zwaaien van steekwapens op de galerij waardoor
medebewoners zich niet meer veilig voelen.(…)
E. Ondanks meerdere acties vanuit [eiser] , politie, gemeente en vluchtelingenwerk is het gedrag
van de heer [gedaagde] niet verbeterd. De heer [gedaagde] laat zonder
toestemming van [eiser] mensen verblijven in de woning. Dit leidt niet alleen tot onrechtmatige
overbewoning maar ook tot onrechtmatige overlast. Zelfs als de huurder er zelf niet is, weet bezoek
naar binnen te dringen zoals klimmen via het balkon naar boven.(…)
1.1
Huurder erkent dat de gedragingen zoals omschreven in sub B van de considerans kwalificeren
als een ernstig tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de
overeenkomst (o.a. ten aanzien van het goed huurderschap), waardoor de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning is gerechtvaardigd.”
2.5.
Op 6 en 9 december 2020 heeft [gedaagde] afval in de gemeenschappelijke
ruimten bij het gehuurde gedumpt.
2.6.
Op 13 december 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde] een laatste
waarschuwing gegeven.
2.7.
Op 31 december 2020, 6 februari 2021, 14 maart 2021 en op 22 maart 2021 zijn
opnieuw overlastmeldingen bij [eiser] binnengekomen waarbij onder meer wordt
geklaagd over overlast en dat [gedaagde] met een schroevendraaier of mes over de galerij
loopt.
2.8.
[eiser] heeft per brief van 7 april 2021 aan [gedaagde] bericht dat hij
verwijderingskosten in verband met vuildemping op 22 en 31 maart 2021 moet betalen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij
wijze van voorlopige voorziening:
primair:
I. [gedaagde] veroordeelt om het gehuurde, gelegen te [adres woning] aan de
[adres woning] , binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, geheel leeg en ontruimd en onder afgifte van de sleutels en andere toegangsmiddelen op de in de huurovereenkomst en de daarbij horende Algemene Huurvoorwaarden overeengekomen wijze ter beschikking van [eiser] te stellen, bij gebreke waarvan [gedaagde] aan [eiser] zal verbeuren een dwangsom van € 500,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in verzuim daartoe is en zulks met machtiging van en zulks met machtiging van [eiser] om, indien [gedaagde] niet binnen die termijn aan het vonnis voldoet en met de ontruiming in gebreke blijft, deze zelf te doen uitvoeren desnoods met behulp van de sterke arm van Jusitie en politie en op kosten van [gedaagde] ;
subsidiair:
II. [gedaagde] veroordeelt om zich vanaf de datum van het vonnis, als goed huurder te gedragen en hem in dat verband te verbieden:
overlast te (doen) veroorzaken zoals bijvoorbeeld door te schelden en/of te schreeuwen en/of te vloeken vanuit het gehuurde, gelegen te ( [adres woning] , en/of in en om het complex waarin het gehuurde is gelegen; en/of
bezoek te ontvangen in de avond en de nacht, althans in de nacht en/of op andere wijze toegang te verlenen tot het gehuurde; en/of
te slapen in de gemeenschappelijke ruimten van het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt; en/of
vernielingen aan te (doen) brengen aan het gehuurde en/of het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt; en/of
afval te (doen) dumpen anders dan op de daartoe bestemde plaatsen in en of om het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt; en/of
drugs te (doen) verhandelen en aanwezig te (doen) hebben in het gehuurde en/of in en/of om het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt,
bij gebreke waarvan [gedaagde] aan [eiser] zal verbeuren een dwangsom van € 500,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere keer dat [gedaagde] in strijd met het voorgaande handelt;
III. voor het geval dat binnen één jaar na het vonnis vanwege het bepaalde onder II. een dwangsom is verbeurd van in totaal € 1.500,00, dan wel van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag:
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde, gelegen te [adres woning] , binnen 14 dagen, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van de schriftelijke mededeling door of namens [eiser] dat er vanwege het onder II. bepaalde een dwangsom is verbeurd van in totaal € 1.500,00, geheel leeg en ontruimd en onder afgifte van de sleutels en andere toegangsmiddelen op de in de huurovereenkomst en de daarbij horende Algemene Huurvoorwaarden overeengekomen wijze ter beschikking van [eiser] te stellen, bij gebreke waarvan [gedaagde] aan [eiser] zal verbeuren een dwangsom van
€ 500,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in verzuim daartoe is en zulks met machtiging van [eiser] om, indien [gedaagde] niet binnen die termijn aan het vonnis voldoet en met de ontruiming in gebreke blijft, deze zelf te doen uitvoeren desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie en op kosten van [gedaagde] ;
primair en subsidiair:
IV. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] ete voldoen een bedrag van € 50,00 aan schoonmaakkosten, te vermeerderen met de in artikel 3.3 van de Algemene Huurvoorwaarden bedoelde boete van € 500,00;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, de nakosten daar uitdrukkelijk onder begrepen.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] meerdere
malen is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en de daarbij behorende
Algemene Huurvoorwaarden door structureel ernstige overlast te veroorzaken vanuit het
gehuurde en in en om het complex waar het gehuurde deel van uitmaakt. [eiser] heeft
er alles aan gedaan om aan de overlast een einde te maken en zij heeft [gedaagde]
meermaals gewaarschuwd voor de gevolgen als hij zijn gedrag niet zou verbeteren. Nu
[gedaagde] zelfs na een vrijwillig ondertekende gedragsaanwijzing zijn gedrag niet heeft
verbeterd, heeft [eiser] er geen vertrouwen in dat [gedaagde] zijn gedrag zal
verbeteren. Op grond daarvan vordert zij vooruitlopend op een bodemprocedure waarin
ontbinding van de huurovereenkomst wordt gevorderd, de ontruiming van het gehuurde.
