ECLI:NL:RBGEL:2021:3265

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
AWb - 21_2795
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van de Opiumwet in de gemeente Nijmegen

Op 29 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak over de sluiting van een woning in Nijmegen op grond van de Opiumwet. De burgemeester van Nijmegen had op 6 mei 2021 besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden, nadat er een hennepkwekerij met 233 hennepplanten was aangetroffen tijdens een politieonderzoek. Verzoekers, de eigenaren van de woning, maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 juni 2021 werd het verzoek behandeld, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. P.T.H. Janssen, en de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. E. Terwindt.

De voorzieningenrechter beoordeelde of de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en of de sluiting noodzakelijk en evenredig was. Hij concludeerde dat de burgemeester op basis van de aangetroffen hennepplanten en de omstandigheden rondom de kwekerij bevoegd was om tot sluiting over te gaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting paste binnen het beleid van de burgemeester, dat stelt dat bij Opiumwetdelicten in woningen sprake is van een ernstig geval. De burgemeester had beleidsregels vastgesteld die hem de ruimte gaven om de belangen van de betrokkenen af te wegen.

De verzoekers voerden aan dat de sluiting niet noodzakelijk was, omdat er geen feitelijke drugshandel had plaatsgevonden en er geen overlast was geconstateerd. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester voldoende had aangetoond dat de woning in een voor drugs kwetsbare wijk lag en dat er een duidelijk signaal moest worden afgegeven. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van de verzoekers geen redelijke kans van slagen had. De sluiting ging in op 28 juni 2021, een week na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2795

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juni 2021 in de zaak tussen

[Verzoeker A] en [Verzoekster B] , te [plaats A] , verzoekers(gemachtigde: mr. P.T.H. Janssen),

en

de burgemeester van de gemeente Nijmegen, (gemachtigde: mr. E. Terwindt).

