ECLI:NL:RBGEL:2021:3253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7129
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en de status van ondernemer in belastingrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil over de teruggaaf van omzetbelasting. Eiser, die geen ondernemer voor de omzetbelasting zou zijn, had een beschikking ontvangen van de Belastingdienst waarin hem geen teruggaaf van omzetbelasting werd verleend. De beschikking was gebaseerd op de jaaraangifte omzetbelasting over 2016, waarin eiser een bedrag van € 17.486 aan voorbelasting in aftrek had gebracht, maar geen verschuldigde omzetbelasting had vermeld. De inspecteur van de Belastingdienst handhaafde deze beschikking na een bezwaarprocedure.

Tijdens de zitting op 19 mei 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser stelde dat de auto, een Porsche Cayenne, die hij had aangeschaft, economisch volledig dienst deed in de onderneming van zijn echtgenote. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet kan worden aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting, omdat hij uitsluitend prestaties om niet verrichtte en er geen objectiveerbaar voornemen tot het exploiteren van een onderneming was aangetoond. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. R.A. Eskes en de rechters mr. J.J. Westerbaan en mr. W.W. Monteiro. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 19/7129

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 18 januari 2019 aan eiser over het jaar 2016 een beschikking geen teruggaaf (beschikkingsnummer [nummer] ) omzetbelasting afgegeven.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2019 de beschikking geen teruggaaf gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 10 december 2019, op dezelfde dag ontvangen door de rechtbank, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft, na daartoe de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2021.
Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en [persoon A] . Namens verweerder zijn [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] verschenen.
Het beroep is gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met de beroepen van de echtgenote van eiser, [naam echtgenote] (hierna: de echtgenote), in de zaken 19/6644, 19/6660, 19/6662, 19/6664 en 19/7130.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft in de jaaraangifte omzetbelasting over het jaar 2016 een bedrag van € 17.486 aan voorbelasting in aftrek gebracht en daarin geen verschuldigde omzetbelasting vermeld.
2. Gedurende 2017 en 2018 is een boekenonderzoek bij eiser uitgevoerd. In het rapport van dat boekenonderzoek is vermeld dat de voorbelasting verband houdt met de aankoop van een Porsche Cayenne (de auto) bij [B.V.] Eiser heeft de voorbelasting zelf berekend uit het factuurbedrag, waarbij geen rekening is gehouden met de BPM in de vergoeding. Op de factuur is een bedrag aan voorbelasting vermeld van afgerond € 15.021.
Geschil
3. In geschil is of verweerder terecht de aftrek van de aan eiser ter zake van de aankoop van de auto in rekening gebrachte omzetbelasting heeft geweigerd.
4. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op teruggaaf van de omzetbelasting, omdat de auto economisch volledig dienst doet in de onderneming van de echtgenote. Ter zitting heeft eiser zijn standpunt dat sprake is van een vennootschap onder firma tussen hem en zijn echtgenote uitdrukkelijk laten varen.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen ondernemer is voor de omzetbelasting en dat de auto daardoor niet in de hoedanigheid van ondernemer is aangeschaft. Daarom komt de op de factuur berekende omzetbelasting niet voor teruggaaf in aanmerking.
Beoordeling van het geschil
6. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto, die hij op eigen naam heeft gekocht, wordt gebruikt ten behoeve van zijn onderneming. Eiser stelt dat hij auto’s opknapt en repareert, welke auto’s vervolgens door de echtgenote worden verkocht. Zonder reparatie, onderhoud en vervoer van de auto’s kunnen deze niet door de echtgenote worden verkocht, aldus eiser. Eiser ontvangt geen vergoeding voor zijn werkzaamheden.
7. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 1 april 1982 (Hong-Kong Trade) [1] eiser niet kan worden aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting. Eiser verricht namelijk uitsluitend prestaties om niet. Ook is niet gebleken dat sprake zou zijn van een objectiveerbaar voornemen tot het exploiteren van een onderneming, in de zin van het arrest van het Hof van Justitie van 14 februari 1985 (Rompelman) [2] . De stelling van eiser dat de auto wordt gebruikt ten behoeve van zijn onderneming slaagt dus niet. Omdat de gemachtigde de stelling dat sprake is van een vennootschap onder firma tussen eiser en de echtgenote ter zitting heeft ingetrokken, wat daarvan ook zij, kan dit niet leiden tot de uitkomst dat de personenauto door eiser ten behoeve van een door hem gedreven onderneming zou zijn aangeschaft.
8. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, voorzitter, mr. J.J. Westerbaan en mr. W.W. Monteiro, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.HvJ EU 1 april 1982, zaak 89/81, ECLI:EU:C:1982:121.
2.HvJ EU 14 februari 1985, zaak 268/83, ECLI:EU:C:1985:74.