ECLI:NL:RBGEL:2021:3264

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
05/189610-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens bedreiging en poging doodslag binnen de huiselijke sfeer

Op 21 juni 2021 heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een militair, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en poging doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, maar werd ontslagen van alle rechtsvervolging met betrekking tot de poging doodslag. De zaak kwam voort uit een incident op 8 juni 2019, waarbij de verdachte zijn partner bedreigde met een mes en haar vervolgens fysiek aanpakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van zijn ervaringen in Srebrenica, niet volledig toerekeningsvatbaar was. De militaire kamer nam de conclusie van de deskundige over dat de verdachte door zijn psychische toestand niet in staat was om zijn gedrag volledig te beheersen. De officier van justitie had een voorwaardelijke taakstraf geëist, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor PTSS en de positieve beoordeling van zijn commandant. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was en legde een taakstraf op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De uitspraak benadrukt de impact van psychische aandoeningen op het strafrechtelijke oordeel en de noodzaak van behandeling boven straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/189610-19
Datum uitspraak : 21 juni 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. S.H.O. Schaapherder, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting op 7 juni 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 30 september 2018 te Apeldoorn, althans in Nederland, [slachtoffer] , zijn, verdachtes partner, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes uit het messenblok te pakken en/of vervolgens dat mes te tonen en/of voor te houden;
2.hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , zijn, verdachtes partner, opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) op de grond heeft gegooid en/of laten vallen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel en/of nek heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel en/of nek van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden en/of (hierbij) heeft gezegd/geroepen ‘ik ga je vermoorden’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , zijn, verdachtes partner, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) op de grond heeft gegooid en/of laten vallen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel en/of nek heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel en/of nek van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden en/of (hierbij) heeft gezegd/geroepen ‘ik ga je vermoorden’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Apeldoorn, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op te grond te gooien en/of te laten vallen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel en/of nek vast te pakken en/of (vervolgens) de keel en/of nek van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dicht te knijpen en/of dicht gedrukt te houden en/of (hierbij) te zeggen/roepen ‘ik ga je vermoorden’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2021.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat feit 2, onder het primair tenlastegelegde, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Beoordeling door de militaire kamer
[slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte op 8 juni 2019 achter haar stond en haar op de grond gooide. [2] Aangeefster voelde een duw van achteren. Zij viel hierdoor eerst met haar borst tegen een hard gedeelte van de bank en vervolgens hard op de laminaatvloer. Aangeefster kon niet opstaan, omdat verdachte op de achterzijde van haar lichaam kwam zitten. Aangeefster voelde hoe verdachte vervolgens haar keel dichtkneep, waardoor aangeefster geen lucht kreeg. Zij voelde dat het dichtknijpen met veel kracht gebeurde. Aangeefster draaide zich op haar rug, waarna verdachte half op haar ging zitten. Verdachte kneep aangeefsters keel weer dicht. Dit ging met veel geweld en met twee handen. Aangeefster voelde dat verdachte met al zijn kracht kneep. Hij zei daarbij onder andere: “Ik ga je vermoorden”. [3] Aangeefster herkende verdachte niet. Volgens haar waren zijn ogen vol vuur. Aangeefster kreeg wederom geen lucht. Verdachte heeft aangeefsters keel voor een derde keer dichtgeknepen, nadat hij hiermee gestopt was omdat hun zoon tussen beiden wilde komen. Aangeefster denkt dat verdachte continue haar keel heeft dichtgeknepen, met tussendoor enkele tellen niet. Aangeefster heeft duidelijk gemaakt dat ze stikte. Verdachte is gestopt met het dichtknijpen van aangeefsters keel om de voordeur te openen, waarna de buurvrouw van [adres 2] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 1] ) binnenkwam. Verdachte kneep aangeefsters keel vervolgens voor een vierde keer dicht. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte en aangeefster worstelend naar buiten kwamen. Verdachte had aangeefster vast bij haar keel. Hij deed dit met beide handen. [getuige 2] partner, [getuige 1] , is aan verdachtes arm gaan hangen waarna hij aangeefster los liet. Verdachte greep aangeefster daarna voor een tweede keer bij haar keel. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij hoorde dat verdachte tegen aangeefster zei: “Ik ga je vermoorden”. [getuige 1] zag dat verdachte beide handen om de nek van aangeefster hield. Volgens [getuige 1] was sprake van een verwurging. Verdachte liet los nadat [getuige 1] zijn hand had weggetrokken. [getuige 1] zag dat verdachte achter aangeefster de woonkamer inliep. [getuige 1] zag dat verdachte aangeefster weer met beide handen bij haar nek vastgreep, waarbij wederom sprake was van een verwurging. [6]
Uit medisch onderzoek d.d. 10 juni 2019 is een heamtoom dorsum linker elleboog (de rechtbank begrijpt: blauwe plek op de achterkant van de linker elleboog) van aangeefster geconstateerd. Daarnaast is ook een lichte zwelling en roodheid van de nek waargenomen. Verder was tevens sprake van een pijnlijke hals ventraal (de rechtbank begrijpt: voorzijde hals). Tot slot is een kleine blauwe plek op de rechterborst van aangeefster geconstateerd. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat op een gegeven moment het licht bij hem uitging. Verdachte herinnerde zich vrijwel niets van de gebeurtenis. Hij weet nog dat hij een woordenwisseling heeft gehad en dat hij aangeefster heeft horen roepen: “Ik stop, ik hou nu op”. Het volgende moment trok zijn buurvrouw hem aan zijn arm. Het moment daarop stond verdachte buiten met zijn buurman en buurvrouw. In de laatste herinnering die verdachte heeft staat hij weer binnen in zijn huis samen met zijn buurvrouw, ziet hij dat zijn woonkamer overhoop ligt en hoort hij sirenes.