Voor zover de ontruiming wordt afgewezen vordert [eiser] subsidiair nakoming van
de huurovereenkomst en de Algemene Huurvoorwaarden in de vorm van een
gedragsaanwijzing, inhoudende dat [gedaagde] zich als goed huurder dient te gedragen.
[gedaagde] heeft in strijd met de huurovereenkomst afval in de openbare ruimten bij het
gehuurde achtergelaten. De kosten voor het opruimen van het afval zijn bij [gedaagde] in
rekening gebracht. Dit bedrag heeft [gedaagde] tot op heden onbetaald gelaten zodat
[eiser] hiervan betaling vordert.
[eiser] stelt tot slot dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat de
verhouding tussen [gedaagde] en de andere buurtbewoners volledig is verstoord. De
andere bewoners voelen zich niet veilig omdat zij bang zijn voor hem (en zijn bezoek).
Verdere escalatie wordt gevreesd indien [gedaagde] het gehuurde nog langer zal
gebruiken, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij bij een gedwongen ontruiming niet over
andere woonruimte kan beschikken en heeft verzocht om een laatste kans.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van [eiser] .
4.2.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op de feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden.
4.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:213 Burgerlijk Wetboek (BW) is een huurder verplicht zich ten aanzien van gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder zich moet onthouden van gedragingen die overlast veroorzaken. In de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst tussen partijen is tevens bepaald dat [gedaagde] zich dient te onthouden van het veroorzaken van overlast.
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is op basis van de door [eiser] in het geding gebrachte stukken in voldoende mate komen vast te staan dat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt. De overlast is dusdanig ernstig dat hij daardoor tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Blijkens de door [eiser] in het geding gebrachte verklaringen van omwonenden wordt veelvuldig geklaagd over ernstige overlast veroorzaakt door [gedaagde] . Het betreft onder meer geluidsoverlast, vandalisme en bedreigingen. Deze overlast hangt samen met het dealen en gebruiken van drugs. Omwonenden geven aan zich onveilig te voelen en zijn bang om naar buiten te gaan als [gedaagde] thuis is of in de omgeving van het gehuurde. Blijkens het mutatierapport van de wijkagent van 12 november 2020 zijn tot die datum 16 meldingen van geluidsoverlast geregistreerd. Ondanks oproepen van [eiser] daartoe is de overlast niet opgehouden. Ook niet nadat [eiser] op 4 december 2020 aan [gedaagde] een laatste kans heeft geboden door middel van een gedragsaanwijzing. Hoewel [gedaagde] de gedragsaanwijzing heeft ondertekend en daarmee heeft erkend dat hij in het verleden overlast heeft veroorzaakt, zijn er op 31 december 2020, 6 februari 2021, 14 maart 2021 en 22 maart 2021 opnieuw overlastmeldingen binnengekomen.
4.5.
Op basis van de ernst van de overlast en het bestendige patroon daarvan kan met grote mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal daarom worden toegewezen als hierna te melden. De termijn van ontruiming zal worden bepaald, overeenkomstig de vordering, op 14 dagen na de datum van betekening van het vonnis.
4.6.
De gevorderde dwangsom op de ontruiming van het gehuurde wordt afgewezen. Met dit vonnis beschikt [eiser] immers over een titel om het gehuurde zelf, via de weg van de reële executie, gedwongen te laten ontruimen. Zij heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom zij daarnaast nog belang heeft bij een financiële prikkel voor [gedaagde] om tot ontruiming over te gaan.
4.7.
De mede gevorderde machtiging aan [eiser] om de ontruiming zo nodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, wordt ook afgewezen. Op grond van de wet mag [eiser] de ontruiming niet zelf ter hand nemen en is de gedwongen ontruiming voorbehouden aan de deurwaarder. [eiser] heeft geen machtiging nodig om de hulp van de deurwaarder in te schakelen. De deurwaarder zelf behoeft, mede gelet op de artikelen 557 en 444 Rv geen rechterlijke machtiging om de hulp van de sterke arm in te roepen.
4.8.
De veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de ontruiming is thans onvoldoende bepaald zodat deze wordt afgewezen.
4.9.
[eiser] vordert tot slot de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 in verband met het opruimen van [gedaagde] achtergelaten afval in de publieke ruimten bij het gehuurde alsmede een bedrag van € 500,00 aan boete op grond van artikel 3.3. van de Algemene Huurvoorwaarden. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij afval in de publieke ruimte heeft achtergelaten en heeft de vordering verder niet weersproken zodat deze wordt toegewezen als gevorderd.
4.10.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een bedrag van € 124,00, te vermeerderen met een bedrag van € 85,00 in het geval betekening van het vonnis zal plaatsvinden.
5. De beslissing
De kantonrechter, optredende als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde, gelegen te [adres woning]
binnen 14 dagen na betekening van het vonnis geheel leeg en ontruimd en
onder afgifte van de sleutels en andere toegangsmiddelen op de in de Algemene
Huurvoorwaarden overeengekomen wijze ter beschikking van [eiser] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
€ 50,00 aan schoonmaakkosten, te vermeerderen met een bedrag van € 500,00 aan boete;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser]
begroot op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde, € 507,00 aan
griffierechten, € 106,11 aan explootkosten en € 124,00 aan nakosten, te vermeerderen met
een bedrag van € 85,00 in het geval betekening van het vonnis zal plaatsvinden;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de voorzieningenrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2021.