Procesverloop

In het besluit van 6 mei 2021 heeft de burgemeester de sluiting gelast van de woning aan [het adres A] in [plaats A] vanaf 28 juni 2021 voor de duur van drie maanden.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft online plaatsgevonden op 22 juni 2021. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze zaak?
1. Deze zaak gaat over de last tot sluiting van de woning aan [het adres A] in [plaats A] (de woning) voor de duur van drie maanden. Verzoekers zijn eigenaren van deze woning.
1.1.
Naar aanleiding van een melding via Meld Misdaad Anoniem dat zich een in werking zijnde hennepkwekerij zou bevinden in de kruipruimte van de woning, is de woning op 23 maart 2021 doorzocht. Uit het op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 24 maart 2021 (hennepbericht) blijkt dat er een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met 233 hennepplanten in de deels uitgegraven 2 meter diepe kruipruimte. Daarnaast zijn er 6 assimilatielampen, 2 koolstoffilters en een aan/afzuiginstallatie in beslag genomen. Dit is nadien ook nog bevestigd in een bestuurlijke rapportage van 7 juni 2021.
1.2.
De burgemeester ziet hierin aanleiding te gelasten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Hij doet dit op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet omdat in de woning middelen als bedoeld in lijst II van deze wet aanwezig waren.
1.3.
Verzoekers zijn het niet eens met de last tot sluiting en zij hebben daartegen bezwaar gemaakt. Verzoekers willen daarnaast dat het besluit wordt geschorst. Daarom hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Waarover moet de voorzieningenrechter beslissen?
2. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning. Hij beoordeelt daarbij of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de argumenten die verzoekers hebben aangevoerd, de zogenoemde gronden, of de burgemeester gelet op de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen bevoegd is om tot sluiting van de woning over te gaan. Zo ja, dan beoordeelt hij vervolgens of de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van de woning mag overgaan en of de begunstigingstermijn zorgvuldig is. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
Is de burgemeester bevoegd tot sluiting van de woning?
3. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Dit volgt uit artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet.
3.1.
Voor toepassing van dit artikel van de Opiumwet hoeft niet vast komen te staan dat er in de woning in drugs is gehandeld. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet weliswaar naar zijn tekst niet van toepassing is bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand, maar dat voldoende is dat deze voor verkoop, aflevering of verstrekking aanwezig moet zijn. Dat betekent dat aannemelijk gemaakt moet worden dat de aanwezigheid bestemd is voor drugshandel, maar niet dat er ook in de woning is gehandeld. [1]
3.2.
Tussen partijen is in beginsel niet in geschil dat de burgemeester op basis van de aangetroffen hennepplanten en de overige zaken bevoegd is tot sluiting van de woning over te gaan.
Past de sluiting in het beleid van de burgemeester?
4. De bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
4.1.
De burgemeester heeft beleidsregels vastgesteld. [2] Volgens dit beleid wordt er van uitgegaan dat er bij Opiumwetdelicten in een woning sprake is van een ernstig geval, waardoor bij een eerste constatering van verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs, dan wel wanneer er voorwerpen of stoffen voorhanden zijn voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs of grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt de woning wordt gesloten voor de duur van drie maanden. Enkel indien er tevens sprake is van verzachtende indicatoren, zonder dat hier verzwarende indicatoren tegenover staan, dat wil zeggen dat er meer verzachtende indicatoren zijn dan verzwarende indicatoren, is er geen sprake meer van een ernstig geval en zal dus eerst gewaarschuwd worden.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de aangetroffen goederen (233 hennepplanten, 6 assimilatielampen, 2 koolstoffilters en een aan/afzuiginstallatie) blijkt dat er sprake was van grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt. Van grootschalige hennepteelt is sprake bij 200 planten of meer. Verder mag de burgemeester uitgaan van de juistheid van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal waarin wordt geconstateerd dat sprake is geweest van eerdere oogsten. De politie heeft kalkafzetting op het zeil en de potten, 5 volle zakken met hennepafval, vervuilde koolstoffilters en een niet doorbroken stoflaag op de assimilatielampen aangetroffen. Dat de zakken met afval een eerdere mislukte oogst zouden betreffen, maakt niet dat niet van de constateringen van de gespecialiseerde politieambtenaar mag worden uitgegaan. Verzoekers hebben zelf verklaard dat de kwekerij vanaf januari 2021 in werking is geweest en dit een tweede oogst betrof. Ten tijde van het onderzoek op 23 maart 2021 was de hennepkwekerij al bijna 3 maanden in werking. De burgemeester heeft dit kunnen aanmerken als een langere periode. Dit betekent dat tegenover de verzachtende indicatoren van de aanwezigheid van minderjarige kinderen en de woonfunctie die niet van ondergeschikte waarde is geworden, ook verzwarende indicatoren staan (bedrijfsmatig, grootschalig en langere periode van overtreding). Op grond van het beleid heeft de burgemeester dan ook kunnen concluderen dat sprake is van een ernstig geval. De sluiting past daarmee in het beleid van de burgemeester.
Had de burgemeester reden moeten zien om van dit beleid af te wijken?
5. De burgemeester moet vervolgens alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, zogenoemde bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De Afdeling is in haar uitspraak van 28 augustus 2019 ingegaan op het toetsingskader dat zij hanteert om dit te beoordelen. [3]
Is de sluiting noodzakelijk?
6. In de eerste plaats moet sluiting noodzakelijk zijn. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van het perceel noodzakelijk is om het woon- en leefklimaat te beschermen en de openbare orde te herstellen.
6.1.