Op grond van het voorgaande concludeert de militaire kamer het volgende.
Verdachte heeft op 8 juni 2019 aangeefster op de grond geduwd, waarna hij op haar is gaan zitten en haar keel dicht heeft geknepen. Verdachte heeft daarbij geroepen dat hij aangeefster zou vermoorden. Vervolgens heeft verdachte nog driemaal aangeefsters keel dichtgeknepen, hetgeen zowel zittend op aangeefster als staand gebeurde. Het knijpen gebeurde met (veel) kracht en met beide handen. Aangeefster kreeg meerdere malen geen lucht en had het gevoel dat ze zou stikken, hetgeen ze ook heeft aangegeven bij verdachte.
Gelet op het voorgaande zal de militaire kamer verdachte veroordelen voor het onder feit 2 primair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2018 tot en met 30 september 2018 te Apeldoorn,
althans in Nederland, [slachtoffer] , zijn, verdachtes partner, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door een mes uit het messenblok te pakken en
/ofvervolgens dat mes
te tonen en/ofvoor te houden;
2.hij op
of omstreeks8 juni 2019 te Apeldoorn,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , zijn, verdachtes partner, opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal,die [slachtoffer]
(met kracht
)op de grond heeft gegooid
en/of laten vallenen
/of (vervolgens
)die [slachtoffer] bij de keel
en/of nekheeft vastgepakt en
/of (vervolgens)de keel
en/of nekvan die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen
en/of dichtgedrukten
/ofdichtgeknepen
en/of dichtgedruktgehouden en
/of (hierbij
)heeft gezegd
/geroepen‘ik ga je vermoorden’,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2:
poging doodslag

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van feit 1
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet strafbaar is. Hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De militaire kamer heeft bij het beoordelen van de strafbaarheid in het bijzonder acht geslagen op het Pro Justitiarapport, dat door psycholoog [naam] op 29 mei 2021 is uitgebracht. Deze deskundige heeft bij verdachte een posttraumatische stresstoornis (PTSS) gediagnosticeerd. Deze stoornis is ontstaan als gevolg van een uitzending naar Screbrenica in 1995. Daarnaast was sprake van een ernstig verstoorde relatie met zijn echtgenote. De stoornis heeft bij betrokkene geleid tot veranderingen in arousal en reactiviteit gerelateerd aan de psychotraumatische gebeurtenissen, zoals prikkelbaar gedrag, verstoring van de slaap en hypervigilantie. Verdachte ervoer het gedrag van zijn echtgenote als onvoorspelbaar en dreigend en voelde zich in de thuissituatie voortdurend onveilig. Dit heeft volgens de deskundige doorgewerkt in het tenlastegelegde. De deskundige heeft geconcludeerd dat feit 2 verdachte geheel niet kan worden toegerekend, omdat zij het zeer waarschijnlijk acht dat de steeds verder oplopende spanningen hebben geleid tot een toestand van bewustzijnsvernauwing. Hierdoor was verdachte volledig de controle kwijt over zijn denken, waarnemingen en gedragingen.
De militaire kamer neemt de conclusie van de deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid van de verdachte over en maakt die tot de hare. Het feit kan niet aan de verdachte worden toegerekend. Gelet op deze conclusie is de verdachte niet strafbaar en zal hij wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De militaire kamer neemt vervolgens in aanmerking dat verdachte vanwege zijn PTSS-stoornis via Defensie deelneemt aan een behandeltraject bij Forensische Polikliniek Transfore. Deze behandeling is volgens psycholoog [naam] tot dusverre zeer succesvol. Het risico op toekomstig geweld houdt verband met de thuissituatie. Verdachte lijkt zich daarvan bewust en neemt volgens de psycholoog bewust afstand van zijn echtgenote. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de echtscheidingsprocedure in gang is gezet. Voornoemde psycholoog evenals de reclassering in een rapport van 4 juni 2021 achten de kans op recidive laag en zien geen meerwaarde in andere interventies. Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hij gemotiveerd is voor de behandeling bij Transfore en dat hij er veel baat bij heeft. De militaire kamer komt alles afwegende tot de conclusie dat verdachte op de juiste wijze is ingebed in de reguliere zorg voor zijn medische klachten en dat geen rechterlijke interventie nodig is ter verkleining van het recidiverisico.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 veroordeeld wordt tot voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, met een proeftijd van 1 jaar. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het Pro Justitia rapport, waarin geadviseerd is verdachte feit 1 in verminderde mate toe te rekenen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met het volgende. De commandant van verdachte is positief en wenst verdachte in dienst te houden. Verdachte is reeds 14 maanden geschorst geweest. Verder heeft PTSS ontwikkeld naar aanleiding van zijn ervaringen in Srebrenica en is daarvoor in behandeling. Hij heeft één keer per week EMDR, hetgeen invloed heeft op verdachtes capaciteit om een grote werkstraf uit te voeren. Tot slot dient rekening te worden gehouden met het tijdsbeloop, nu de feiten respectievelijk 2 en 3 jaar oud zijn.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. Hierbij is onder meer gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 april 2021;
  • Pro Justitiarapportage van GZ-psycholoog [naam] , gedateerd 29 mei 2021;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 9 februari 2021;
  • het aanvullend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 4 juni 2021.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn levensgezel. Deze bedreiging heeft plaatsgevonden binnen de huiselijke sfeer, een plek waar een ieder zich veilig zou moeten voelen. Verdachte heeft echter met zijn handelen een inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van zijn echtgenote.
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte niet eerder veroordeeld is wegens het plegen van strafbare feiten.
Pro Justitiarapporteur deskundige, GZ-psycholoog, [naam] heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. Volgens de deskundige heeft de posttraumatische stressstoornis bij verdachte geleid tot veranderingen in arousal en reactiviteit gerelateerd aan de psychotraumatische gebeurtenissen, zoals prikkelbaar gedrag, verstoring van de slaap en hypervigilantie. Betrokkene ervoer het gedrag van zijn echtgenote als onvoorspelbaar en dreigend en voelde zich in de thuissituatie voortdurend onveilig. Dit heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. De deskundige heeft daarom geadviseerd verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen. Volgens de deskundige was geen sprake van een volledige doorwerking, omdat verdachte nog wel enige controle had over zijn handelen en hij zich bewust was van wat hij deed. Tot slot acht de deskundige andere interventies niet nodig, nu de behandeling die Transfore momenteel biedt volledig aansluit bij hetgeen nodig is voor verdachte. Het recidivegevaar wordt ingeschat als laag en verdachte is gemotiveerd zijn behandeling te volgen, waardoor een strafrechtelijk kader om verdachte te dwingen zijn behandeling te vervolgen niet nodig is.
De militaire kamer neemt de conclusie van de deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid van de verdachte over en maakt die tot de hare.
De reclassering sluit zich volledig aan bij de conclusie van [naam] . De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De militaire kamer houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat het feit zich alweer enige tijd geleden heeft afgespeeld. Daarnaast is de commandant van verdachte positief over zijn inzet en wenst hij verdachte in dienst te houden. Verdachte is verder vrijwillig onder behandeling voor zijn PTSS en is gemotiveerd deze behandeling succesvol af te ronden. Tot slot heeft aangeefster te kennen gegeven dat zij niet wil dat een straf volgt, maar dat verdachte geholpen wordt en zijn baan behoudt.
De militaire kamer acht een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden. De militaire kamer heeft hierbij het voorgaande in overweging genomen, tezamen met het oordeel dat de militaire kamer verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toerekent.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 legt op een
taakstraf van 30 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
 bepaalt dat deze
taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van één jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het feit 2 bewezenverklaarde en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter) en mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. H. Hadžić griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2021.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27NV/19-002074, gesloten op 10 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13-14.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 14.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 15.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 73.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 74.
7.Medisch onderzoek aangeefster, p. 24