Verzoekers stellen dat de sluiting niet noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Er is geen sprake geweest van feitelijke handel in of vanuit de woning. Ter plaatse is ook geen overlast of feitelijke drugshandel geconstateerd. Daarnaast is geen sprake van meldingen of andere signalen van overlast rond de woning. Evenmin zijn in de woning attributen aangetroffen die te relateren zijn aan drugshandel in of vanuit de woning. Er was aldus geen sprake van een 'loop' naar de woning en de betrokken woning staat geenszins bekend als drugspand, zodat er geen noodzaak is om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. De betrokken woning ligt ook niet in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Er is verder geen sprake van recidive. Uit het hennepbericht volgt dat cliënten geen antecedenten hebben op het gebied van de Opiumwet.
Verzoekers hebben inmiddels maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen. De kruipruimte is in april 2021 afgevuld met zand, zodat de ruimte niet langer kan worden gebruikt voor het telen van hennep.
6.2.
De burgemeester heeft met de bestuurlijke rapportage van 7 juni 2021 aangetoond dat in de straat en in de wijk van verzoekers meerdere overtredingen van de Opiumwet zijn geconstateerd, met dezelfde werkwijze, namelijk een hennepkwekerij in een uitgegraven kruipruimte. Ter zitting heeft de burgemeester meegedeeld dat hij recentelijk nog meer bestuurlijke rapportages over deze wijk heeft ontvangen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding aan die mededeling te twijfelen. De burgemeester heeft zich hiermee voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het een voor drugs kwetsbare wijk is en hecht er terecht belang aan dat in deze wijk een duidelijk signaal aan de buitenwereld en de eventueel betrokken drugscriminelen kenbaar wordt gemaakt dat het ongeoorloofd is dat een pand dient als locatie om drugs te verbouwen of anderszins te creëren. De omstandigheden waar verzoekers op hebben gewezen, maken dit niet anders.
6.3.
De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande dan ook geen aanleiding om te concluderen dat sluiting niet meer noodzakelijk is om het woon- en leefklimaat in deze wijk te beschermen en de openbare orde te herstellen.
Is de sluiting evenredig?
7. Naast noodzakelijk moet de sluiting ook evenredig zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid is van belang wat de gevolgen zijn van de sluiting voor verzoekers.
7.1.
Verzoekers voeren hierover aan dat zij geen vervangende woonruimte kunnen vinden voor hun gezin met twee minderjarige kinderen en een hond. Mede als gevolg van COVID-19 kunnen zij niet bij familie of vrienden terecht. Binnen het gezin ontbreken ook de financiële mogelijkheden om voor een dergelijk lange periode elders woonruimte
te huren, temeer vanwege de hoge kosten en de beperkte beschikbaarheid van (vakantie) woningen door COVID-19. De periode van woningsluiting (28 juni 2021 tot en met 28 september 2021) valt ook exact in de vakantieperiode.
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft kunnen maken. Inherent aan een sluiting is dat geen gebruik kan worden gemaakt van de woning en dat dus andere woonruimte moet worden gezocht. Dit is op zichzelf dus geen bijzondere omstandigheid. De burgemeester heeft op 9 april 2021 al zijn voornemen bekend gemaakt om de woning te sluiten en vanaf 6 mei wisten verzoekers dat dit besluit definitief was. Verzoekers hebben producties overgelegd waaruit blijkt dat zij vanaf 16 juni 2021 navraag hebben gedaan bij verschillende vakantieparken in de omgeving. Verzoekers hebben weliswaar gesteld dat zij al eerder daadwerkelijk pogingen hebben gedaan om serieus aan woonruimte te komen, maar dat kan uit deze producties niet worden afgeleid. Daarnaast blijkt uit de reacties dat in ieder geval één vakantiepark voor twee van de drie maanden een vakantieverblijf beschikbaar had. Daarnaast zijn ook de maatregelen ten aanzien van het COVID-19 virus zodanig versoepeld dat dit ook geen belemmering meer vormt om tijdelijk bij familie of vrienden te verblijven. Ook is niet gebleken dat er daadwerkelijk inspanningen zijn verricht om bij vrienden en familie tijdelijk onderdak te vinden. De burgemeester heeft het met de tijdelijke sluiting te dienen algemeen belang, dan ook zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoekers om de woning te bewonen. Het enkele feit dat verzoekers in een moeilijke financiële positie zouden zitten maakt niet dat het besluit om die reden onevenredig is. Voor zover verzoekers nog stellen dat een sluiting niet slechts tijdelijke gevolgen heeft, maar ook meer permanent omdat de sluiting in het kadaster zal worden geregistreerd op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en hun huidige hypotheekverstrekker of eventuele toekomstige hypotheekverstrekkers hier mogelijk consequenties aan verbinden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat dit een reëel risico is.
7.3.
Verzoekers hebben verder nog een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat ondanks de aanwezigheid van een hennepkwekerij op [het adres C] , die woning niet tijdelijk wordt gesloten.
7.4.
De burgemeester heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat geen sprake is van een vergelijkbaar geval, omdat die bewoners met stukken hebben aangetoond dat sprake is van gebondenheid aan de woning op medische gronden. In verband met de privacy kan de burgemeester niet meer zeggen over de omstandigheden, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester hiermee voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van een gelijk geval.
7.5.
Alles overwegend is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit evenredig is. De burgemeester hoefde dus niet af te zien van sluiting.
Wat is de conclusie van de voorzieningenrechter?
8. Het bezwaar heeft geen redelijke kans van slagen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. De burgemeester heeft ter zitting aangegeven dat de sluiting niet eerder in zal gaan dan een week na de uitspraak van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding deze termijn te verlengen.
8.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.M. Kosman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2021.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling van 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362 en 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:148
2.Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, laatst gewijzigd op 10 september 2019 en bekendgemaakt in Gemeenteblad nr. 221530.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.